Indische Letteren. Jaargang 17
(2002)– [tijdschrift] Indische Letteren[p. 11] | ||||||||||||
Oost-Indische nouvellen tijdens de VOC
| ||||||||||||
Strenge maatregelenReeds voor de stichting van Batavia in 1619 hielden de eerste gouverneurs-generaal, Pieter Both en Jan Pietersz Coen, varend door de Indische wateren of verblijvend in de Bantamse handelsloge, hun opdrachtgevers, de Heren Zeventien, op de hoogte van de gebeurtenissen in Oost-Indië. Hun uitgebreide brieven waren maandenlang onderweg naar het vaderland en zelf moesten ze even zo lang wachten op antwoord. Op te voorkomen dat het vaderlandse en Bataviase nieuws in de golven zou verdwijnen, werden de brieven gekopieerd en over de schepen van de VOC-vloot verspreid. Kregen Both, Coen en hun opvolgers alle ruimte om over hun bevindingen te berichten, andere VOC'ers waren gebonden aan de geheimhoudingsplicht. Ze mochten geen letter schrijven over de gebeurtenissen die de VOC, de Heren Zeventien en de Bataviase bestuurders aangingen. Hun brieven werden gecensureerd. Op 4 april 1629 vaardigde Jan Pietersz Coen een verbod uit op het maken, ‘divulgeren [het voordragen], singen ofte pronuntieren van schandaleuse, faemrovige liedekens, gedichten, referynen, ofte sulcx men die soude mogen intituleeren [betitelen]’.2 Sommige inwoners van Batavia zongen deze liederen of declameerden deze schimpdichten in de herbergen of op straat. De liederen en schimpdichten werden de | ||||||||||||
[p. 12] | ||||||||||||
voorlopers van de latere schotschriften, de paskwillen of libellen. Coen deed er alles aan om de inwoners van Batavia in het gareel te houden. Zijn verbod werd in 1642 dan ook opgenomen in de Bataviase Statuten. Niemant sal vermogen eenige liedekens, gedichten, ofte diergelycke tot ymants spot, schande ofte diffamatie te maecken, deselve nae te schryven, te singen, pronuncieeren off op eenige andere wyse te divulgeren [voordragen] ofte onder den man te brengen, op pene [straffe] van daerover aen den lyve ende goed gestraft te worden, nae gelegentheydt van saecken.3 De citaten uit Coens resolutie en uit de Bataviase Statuten laten zien hoe de Bataviase regering de vrijheid van meningsuiting bewaakte. Dat er desondanks naar het vaderland werd gelekt, was niet hun pakkiean maar dat van de Heren Zeventien. Zo kon het gebeuren dat vanaf 11 september 1654 bij Willem Breekveld in Den Haag het pamflet Numero 2. Extract, uyt een missive, geschreven uyt Batavia, in Oost-Indien, over gekomen met de letste retour-schepen te koop was. Blijkbaar was Breekveld in het bezit gekomen van een brief geschreven door een inwoner van Batavia naar verwanten of vrienden in het vaderland, en dacht hij er goed aan te doen andere vaderlanders te informeren over het Bataviase nieuws. Uit het pamflet Numero 2 blijkt dat de inwoners van Batavia op de hoogte waren van de oorlog die twee jaar daarvoor tussen de Republiek en Engeland was uitgebroken.4 Vaderlandse kopers van Numero 2 konden kennisnemen van de strijd die op Amboina woedde.5 Over Batavia werd slechts gemeld dat de welvaart terugliep en dat Carel Reniers, gouverneur-generaal van 1650 tot 1653, was overleden.6 Blijkbaar hadden de Heren Zeventien, het bestuurscollege van de VOC, een exemplaar van het pamflet Numero 2 in handen gekregen en waren ze niet te spreken over de berichtgeving van de oorlog op Amboina en de weergave van het Bataviase nieuws. Ze stuurden een brief naar de Bataviase bestuurders waarin ze opsomden waaraan het VOC-personeel op weg naar Oost-Indië zich moest houden. Op 8 maart 1658, tijdens het bestuur van gouverneur-generaal Joan Maetsuyker, werd de inhoud van deze brief gepubliceerd. Daarin wezen de Heren Zeventien opnieuw op de geheimhoudingsplicht. Dat betrof niet alleen informatie over de reis naar Oost-Indië: een yegelijk ghehouden zyn alle Journalen, Caerten, Schriften ofte aenteeckeninge van Rheden, Stroomen, Havens, Capen, Hemelsteeckenen, Courssen, midtsgaders alle appendentien vande Zeevaert op deze Voyage ghemaeckt, geannoteert, geschreven ofte verkregen, getrouwelyck over te geven, in handen van den Gouverneur-Generael ofte de Bewinthebbers alhier, het sy datse daertoe versocht werden, ofte niet [...].7 | ||||||||||||
[p. 13] | ||||||||||||
Maar ook berichtgeving over andere zaken. Niemant van hoedanich ampt ofte qualiteyt hy zy, 't sy in Politycque ofte Kerckelycke, ofte eenige andere bedieningen, van den minsten tot den meesten, in den dienst vande Compagnie in Oost-Indien synde, sal vermogen aen eenige syne Vrienden ofte bekenden, ofte yemandt anders, selfs vande Bewindhebberen in 't particulier, eenige Brieven te schryven, ofte eenich advys te geven vande ghelegentheyt vanden handel, Oorloge, compartementen van eenige Dienaers vande Compagnie in Oost-Indien, ofte yets de Compagnie concernerende [...].8 Strenge maatregelen vragen om overtredingen, zoals blijkt uit het pamflet De Oost-Indische thee-post. No. 2 dat op 25 april 1687 verscheen. Het is een curieus nieuwsbulletin van 56 bladzijden dat volgens de titelpagina in Batavia was gedrukt door Hans Sienblint op de ‘Stremmende graft in de Radde Lammigheyt’. De naam van de drukker, Hans Sienblint, en het adres, Stremmende gracht in de Radde [vlug, bij de hand] Lammigheyt [traagheid], geven aan dat we hier te maken hebben met een paskwil. In Batavia bestonden noch een drukker noch een gracht met dergelijke namen. De anonieme auteur gaf aan hoe hij zijn informatie had gekregen: ‘Met brieven van China over Land gekoomen’,9 en daarmee zogenaamd buiten het bereik van de VOC en de Heren Zeventien. Behalve berichten uit China, Turkije, Spanje, Portugal, Duitsland en de Republiek bevatte De Oost-Indische thee-post ook Bataviaas nieuws. Batavia den eersten January. Het aanstaande Retour dat men meent naar Patria te senden, sal voor het meest in kasjens Thee bestaan, alsoo hier soo veel van dat kruyd is, dat men der honden en katten sou mede vergeeven, en de meeste Hollandsche Juffrouws haar tyd, om kanten te naayen, daar door koomen te versuymen.10 Met ‘Het aanstaande Retour’ werd de retourvloot van de VOC bedoeld en met de ‘kasjens’ de kisten die Bataviase VOC'ers vol Oost-Indische waar naar hun vrienden en familieleden in patria verstuurden. Voor de interpretatie van ‘Thee’ moeten we op onze hoede zijn. Vaak bevatten de kisten inderdaad thee, maar ook porselein of ingemaakt tafelzuur, atjar. Thee werd ook gebruikt als verpakkingsmiddel om textiel van de Indiase kust te beschermen tegen vocht.11 Verscheen De Oost-Indische thee-post in 1687, een jaar eerder pleitte de medicus Cornelis Bontekoe voor thee als genot- en geneesmiddel in zijn boek Gebruik en mis-bruik van de thee, mitsgaders een verhandelinge wegens de deugden en kragten van de tabak ('s Gravenhage/Amsterdam 1686). Er vanuit gaande dat de anonieme auteur van De Oost-Indische thee-post de realiteit op de hak nam, ligt het voor de hand te veronderstellen dat hij met de thee noch de | ||||||||||||
[p. 14] | ||||||||||||
geneeskrachtige toepassing van dit kruid voor ogen had, zoals Cornelis Bontekoe, noch de bescherming voor handelswaar. Immers, het was in die tijd bekend dat de echtgenotes van het VOC -personeel zich met smokkelhandel bezighielden ter verbetering van hun financiële positie. En dus mogen we veronderstelllen dat met de thee in de ‘kasjens’, waarover De Oost-Indische thee-post berichtte, smokkelwaar werd bedoeld. | ||||||||||||
DrukkerijenIn de tweede helft van de zeventiende eeuw werd in Batavia een drukpers geïnstalleerd. Drukker Hendrick Brandts was op 14 augustus 166812 voor drie jaar benoemd tot stads- en compagniesdrukker en tevens tot boekhandelaar. Samen met zijn assistent Jan Bruyningh opende Brandts de drukkerij in de Prinsenstraat nabij het Kasteel, het bestuurscentrum van de Raad van Indië. De jurist en waterfiskaal Pieter Pauw was een maand eerder tot censor benoemd.13 Hij moest erop toezien dat ‘geen ontugtige, infame, schandaleuse of anders ontstigtige werken en werden in 't ligt gebragt’.14 Brandts' drukwerk was te herkennen aan zijn vignet ‘Al Brandende’. In 1712 kwam er een tweede drukkerij15 bij, de stadsdrukkerij, met de voormalige predikant Andreas Lambertus Loderus16 als baas. Loderus' drukkerij, die sterf-, doop- en trouwrollen en scheepslijsten mocht drukken, was gevestigd op de Tijgersgracht. Deze predikant-drukker sierde zijn drukwerk op met het vignet ‘Liefde’. | ||||||||||||
Gustaaf Willem van ImhoffMet het aantreden van Gustaaf Willem baron van Imhoff17 in 1743 als gouverneur-generaal raakte het intellectuele leven in Batavia in een stroomversnelling. Het borrelde bij Van Imhoff aan ideeën voor Batavia en haar bewoners. Tijdens zijn bestuur ontplooide hij een reeks van initiatieven: de bouw van de Lutherse kerk (1743), de oprichting van de Marine Akademie (1743) en het Seminarium (1745) voor scholing in de zeevaartkunde en in de theologie, de oprichting van de Bataviase munt (1744) en de oprichting van de Amphioensociëteit (1745) ten behoeve van de Opiumhandel. In 1745 opende Van Imhoff een derde drukkerij in Batavia die hij onderbracht bij het Seminarium. Deze Seminariumdrukkerij drukte bijbels en psalmboeken in het Portugees die bestemd waren voor de Portugees sprekende inwoners van Batavia die kerkten in de Portugese Buitenkerk, waar speciaal voor hen in het Portugees werd gepreekt. Ook stelde Van Imhoff de eerste Maleise leermeester aan voor de verbreiding van het christelijk geloof onder de inlandse bevolking (1745). In 1746 werden onder zijn supervisie de Bank van Lening en het eerste postkantoor in Batavia geopend. Wellicht moeten we in het licht van deze activiteiten Van Imhoffs | ||||||||||||
[p. 15] | ||||||||||||
initiatief zien tot de uitgave van de eerste Bataviase krant, de Bataviase Nouvelles. Op 7 augustus 1744 verscheen het eerste nummer ‘ter preuve, met redelyk succes’. Van Imhoff verleende op 9 februari 1745 aan onderkoopman Jan Erdman Jordens een driejarig octrooi voor het drukken en uitgeven van de ‘wekelykse Bataviasche nouvelles’.18 Jordens deed dit werk naast zijn werkzaamheden als eerste klerk op de Generale Secretarie in het Kasteel en als eerste administrateur in de Medicinale Winkel. Van Imhoff berichtte de uitgave van zijn krant niet aan de Heren Zeventien.19 Misschien was hij van plan geweest dit te doen, maar belette zijn ziekte zijn voornemen. In het voorjaar van 1745 was hij herstellende zoals blijkt uit de brief van 15 maart dat jaar van de Bataviase bestuurders aan de Heren Zeventien.20 Daarin berichtten ze wel de oprichting van het Seminarium,21 maar verzwegen ze de uitgave van de Bataviase Nouvelles en de aanstelling van Jan Erdman Jordens. Het blijft gissen waarom Van Imhoff de Heren Zeventien niets schreef over zijn zijn geesteskind, de Bataviase Nouvelles. Het is uitgesloten dat zijn brieven de Heren Zeventien niet bereikten, aangezien alle VOC-schepen die in 1744 en 1745 vanaf de Bataviase rede vertrokken, de vaderlandse havens bereikten.22 Gezien Van Imhoffs eigenzinnig optreden, ligt het voor de hand te veronderstellen dat hij als verlicht bestuurder een lans wilde breken voor de persvrijheid in Batavia. Bovendien doorbrak hij met de uitgifte van de Bataviase Nouvelles de geheimhoudingsplicht.23 | ||||||||||||
Bataviase NouvellesTermorshuizen laat in zijn boek Journalisten en heethoofden zien hoe de Heren Zeventien ruchtbaarheid kregen van de verschijning van de Bataviase Nouvelles. Ineens was er informatie over hun kantoren in Zuidoost-Azië toegankelijk voor hun grootste concurrent, de Engelse East India Company. Ze sommeerden Van Imhoff dan ook onmiddellijk met de uitgave van de Bataviase Nouvelles te stoppen: dewijl men van het drukken en uitgeven van de couranten te Batavia, 't geen nu sedert kort is gepractiseerd, al nadeelige gevolgen hier te lande heeft bespeurd, zoo zal Ued. aanstonds na de ontvangst dezer [brief] het drukken en uitgeven van die courant doen verbieden.24 Wat de ‘nadeelige gevolgen’ waren ‘hier te lande’ die de Heren Zeventien meenden te bespeuren, laat zich raden. Behalve dat ‘die courant’ de lezers informeerde over Oost-Indische zaken, was het natuurlijk ook de spreekbuis van Van Imhoffs regering. In de vaderlandse koffiehuizen, zoals het koffiehuis in de Amsterdamse Kalverstraat, werd, ondanks de verkrampte opstelling van de Heren Zeventien, het nieuws over Oost-Indië en Batavia druk besproken, | ||||||||||||
[p. 16] | ||||||||||||
![]()
Bataviasche Nouvelles van 12 oktober 1744. Uit: Oud Batavia - Platenalbum. Batavia 1923.
| ||||||||||||
[p. 17] | ||||||||||||
getuige het pamflet Het Koffy-Huis der nieusgierigen, of, de klapbank der nouvelisten dat in 1745 in Amsterdam verscheen. Gezeten op de praatof ‘klapbank’ bespraken Nicolaas de Beunhaas, Melchert de Naaldemaker en Jorden de Koekebakker Van Imhoffs initiatieven.25 Ze prezen de inzet van de gouverneur-generaal voor de ontwikkeling van landbouw op het eiland Java. Melchert de Naaldemaker had drie jongelieden met het schip de Fortuin26 naar Batavia zien vertrekken om er een boerenbedrijf te beginnen. De ‘klapbank’-analisten in het koffijhuis stonden sceptisch tegenover het plan. Hoewel de Javaanse grond voor landbouw geschikt was, Van Imhoff sluizen voor de afwatering had laten aanleggen en de VOC de beginnende boeren aantrekkelijke faciliteiten bood, waren deze nieuwsanalisten van mening dat het plan van de drie gelukzoekers geen kans van slagen had. Want de jonge boeren konden slechts over buffels, ‘Buffel koejen’, beschikken en niet over Hollandse vee. Ook was het onzeker of het Oost-Indische graan tijdens de lange reis naar Europa niet in kwaliteit achteruit zou gaan, en was het onduidelijk of het aangevoerde graan het graantekort in Europa zou kunnen opheffen. De namen van de ‘klapbank’-‘nouvelisten’ doen vermoeden dat we hier te maken hebben met een paskwil. Echter, in het pamflet Het Koffy-Huis der nieusgierigen wordt de VOC niet bespot maar bekritiseerd. Terugkerend naar de Bataviase Nouvelles zien we dat, nadat de oekaze van de Heren Zeventien in Batavia was ontvangen, met de uitgifte van Bataviase Nouvelles werd gestopt. Deze eerste Bataviase krant kende slechts twee jaargangen, die van 1744 en 1745.27 Afleveringen van de Bataviase Nouvelles werden door twee Amsterdamse boekhandelaren te koop aangeboden: Tjeert Bliek bood ze aan als Oostindische Nouvelles (1745-1746) en Arnoldus Olofsen als Bataviase Nouvelles en Politique Raisonnementen (1745). De latere directeur-generaal van Nederlands-Indië Nicolaus Engelhard28 (1802-12 mei 1808) plaatste in zijn Overzigt van den staat der Nederlandsche Oost-Indische bezittingen een kanttekening bij het besluit van de Heren Zeventien om de Bataviase Nouvelles op te heffen: Men mag zeer gepastelijk hier de vraag doen, van wat nut kon het voor het algemeen zijn, kennis te erlangen van de finantieele staatsvertooning, waarop geen staat kon worden gemaakt.29 Met andere woorden, Engelhard keurde de krampachtige houding van de Heren Zeventien af want hun kas was al zo goed als leeg. De Bataviase Nouvelles waren volgens een vast procédé samengesteld. In twee kolommen werd het nieuws onder elkaar afgedrukt, al dan niet gescheiden door een regel wit. Na de nieuwsberichten, de ‘nouvelles’, volgde de rubriek ‘Advertentien’. Natuurlijk werden in de Bataviase Nouvelles Van Imhoffs wapenfeiten breed uitgemeten, zoals de stichting van het Seminarium op 12 juli 174530 en de opening in november 174531 van deze theologische instelling. Bovendien werd in deze krant het verslag | ||||||||||||
[p. 18] | ||||||||||||
![]()
Vendu-Nieuws, enz: Uit: Oud Batavia - Platenalbum. Batavia 1923 (foto KITLV).
| ||||||||||||
[p. 19] | ||||||||||||
van Van Imhoffs reis van 18 augustus tot 7 september 1745 over West-Java afgedrukt.32 Onderweg liet Van Imhoff zijn oog vallen op het terrein van ‘Campong Baro’ aan de Tjiliwoeng. De omgeving beviel hem zo goed dat hij besloot er een thuyn33 aan te leggen, die Buitenzorg werd genoemd en later werd ingericht als het gouvernementele bestuurscentrum. In augustus 1745 lazen de lezers van deze krant dat Van Imhoff de festiviteiten voor zijn verjaardag ontvluchtte: Den 9 dito [augustus], heden zynde de verjaring van den regerend Heere Gouverneur Generaal, die in zyn 41 jaar getreden is, heeft zyn Edelheid sig desen morgen heel vroeg na buyten begeven, om de Complimenten en Cermonien van dien dag, te ontwyken.34 Dat Van Imhoff er schielijk vandoor ging, kon te maken hebben met zijn privé-leven want onder normale omstandigheden liet hij zich fêteren. Vermoedelijk was hij nog niet hersteld, zoals blijkt uit twee berichtjes over zijn gezondheid in januari 1745: Den 17 January, zyn Hoog Edelheit, die de voorlede week aan een felle Koorts bedlegerig geweest is, bevind zig thans veel beter, en men verhoopt desselfs spoedige herstelling. Medio maart dat jaar was Van Inmhoff, zoals we reeds zagen, nog niet echt hersteld. | ||||||||||||
Vendu-NieuwsOver de tweede krant die in Batavia tijdens de VOC verscheen, is niet veel bekend. Een week voor zijn overlijden, eind december 1775, gaf de toenmalige gouverneur-generaal Petrus Adrianus van der Parra (1761-1775) stadsdrukker Lodewijk Dominicus36 toestemming voor het drukken en wekelijks, ‘op een zekeren vastgestelden dag’, uitgeven van het Vendu-Nieuws.37 Daarmee was Van der Parra de tweede gouverneur-generaal die het verbod van de VOC op verspreiding van nieuws over Batavia overtrad, voorzover dit weekblad nieuws bracht. De krant telde vermoedelijk drie aan weerszijden gedrukte bladzijden. Het was eigenlijk een advertentieblad waarin venduties werden aangekondigd. Het werd als een soerat lélang opgehangen aan de huizen waar de venduties plaatsvonden, maar de inwoners van Batavia konden zich ook voor één rijksdaalder per maand abonneren op het Vendu-Nieuws.38 Dat deed onder andere Johannes Rach,39 kapitein van Deense | ||||||||||||
[p. 20] | ||||||||||||
afkomst,40 die in de tweede helft van de achttiende eeuw Batavia op prent vastlegde. Vanaf augustus 1803 werd het Vendu-Nieuws gedrukt door de Compagniesdrukkerij en werd het abonnement verhoogd tot twee rijksdaalders.41 Zoals het zo vaak gaat met advertentieblaadjes: ze worden niet bewaard. Dat lot was ook het Vendu-Nieuws beschoren. Konden er begin vorige eeuw nog twee exemplaren worden ingekeken: het nummer van mei 1780, gedrukt door Lodewijk Dominicus, en nummer 45 van 6 november 1796,42 gedrukt door zijn zoon Jeremias Dominicus.43 De archivaris van het Landsarchief in Batavia, F. de Haan, zorgde ervoor dat het ‘Vendu-Nieuws, Enz.:’ van 23 mei 1780, indirect bewaard bleef. Hij nam een afbeelding ervan op in het platenalbum bij zijn gedenkboek Oud Batavia. Op 22 november 1809 stopte gouverneur-generaal H.W. Daendels44 de verspreiding van het Vendu-Nieuws. Hij vond het voor de inwoners van Batavia maar ook voor de kolonie beter dat er een weekblad of krant werd uitgegeven met zowel nieuws over zijn bestuur als ook ander nieuws.45 In 1810 verscheen de Bataviasche Koloniale Courant.46
We zagen hoe de eerste gouverneur-generaal van Oost-Indië, Jan Pietersz Coen, de instructies van de Heren Zeventien over de geheimhoudingsplicht op de berichtgeving over de VOC opvolgde. Zijn resolutie werd in 1642 opgenomen in de Bataviase Statuten. Desondanks verschenen in de Republiek pamfletten met het Oost-Indisch en Bataviaas nieuws als onderwerp. Twee achttiende-eeuwse gouverneurs-generaal, Gustaaf Willem van Imhoff en Petrus Adrianus van der Parra, lapten de geheimhoudingsplicht aan hun laars en gingen hun eigen gang toen ze respectievelijk hun Bataviase Nouvelles en Vendu-Nieuws uitbrachten. Werd Van Imhoff nog door de Heren Zeventien op zijn vingers getikt, Van der Parra's initiatief lieten ze toe omdat zijn krant slechts een advertentieblad was en geen echt nieuwsbulletin. Voor de Oost-Indische cultuur-historische geschiedschrijving zijn beide kranten interessant. De Bataviase Nouvelles hebben hun geheimen reeds prijsgegeven, in tegenstelling tot het Vendu-Nieuws dat vermoedelijk niet meer door een onderzoeker kan worden geraadpleegd, of er moet een speling van het lot bestaan. In tegenstelling tot wat Herman Willem Daendels de inwoners van Batavia beloofde, was zijn Bataviasche Koloniale Courant een staatscourant. In de kolommen was weinig plaats voor vrije nieuwsgaring. Daarmee onderschreef hij het besluit dat zijn voorganger Coen en de Heren Zeventien indertijd hadden genomen om de vrijheid van pers en van meningsuiting in Oost-Indië en in Batavia aan banden te leggen. | ||||||||||||
[p. 21] | ||||||||||||
LiteratuurPrimair
| ||||||||||||
Secundair
| ||||||||||||
[p. 24] | ||||||||||||
Adrienne Zuiderweg studeerde Nederlandse taal- en letterkunde. Ze onderzocht bronnen in binnen- en buitenlandse bibliotheken, archieven en musea over Batavia, de hoofdstad van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. In haar dissertatie zal ze het literaire en culturele leven van Batavia tussen 1619 en 1811 reconstrueren. |
|