Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 366]
[p. 366]

Paula's piano.
Een muzikale verhandeling, bestaande uit twee alleenspraken, een samenspraak en twee brieven.

Zij. ‘Er is eigenlijk niets vervelender dan vrouw te zijn, te meer, daar het maar zoo zelden schrikkeljaar is, en men te welopgevoed is, om, als het al eens voorkomt, er gebruik van te maken.

't Is toch eigenlijk te dwaas om van te spreken dat ik op ééne verdieping woon met een dame van gezelschap en Marcus op een lagere met een oude huishoudster; wat zou het een boel voordeeliger zijn om de huishoudster en de juffrouw van gezelschap weg te zenden, en samen één huishouden te hebben! - nog niet eens gesproken van de gezelligheid, die het voor hem zou hebben.

Ik kan mij maar niet

illustratie
“Wat zeg je, speelt Martha een fuga van Bach?”


begrijpen, waarom hij mij niet ten huwelijk vraagt; ik weet zeker dat hij mij liefheeft, ik lees het in zijn oogen, en omtrent de oogen van een man vergist men zich nooit - tenminste als zij zoo donker zijn als die van Marcus, met twee ringen om den pupil.

Hij verdient geld genoeg, want behalve zijn beroep, wat hem aardig wat moet opbrengen (hij zingt iederen avond hier of daar), weet ik, dat hij geld van zichzelven heeft. Wij passen in alle opzichten zoo goed bij elkaar. Nu ja, op dit ééne punt verschillen wij wel een beetje, maar van mijn klein bedrog (bij deze woorden wijst zij op een voorwerp bij de piano) weet hij niets af.

En toch schijnt het mij toe, dat ik er niet goed aan doe, of ik er mij voor schamen moet.... Het ding heeft nog 600 gulden gekost, en ik heb het mij alleen aangeschaft met het doel om den man, die een verdieping onder mij woont, te doen gelooven, dat ik muzikaal ben (hij is zanger van beroep). Bah, ik zal het verkoopen. Het moet hem wel vreemd lijken, dat, hoewel hij dikwijls komt, hij nooit in mijn boudoir gelaten wordt - ik zeg hem altijd, dat het toevallig overhoopligt.

O, hemel, als het waar is, dat zooals Corneille zegt: “Bedrog alleen een spel is, gespeeld door kleine zielen”, wat moet mijn ziel dan wel beperkt zijn.

't Is ook volstrekt niet goed om thuis te blijven zitten met een handwerk, dat tot niets nut is, alleen in de hoop dat een persoon, die mij het hof maakt, wel eens aan zou kunnen komen. Ik ga uit en zal een advertentie zetten in de “Vrouwen Wijsheid” en zien of de een of ander dat ding (hierbij wijst zij weer naar de piano) hebben wil; voor dat geld koop ik mij een Persisch katje en een sealskin cape.’

(Verdwijnt).

* * *

Hij (tot zijn pijp). ‘Wat vervelend, dat je ieder oogenblik uit bent; maar dat komt er ook van als men altijd zoo in gedachten is. Wat zou je een boel lekkerder smaken, vriend, als je door haar lieve vingers gestopt was, en als zij daar tegenover mij zat om je weer aan te steken als je uitging, iets, wat dunkt me heel dikwijls zou gebeuren, als zij en ik alleen waren....

Bah, maar dat droomen leidt tot niets. Het kan nooit iets worden. Hoe zou ik nu kunnen trouwen met een vrouw, die altijd pianospeelde als ik wilde studeeren? Ik zou haar ook niet kunnen vragen het op te geven, daar haar spel mij zoo goed toeschijnt, als het slechts door een jarenlange onvermoeide studie kan verkregen worden. Het is waar, dat ik het slechts gehoord heb door een vloer en een plafond, maar die schijnen den klank nog te verhoogen, en de duidelijkheid en zuiverheid van ieder loopje en trillertje des te beter te doen uitkomen.

Paula's studeeren is bizonder vreemd en haar repertoire zeer beperkt. Zij speelt nooit gamma's of vingeroefeningen, maar heeft alleen zeven stukken, die mij vreemd en zeer ongelijksoortig gekozen toeschijnen. ‘Een Rhapsodie van Liszt, de Jolly Monk Polka, Beethovens Marche Funebre, een ballade van Chopin, Maisy is a Daisy, en een Fuga van Bach. Ik kan het niet vatten, maar zooveel is zeker, dat dit talent van haar een vereeniging van ons beiden onmogelijk maakt.

't Is misschien dwaas van mij om te spreken van een vereeniging van ons - maar ik geloof toch wel, dat zij een heel klein beetje om mij geeft - wanneer zij lacht is er een zekere trek op haar gelaat, die het mij verraadt.

Zou zij het misschien willen opgeven? O, maar het zou schandelijk van mij zijn, haar dit te vragen, en, gesteld dat zij het deed, dan weet ik tòch, dat na ons huwelijk haar vingers zouden jeuken naar de “Polka” of de “Fuga”, en dat zij voortdurend zou denken aan alles waarvan zij afstand heeft gedaan door gebonden te zijn aan een dwaas zooals ik, een beroepszanger.... En bovendien, zij mocht mij eens willen accompagneeren, dat zou stellig aanleiding geven tot twisten (ik ben met een accompagnateur nooit langer dan een maand goede vrienden geweest). Ik moet dus voorgoed mijn droom voor vrouwenliefde opgeven, en de kunst voortaan mijn eenige meesteres zijn. Ik zal nu voor het laatst haar nog eens een visite gaan maken, ofschoon zij, nu die elllendige piano zwijgt, wel uit zal zijn. Maar ik zal mijn geluk nog eens beproeven, en daarna, mijn vriend, moeten jij en ik met elkaar oud worden.’

(Legt zijn pijpje neer en verdwijnt).

[pagina 367]
[p. 367]

Hij (tot het meisje dat de deur opendoet): ‘Is juffrouw Paula thuis?’

Meisje: ‘Neen mijnheer, zij is uitgegaan.’

Hij: ‘Zoo, hm... dat spijt mij... Hoe laat wacht je de juffrouw terug?’

Meisje: ‘Dat heeft ze niet gezegd, mijnheer!’

Hij: ‘Dank je. Wil je zeggen dat ik geweest ben, en... (tonen van een fuga van Bach treffen zijn oor) - maar, Marie, nu geloof ik tòch, dat je je vergist, met te zeggen, dat de juffrouw uit is.’

Meisje: ‘Neen, mijnheer!’

Hij: ‘Maar ik hoor haar hier spelen.’

Meisje: ‘Neem u mij niet kwalijk, mijnheer, maar dat is niet zoo!’

‘Hij: ‘Maar ik zeg je tòch, ik herken haar stuk, en haar aanslag.’

Meisje: ‘Neen, mijnheer, 't is niet zoo?’

Hij: ‘Maar, wie speelt er dan?’

Zij: ‘Nu, mijnheer, ik spreek niet graag kwaad van mijn vriendin, maar het is Martha, de keukenmeid.

Hij: Wat zeg je, speelt Martha een fuga van Bach? Hoe bedoel je dat?’

Meisje: ‘Wel, mijnheer, ik heb haar al gezegd niet te knoeien met het ding terwijl de juffrouw uit was, maar er is niets aan te doen, Martha is koppig en houdt veel van muziek. De “Fuga” is bepaald haar lievelingsstuk, omdat het zooveel leven tegelijk maakt. Het zou mijn enkels zeker zeer gaan doen, want het is een zwaar werk; bovendien zou ik duizelig worden zoo gauw als het papier ronddraait, ik doe het dus nooit, mijnheer.’

Hij (met zijn vingers door het haar strijkende): ‘Wat doe je nooit?’

Meisje: ‘Wel, mijnheer, met juffrouw Paula's pianola werken.’

Hij: ‘Wat? Wil je zeggen, dat juffrouw Paula zelf niet speelt, dat de muziek, die ik hoor, komt van een instrument dat aan de piano bevestigd wordt?’

Meisje: Ja, mijnheer!’

Hij: ‘Kan juffrouw Paula zelf dan niet spelen?’

Meisje: ‘Geen noot, mijnheer. Ik heb haar hooren zeggen, dat zij op school erg dom was in de muziek, en dat zij daarom dit ding kocht om aan de piano te bevestigen; het speelt ieder stuk dat men wil, als je maar niet ophoudt met je voeten te trappen. Juffrouw Paula heeft voorloopig zeven stukken gekocht, maar Martha hoopt, dat zij er wat bij zal koopen, want deze worden wel wat vervelend.’

Hij: ‘Dank je, dank je wel, Marie. Zeg, Marie, vertel de juffrouw maar niet, dat ik hier geweest ben, of zeg maar niet, wat je mij van dat ding verteld hebt... Misschien wil je hier wel een kleinigheid voor koopen!’ (Hij geeft haar een gulden).

Meisje: ‘Vriendelijk bedankt, mijnheer, (terwijl hij van plan is weg te gaan). Ik hoop maar, dat ge nu niet minder over de juffrouw denkt, nu ge weet dat ze niet kan spelen, want er zijn heel veel dingen, die zij wel kan.’

Hij: ‘Marie, je hebt me tot den gelukkigsten man ter wereld gemaakt! Goedenmiddag.’ (loopt bij twee treden tege ijk de trap af, en gaat zijn eigen deur binnen).

* * *

(Zijn brief aan haar).

Paula. Ik ben plotseling tot een besluit gekomen, en kom je een vraag doen, die mij reeds maanden lang op de lippen brandt en mijn hart onstuimig doet kloppen, Lieve, wil je het lot deelen van een armen liedjeszanger? Wil je voor hem waar maken de balladen van beantwoorde liefde, zoodat, wanneer hij zingt, het publiek kan voelen, dat het niet maar ijdele woorden zijn? Wil je mijn vrouw worden, Paula, en mij voor mijn leven gelukkig maken? Wees genadig, en laat mij vandaag nog, liefst omgaand, je antwoord weten.

Marcus Dalmont.

(Haar brief aan hem).

Ik heb zoo juist je schrijven ontvangen, Marcus, en ik weet niets beters te zeggen, dan dat het mij zeer gelukkig maakt. Mijn antwoord is dan ook volmondig ‘ja’. Maar zult ge me nog willen hebben, als ik je iets vertel, dat je stellig weten moet? Waarschijnlijk heb je van mijn verdieping af prachtig piano hooren spelen, en ik ben er zeker van, dat je gedacht hebt, dat ik het deed; maar Marcus, - ik kan geen noot spelen - zelfs niet zooveel om een eenvoudig liedje te accompagneeren! De muziek, waarnaar je geluisterd hebt, was van de pianola, die ik gekocht heb, toen ik pas hier kwam. Als je nu voelt, dat je door het leven gaan kunt met een onmuzikale vrouw, kom mij dan dadelijk opzoeken - maar als je over een kwartier niet hier bent, zal ik overtuigd zijn, dat je verliefd was op de pianola en niet op - Paula.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken