Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4 (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4
Afbeelding van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (23.08 MB)

Scans (84.41 MB)

ebook (24.79 MB)

XML (2.41 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 4

(1902)– [tijdschrift] Huisvriend, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Aan trapèze en langs koord.
Met illustratiën.

Onder de meest optimistische klasse van menschen, die tevreden zijn met het grootste gedeelte van hun leven in gevaar door te brengen, neemt de gymnast van beroep zeker een eerste plaats in. Acrobatische toeren aan de trapèze, koorddansen, paalklimmen en alle andere vertooningen in de lucht, zijn vol gevaren voor hen, die ze uitvoeren. Hoe handig een gymnast ook is, de kleinste misgreep, de geringste misrekening kan noodlottige gevolgen hebben.

Van den gymnast van beroep kan gezegd worden, dat hij letterlijk zijn leven in de

illustratie
‘Wonder boven wonder kwam ik op mijn voeten terecht!’


handen heeft, want van de stevigheid van zijn greep hangt zijn leven af. Een van de beroemdste lucht-athleten ter wereld maakte onlangs de volgende opmerking: ‘Het eene oogenblik zijt ge vol vertrouwen in je eigen onfeilbaarheid, en in het volgende duikel je naar beneden, om misschien voor dood te worden opgenomen!’ Hij sprak van zijn eigen treurige ervaringen in dit opzicht, en dikwijls heeft het eenvoudigste kunstje een noodlottigen afloop.

Meer dan twintig jaar geleden zag de schrijver van dit artikel een moedigen gymnast, Artois genaamd, doodvallen, terwijl hij bij een voorstelling te Dublin optrad. Als vliegend trapèzewerker kende Artois zijn meerdere niet, en zijn naam alleen was voldoende om de zaal, waar hij zou optreden, stampvol te doen worden. Zijn kunsten waren in de hoogste mate verbazingwekkend, en slechts een kleine misrekening stortte hem in het ongeluk.

Een van zijn stoutste verrichtingen was, geblinddoekt van de eene trapèze naar de andere te vliegen; bij het grijpen van de tweede trapèze maakte hij een zeer kleinen misgreep, en als een houten blok viel de ongelukkige man op het harde, niet van een matras voorziene tooneel.

‘Als er maar een net geweest was, dan zou de man niet gedood zijn,’ meenden velen der toeschouwers; maar Artois wilde bij zijn vertooningen van geen net weten en beschouwde het als geheel overbodig.

Hij geloofde niet in het net als een levensredder, en het is zeker, dat als een man, die een misgreep gedaan heeft, in een net valt, hij evengoed gedood kan worden, zooals het geval was bij Uno de ‘Menschelijke Vlieg’ en Lola een trapèze-werkster in New-York, eenige jaren geleden.

In het eerstgenoemde geval liep het slachtoffer met het hoofd naar omlaag, zestig voet boven de toeschouwers, langs een reeks ringen, waardoor hij zijn voeten stak, terwijl hij bij iederen stap aan een ring bleef hangen.

Het ongeluk had zoo plotseling plaats, dat niemand wist wat er eigenlijk gebeurde vóór het te laat was. Een van de ringen was gebroken en de arme kerel, die zoo op zijn kracht gebouwd had, viel in het net en brak zijn nek.

Ongeveer op dezelfde wijze kwam Lola, een jonge en aardige acrobate, aan haar eind. Zij viel van een trapèze in een net, wat zoo veerde, dat zij op het tooneel terechtkwam en voor dood bleef liggen.

Evenals velen denken, dat, als er maar een net gespannen is, er weinig of geen gevaar is, zoo zijn ook anderen van meening dat een kunstenmaker in de lucht de macht of de behendigheid heeft zich onder het vallen zoo om te draaien, dat hij altijd op zijn voeten terechtkomt; dat is evenwel niet zoo.

Wel maakt het een deel van de opvoeding van den gymnast uit om te weten, ingeval hij bij een voorstelling komt te vallen, hoe te handelen; voelt hij bij voorbeeld dat hij van een zekere hoogte valt en er is een net onder hem uitgespreid, dan weet hij dat het het veiligst is voortdurend rond te draaien of zooveel mogelijk duikelsprongen te maken, als hij kan tenminste.

De vreeselijke schok, dien een veerend net bij het neerploffen van een lichaam krijgt, zal door laatstgenoemde handeling voor een groot deel gebroken worden. Maar bepaald belachelijk is de theorie, dat een man die valt, onder zijn duikeling alles zoo zou kunnen uitrekenen, dat bij den eersten hinderpaal dien hij onderweg ontmoet, hij op zijn voeten terecht zou komen. Het gebeurt wel eens dat een kunstenmaker al vallende op zijn beenen terechtkomt, en dan zeggen zijn ondervinding en instinct

[pagina 381]
[p. 381]

hem hoe te handelen om den schok zoo gering mogelijk te doen zijn.

Een gymnast, die al zijn zinnen bij elkaar heeft - en wee dengeen die dat niet heeft -, zal door de elasticiteit van knieën en lichaam de gevolgen van zijn val kunnen verminderen, zoodat er kans bestaat dat hij er ongedeerd afkomt; maar als algemeenen regel kan men aannemen dat een man, die van een aanzienlijke hoogte valt en onder wien geen beschermend net is gespannen, heel weinig kans heeft er het leven af te brengen.

‘Ik geef nooit een voorstelling zonder net en zal daar ook nooit in toestemmen,’ verklaarde Mr. Cee-Mee, die, in vereeniging met twee dochters en een zoon, zulke verbazende toeren in de lucht maakte, dat geheel Londen er vol van was.

‘Ik geloof in het net, en

illustratie
Fenton hing midden in de lucht, 40 voet boven den grond.


was dat niet het geval geweest, dan zou ik in 1884 ongetwijfeld zijn doodgevallen.

Ik was voor het seizoen 1884-85 geëngageerd voor het oude hippodrome te Parijs, en daar mijn voorstellingen een geheel nieuw karakter droegen, kwam ik in de gunst van de Parijzenaars, die niet nalieten mij er de duidelijkste bewijzen van te geven.

Maar het gebeurde dat mijn Engelsche assistent, die mij jaren lang geholpen had, mij vrij plotseling in den steek liet, zoodat ik afhankelijk was van een Franschman, die nog weinig van mijn kunstverrichtingen afwist.

Den avond dat ik het eerst met hem optrad, ging alles heel goed tot aan mijn laatsten toer. Deze bestond in het springen van eene trapèze naar de andere door een met vloeipapier beplakten hoepel. Nu werd de hoepel eenigszins anders gehouden dan ik gewoon was, de teenen van mijn voeten raakten den rand van den hoepel aan, en daardoor miste ik mijn gewonen zwaai. Ik raakte maar even den stok van de tweede trapèze aan en viel...

Het oude hippodrome was zeer hoog, zoodat ik wel zestig voet vallen moest alvorens den grond te bereiken.

De aanraking van den hoepel door mijn teenen, hoe gering die ook was, gaf mij in het vallen een draaiende beweging, zoodat ik achter elkaar meer duikelingen maakte, dan ik in mijn geheele loopbaan als gymnast ooit gedurende een geheele voorstelling gemaakt had.

Op vijf en veertig voet onder mij bereikte ik het net, veerde terug als een elastieken bal, terwijl ik nog steeds rondduikelde. De toeschouwers stonden als één man op en juichten mij als gekken toe. Zij dachten dat dit alles bij de voorstelling hoorde.

Toen ik na het opspringen weer in het net terechtkwam, stond ik op mijn voeten en had voldoende tegenwoordigheid van geest om mij goed te houden. Ik boog en verwijderde mij onder een storm van toejuichingen.

Toen ik mij naar mijn kleedkamer spoedde, ontmoette ik den directeur, die mij allervriendelijkst toelachte.’

‘Dat is een prachtige nieuwe toer, Cee-Mee,’ riep hij uit, ‘dien moet ge iederen avond vertoonen.’

‘Dat kunt ge denken,’ was mijn weinig vriendelijk antwoord.

‘Ik hecht veel waarde aan een net,’ ging Mr. Cee-Mee voort. ‘Als het er dien avond niet geweest was, ware ik zeker te pletter gevallen.

‘Slechts bij ééne gelegenheid heeft een net mij niet gehouden. Het was in 1880 in het circus Fernando te Parijs. Ik was gewoon iederen avond mij te laten vallen in een net dat veertig voet onder mij was. Destijds,’ ging Mr. Cee-Mee glimlachend voort, ‘had ik geen last van groote salarissen, en mijn net was blijkbaar niet uit de allerbeste bestanddeelen samengesteld, wat ten gevolge had, dat ik op zekeren avond door het net heenviel.

‘Wonder boven wonder kwam ik op mijn voeten terecht, hoewel ik tot heden nog niet weet hoe dat geschied is, en niemand was meer verbaasd dan ik, dat ik niet het minste letsel bekomen had.’

Hoewel Mr. Cee-Mee langzamerhand grootvader geworden is, is hij nog vlug en lenig genoeg om aan de vliegende trapèze te werken.

Een Amerikaansche gymnast, Fenton genaamd, had eens een avontuur, dat hij niet licht zal vergeten. Zijn voornaamste toer was van zeer bizonderen aard. Aan het hoogste punt van het dak van de circustent, waarin hij voorstellingen gaf, was een half-inch ijzerdraad vastgemaakt en liep in een hoek van ongeveer 45 graden naar beneden naar een zes voet hoogen paal. Vlak onder het linnen van het dak was een vloertje opgehangen naast het boveneind van den draad. Dit was juist groot genoeg om Fenton en zijn helper, die met een katrol naar boven werden geheschen, te houden. De assistent moest de voeten van Fenton bij elkaar binden en diens handen op den rug.

Langs den draad liep een katrol met een gleuf er in en aan de katrol was een stuk leer, ter lengte van een voet bevestigd. De toer van Fenton bestond in het met de tanden vastgrijpen van het stuk leer, en gebonden als hij was, zich laten zakken van het vloertje langs den veerenden draad naar het circus, waar hij in de armen van een circusknecht werd opgevangen.

Er was geen net gespannen, daar dit door den eigenaar van het curcus als een overbodig iets beschouwd werd.

Deze vertooning werd als het glanspunt van den avond beschouwd en lokte veel bezoekers; avond aan avond was de toer in andere steden goed gelukt, maar het gebeurt maar zelden, dat hij op den duur goed blijft gaan. Op zekeren avond dat Fenton zich van het vloertje had laten zakken, bemerkte men dat hij veel langzamer ging dan gewoonlijk. De menigte onder hem wachtte ademloos naar zijne bliksemsnelle daling. Maar er scheen iets niet in den haak.

[pagina 382]
[p. 382]

De gymnast bleef hangen toen hij een paar meter gezakt was. De draad, waarlangs hij gleed, scheen uit de gleuf van de katrol gezakt te zijn en deze weigerde iederen voortgang.

Fenton hing midden in de lucht, 40 voet boven den grond, aan handen en voeten gebonden, volkomen hulpeloos, aan een stukje leer, dat hij tusschen zijne tanden klemde. De tocht naar omlaag duurde anders altijd maar een paar seconden; 't was dus niet na te gaan hoelang hij aan zijn tanden zou kunnen blijven hangen.

Het was duidelijk dat iemand òf tegen den draad moest opklimmen òf zich er langs laten zakken. De toeschouwers vlak onder hem waren uit den weg gegaan, toen zij begrepen, dat Fenton ieder oogenblik op hun hoofden kon komen vallen. Onder hem waren nu ruw houten circusbanken - planken door paaltjes gestut.

Dat de ongelukkige gymnast zijn vreeselijken toestand begreep, was duidelijk. Niettegenstaande het kunstmatige rood op zijn gezicht aangebracht, zag hij nu doodsbleek en groote droppels zweet waren in het schijnsel van de naphtalampen op zijn voorhoofd zichtbaar. Zijn blikken waren die van een sterken man in doodsangst. Kreten klonken van alle zijden. Wijze en minder wijze raadgevingen gingen uit honderden kelen op.

Fenton had nu een halve minuut gehangen; hij verklaarde later, dat het hem uren had toegeschenen. Het was te zien dat zijn krachten uitgeput raakten.

Plotseling klonk er een schorre stem boven het rumoer uit, die riep: ‘Zie het nog een oogenblik uit te houden, ik kom naar omlaag.’

Het was de assistent op het vloertje. Gedurende eenige oogenblikken was ook hij verstijfd van schrik geweest, maar hij liet zich nu langs het koord naar omlaag glijden. Ten laatste bereikte hij den bijna uitgeputten gymnast.

Zou hij hem kunnen redden?

De moedige man ging aan zijn linkerarm hangen, terwijl hij zijn beenen om Fenton's lichaam sloeg, teneinde dezen zooveel mogelijk steun te geven. Hij beproefde toen met zijn rechterhand het koord in de gleuf van de katrol te krijgen, in welke poging hij evenwel niet slaagde. Geforceerd door het zware gewicht dat er aan hing, kon hij de katrol niet heen of weer krijgen.

‘Snijd de banden om de polsen los,’ riep een stem van beneden.

Daar kwam een mes uit den zak van den moedigen redder. Hij opende het met zijn tanden en een oogenblik later waren Fenton's handen vrij. Hij sloeg oogenblikkelijk zijn handen om het koord.

Beide mannen waren nu volkomen uitgeput. Zij rustten een oogenblik uit, terwijl de assistent nog steeds zijn beenen om Fenton's lichaam hield. Langzamerhand daalden zij toen langs het koord naar beneden en kwamen ten slotte te midden van de onstuimigste toejuichingen in het circus terecht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken