Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Slangen en haar vergif.

Indië is het paradijs der slangen. Zij vermenigvuldigen er zich, en warmen zich in de zon, voeden zich met planten, en bereiken er door haar weelderig leven den hoogst mogelijken ouderdom, terwijl zij er de menschen veel meer verontrusten, dan de menschen haar.

Niet alleen bevinden zij zich op het land, maken de wegen onveilig, doorploegen de wateren van vijvers en stroomen, maar zij dringen ook zelfs huizen binnen; er is bijna geen tuin of men treft er de familie der cobra's aan. De slang, karait genaamd, kruipt gaarne langs den rand van de bungalows in huis en laat zich in een bed vallen, waarvan zij de zachte warmte op prijs stelt, of zij verstopt zich achter een waschkom en kruipt in de half geopende laden.

Een reiziger, die in een slaapwagen de vallei van den Doon, aan den voet van het Himalayagebergte, overstak, bemerkte, toen hij op de plaats van bestemming aankwam, dat hij meer dan 67 K.M. had afgelegd in gezelschap van een karait, die zich onder zijn hoofdkussen in elkaar gekronkeld had.

Als men 's avonds zonder licht op een slaapkamer komt, is men nooit zeker niet een van deze gevaarlijke gasten te ont-

[pagina 262]
[p. 262]

moeten; want uitteraard lui, gaat ze niet uit den weg om de menschen te laten passeeren, en als men haar stoort, bijt ze. Haar beet staat gelijk met dien van de cobra.

In Indië komen jaarlijks ongeveer 22 duizend menschen om door slangebeten. Het zijn voor het grootste deel inboorlingen, die als slachtoffers vallen, voornamelijk omdat deze menschen op bloote voeten loopen. In de eerste plaats is het leer van den schoen een bescherming tegen den beet, en in de tweede plaats maakt men met schoenen aan de voeten leven; als het dier dus niet al te veel gegeten heeft of vast slaapt, vermijdt het wel een schop. De Hindoe denkt er bovendien volstrekt niet aan de wond te laten verbinden of uitbranden, opdat het gif zich niet aan het bloed zou meededen. Hij is fatalist en zegt: ‘Ik ben door een slang gebeten,’ wat hetzelfde beteekent als: ‘Ik ga dood.’ Of wel, hij zoekt hulp bij een toovenaar of slangenbezweerder, en heeft nog een straaltje hoop tot aan het einde toe, dat doorgaans niet lang uitblijft.

Het gouvernement stelt alle pogingen in het werk om deze levende plaag te bestrijden. Het heeft prijzen uitgeloofd voor het verdelgen der dieren, maar zij komen in zulke groote getalen in, dat men zich afvraagt of de jagers niet tevens kweekers zijn; maar daar de inboorlingen er tot heden nog nimmer in geslaagd zijn, vergiftige slangen in gevangenschap te doen voorttelen, bestaat er ook geen grond voor deze veronderstelling.

Terwijl men op deze wijze de slangen tracht uit te roeien, wordt er ook voor gezorgd dat de nesten, waarin deze dieren leven en voorttelen, vernietigd worden, maar niettegenstaande al deze voorzorgsmaatregelen nemen zij niet in aantal af, en er worden altijd evenveel menschen door haar gedood. Dit verschijnsel geeft nog meer voedsel aan het bijgeloof der inboorlingen, die de slangen in 't algemeen, en in het bizonder de cobra's, als heilige wezens beschouwen.

Er zijn huizen, waar men voor deze gasten pannen met melk en eieren gereedzet, en op den Nag-Panchami, den feestdag der slangen, zet men ze zelfs buiten. Het is gevaarlijk om 's avonds het woord sam (slang) uit te spreken; de cobra vindt deze benaming oneerbiedig en wreekt zich gedurende den nacht; men moet haar kira (worm) noemen; de vergelijking met een onschadelijk dier vleit haar en stemt haar zachter.

Als een voetganger onderweg een cobra ontmoet, die den kop opsteekt en den nek uitzet, beschouwt hij dat als een gunstig voorteeken, en is hij overtuigd dat hij op reis niet gebeten zal worden.

Een ander soort slang, de dhaman of zweepslang, die zich voornamelijk met ratten voedt, komt veel voor in de huizen der Hindoes. Zij heeft geen giftanden, maar wordt evenals de cobra gevreesd, omdat haar staart, zooals men zegt, doodelijke wonden kan toebrengen, zoodat het onschuldige dier, door den schrik dien het verspreidt, in groote veiligheid leeft.

Als een cobra in het huis, dat zij met haar bezoeken vereert, een dreigende houding aanneemt, denkt men er niet aan haar te dooden; men beproeft eenvoudig haar te overreden om te vertrekken. Doorgaans wordt een klein meisje uit de familie daarmee belast, want iedereen weet, dat een vergiftige slang nog nooit een maagd gebeten heeft. Als men geen meisje bij de hand heeft, neemt men zijn toevlucht tot slangenbezweerders. Ontegenzeglijk bezitten deze menschen een groote handigheid in hun omgang met deze kruipdieren. Zij spelen wel is waar dikwijls met een onschadelijk soort van slangen, die het publiek moeilijk van de schadelijken kan onderscheiden, maar niet zelden hebben zij bij hun troep ook enkele cobra's. Het is niet waar, dat zij hun interessanten leerlingen hun giftige tongen uittrekken; deze voorzorgsmaatregel zou weinig baten, want de klieren zouden het gift toch verspreiden en een beet met de kleine tanden zou toch doodelijk zijn. Hebben zij dan een geheim? Het is natuurlijk in hun belang om dat te doen gelooven. Sommigen zeggen dat zij zich tegen het vergif inenten door een middel van dokter Calmette, van wien wij later meer zullen vertellen. Stellig dragen zij zorg om de beten zooveel mogelijk te vermijden, en bijna altijd hebben zij bij zich een mangouste, den grootsten vijand van de cobra, om, wanneer de slang boos wordt en een dreigende houding aanneemt, deze op haar te werpen.

Werkelijk voert dit diertje, dat in vorm veel overeenkomst heeft met een groote wezel, tegen de slangen, waarmee deze zich voedt, een verwoeden oorlog. Zij is zoo lenig, haar bewegingen zijn zoo vlug en onvoorzien, dat haar tegenstander, al draait hij ook den kop bliksemsnel om, zeer zelden de mangouste grijpt, of zoo hij haar al te pakken krijgt, verdwijnt het gif in het haar; het is een verkeerde veronderstelling, dat de mangouste niet vatbaar is voor het gif, 't zij uit de natuur, 't zij zooals de Hindoes beweren door het eten van een soort van gras, dat haar onkwetsbaar maakt. 't Is een feit dat het kleine, viervoetige dier doorgaans eindigt met de slang onder aan den kop te grijpen en haar de ruggestreng door te bijten.

De mangouste zoekt de nabijheid van de menschen op. Hun veelvuldig voorkomen in de woningen en tuinen is waarschijnlijk het beste middel tegen deze kruipende bezoekers.

* * *

 

De vergiftige Indische slangen worden in drie hoofdsoorten verdeeld: de adderslang, die zich onderscheidt door een langwerpigen kop, waarvan de schubben, die van onder het oog uitgaan, loopen tot aan het neusgat; de valsche slang, die zich van de anderen onderscheidt door een klein gat dat zij aan iederen kant van den kop tusschen het neusgat en het oog hebben, en de echte slangen, waarvan de kop, evenals bij de valsche, groot en plat is, en welker hals bedekt is met menigvuldige schubben, maar die het gat missen, waarvan we zoo even spraken.

Van de karait en de cobra hebben wij reeds melding gemaakt. Deze laatste heeft onder aan den kop een dikke plooi in de huid, die zij in oogenblikken van woede kan uitzetten als een soort kap. Haar beet is nog meer dan die van de karait te vreezen; bijna in alle gevallen volgt de dood; alleen het onmiddellijk afzetten van het gebeten lichaamsdeel kan het werken van het gif tegengaan. Men haalt zeldzame voorbeelden aan van de kwaadaardigheid en de snelle werking van het gif.

Een houthakker, in den vinger gebeten, hakte dien onmiddellijk met zijn bijl af. Een oogenblik later, berouw krijgende over die handeling, raapte hij den nog warmen vinger op, en duwde hem op zijn plaats terug; het vergif deelde zich evenwel mee aan de bloedvaten, die nu weer in aanraking met elkaar waren, en de man viel dood neer.

Een ander, die een cobra gedood had, hakte deze den kop af en ging dien in triumf aan zijn vrienden laten zien; onderweg evenwel haalde hij zich de hand open aan een der tanden en betaalde deze onhandigheid met het leven.

Als laatste voorbeeld halen we nog aan dat van een vrouw met haar kind, beiden vergiftigd, omdat een cobra haar gebeten had, terwijl zij haar zuigeling voedde.

Dit vreeselijk vergif staat gelijk met dat van de ratelslang, waarmee de Indianen (roodhuiden) hun pijlen vergiftigen. Zij geven aan de ratelslang, die stevig vastgebonden, dus woedend is, de lever van 't een of ander dier om in te bijten, en als deze voldoende met het vergif doordrongen is, duwen zij er de punten van hun wapens in. De Hindoesche dokters, die zich van het vergif van de cobra bedienen bij het samenstellen van hun geneesmiddelen, sluiten in een aarden pot een van deze dieren, met een banaan (Indische vrucht), en zetten dien op het vuur. Het gekwelde dier bijt woedend in de banaan. Wanneer het gebraden is, neemt

[pagina 263]
[p. 263]

men de banaan weg en droogt deze zorgvuldig in de zon, om ze tot poeder gemalen als opwekkend middel te gebruiken. Men gebruikt ze nog voor practischer doeleinden. Zooals kwade tongen zeggen, vergiftigen de looiers er de kudden van hun buren mee, teneinde de huiden goedkooper te kunnen koopen. Over 't algemeen houdt men dit evenwel voor lastertaal, want het slangenvergif is alleen dan nadeelig, wanneer het zich met het bloed vermengt, want men kan het ongestraft innemen. Men zou dus het vergif niet in de maag van het dier moeten brengen, maar onder zijn huid. Mr. E.C. Cotes, van het Indische museum te Calcutta, twijfelt er geen oogenblik aan of deze maatregel in practijk gebracht wordt, daar het vergif in de organen geen enkel spoor achterlaat en het bijna onmogelijk is het door chemisch onderzoek te ontdekken.

Dr. Calmette, van het instituut Pasteur, van wien we reeds vroeger melding maakten, verzamelt de vloeistof op sla- of koolsblâren, waarin hij de slang laat bijten; op het oogenblik van den beet is de vloeistof kleurloos of heel licht geel. Het kan langen tijd bewaard worden in hermetisch gesloten flesschen, wanneer deze tenminste niet aan de zon worden blootgesteld, wat de giftige eigenschappen zou doen verminderen.

Gedroogd ziet het er uit als geelachtige gom en houdt onveranderd zijn giftgehalte. Zelfs is een man, die met een wondje, dat hij aan den vinger had, in aanraking kwam met het poeder, dat reeds veertien jaar geleden gedroogd was, in zeer korten tijd gestorven.

De chemische samenstelling van het vergif van de cobra komt, wat zeer merkwaardig is, bijna overeen met die van de albumine van het ei, wat een zeer kostbare voedingstof is. De albumine bevat 21 à 23 deelen zuurstof, 7 deelen waterstof, 15 à 17 deelen stikstof, 51 à 54 deelen koolstof en 2 à 3 deelen zwavel. In het vergif van de cobra vindt men 52 deelen koolstof, 7.05 waterstof, 19.20 stikstof en 21.33 zuurstof en zwavel.

De grootste der vergiftige slangen in Indië, die gelukkig het zeldzaamst voorkomt, is de hamadrya, die tot de familie der cobra en karait behoort, en tevens een germain neef is van de koraalslang uit Amerika en de Egyptische slang, zoo beroemd geworden door Cleopatra. Zij is dikwijls meer dan vier meter lang. De gewone goochelaars bedienen er zich niet van, en zelfs de knapste slangenbezweerders zouden ze niet gaarne onder hun pensionaires tellen. Ook de andere slangen gaan haar uit den weg, want zij zijn voor haar het voorwerp van een heerlijk voedsel.

De hamadryas stapelen een groote hoeveelheid gedroogde bladeren op elkaar, waarop zij hun eieren leggen, en waarbij zij voortdurend de wacht houden, om de indringers op een afstand te houden. Het gebeurt wel eens, dat een deel van den weg op deze wijze door een paar hamadryas versperd wordt, en wee den mensch of het dier, dat haar nadert. De slang verheft zich, en zoo zij hem bij het eerste uitrekken van haar enorm lichaam nog niet bereikt, zet zij hem met de snelheid van een automobiel achterna. Daartegenover staat, dat de hamadryas in andere omstandigheden bizonder lankmoedig is.

Ten slotte moeten we nog melding maken van de zeeslang, welker bestaan dikwijls in twijfel getrokken, maar helaas maar al te waar is. Als herkenningsteeken heeft zij een hoornachtigen, platten staart in den vorm van een roeispaan; dit is haar zwemgordel en tevens haar roer. Op sommige tijdstippen houdt zij zich op in de baai van Bengalen. Acht of negen jaar geleden kwam er een enorme hoeveelheid van deze dieren de rivier Hougly opzwemmen en bereikte Calcutta, dat op omstreeks 130 K.M. van de zee gelegen is. Men vond ze zelfs tot in de buizen der waterleiding. De vreemdste verhalen zijn omtrent deze dieren bij de visschers in omloop. Hun vergif heeft een geheel bizondere uitwerking, als men tenminste moet gelooven wat er verteld wordt van een zeekapitein, die gebeten werd terwijl hij in de haven van Moulmein aan 't zwemmen was; hij werd dadelijk vroolijk, zeer spraakzaam en opgewekt; hij voelde in zich een warmte en een overspanning, die eer prettig dan onaangenaam was. Dit belette evenwel niet, dat hij na verloop van 72 uren stierf, gedurende welke hij veel spiritualiën gedronken had om zich staande te houden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken