Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1780 (1780)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.27 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1780

(1780)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1766-1800]–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio A1r]
[fol. A1r]

Programma van de Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden.
Voor het Jaar 1780.

De Maatschappy der Nederlandsche Letterkunde te Leyden heeft, op den 11den van Hooimaand dezes Jaars 1780, hare Jaarlijksche Vergadering gehouden.

 

In dezelve zijn tot Leden der Maatschappye verkoren

De Wel-Eerw. Heer Lambertus van Bolhuis, Predikant tot Oostwolt in den Olde Ambt.

 

De Wel-Ed. Gestr. Heer Mr. Gerhard Dumbar, Sekretaris der Stad Deventer, Lid van het Provinciale Utrechtsche Genootschap van Konsten en Wetenschappen, en van het Groningsche Genootschap, pro excolendo jure patrio.

 

De Wel-Ed. Heer Jeronimo de Bosch, Eerste Klerk ter Sekretarie der Stad Amsterdam, Lid van de Hollandsche Maatschappy der Wetenschappen te Haarlem, en Sekretaris van de Maatschappy ter bevordering van den Landbouw te Amsterdam.

 

Van de ingekomene Verhandelingen, ter beantwoordinge der vrage door de Jaarlijksche Vergadering van het Jaar 1777, opgegeven:

‘Hebben de Dichtkunst en Welsprekendheid verband met de Wijsbegeerte? en welk nut brengt dezelve aan de eene en de andere toe?’

zijn er twee, de eene geteekend met de zinspreuk:

Ut studio majore petant Helicona virentem:
Horat.

en de andere:

- Ergo fungar vice cotis, acutum
Reddere quae ferrum valet exsors ipsa secandi

Horatius.

met eene gelijkheid van Stemmen der Gekommitteerden, den Prijs waardig geoordeeld. De Maatschappy heeft de beide Verhandelingen bekroond, en besloten dezelve uittegeven, naar de orde des tijds, waar in ze by de Maatschappy zijn ingekomen.

[Folio A1v]
[fol. A1v]

De gouden Penning is by het lot te beurt gevallen aan den Schryver der Verhandelinge, onder de Zinspreuk: Ut studio majore petant Helicona virentem. By het openen van het verzegeld Briefje, tot die Verhandeling behoorende, is der Vergadering gebleken daar van Schryver te zijn de Heer Willem Bilderdyk te Amsterdam, Medelid van het Taal- en Dichtlievend Genootschap, Kunst word door Arbeid verkregen, te Leyden. Den Schryver der andere Verhandeling wordt de keuze gelaten, om onbekend te blyven, of der Maatschappye vryheid te verleenen om zijn verzegeld Briefje te openen, en zynen Naam aan het algemeen bekend te maken, en aan 't hoofd zyner Verhandeling te doen drukken; in welk laatste geval hem verzocht wordt zulks, voor den 15den van Herfstmaand dezes Jaars, aan den Sekretaris of Briefschryver te melden; zullende anders zijn verzegeld Briefje ongeopend verbrand worden, gelijk reeds met de andere geschied is.

 

Ten aanzien der Vrage, door de Jaarlijksche Vergadering van het Jaar 1776, ten tweeden male opgegeven:

‘In hoe verre kan men, uit de overblijfsels van het Moesogottisch en Angelsaxisch, tot opheldering der Oudheid van het Nederduitsch, aantoonen, dat de grond onzer Tale in de bovengemelde te vinden is?’

is geoordeeld, dat de Latijnsche Verhandeling, met de Zinspreuk

Terque novas circum felix eat hostia fruges.
Virg.

schoon aan het oogmerk der Maatschappye niet beantwoordende, echter, om derzelver verdiensten, in het Nederduitsch vertaald, in de Werken der Maatschappye zal worden uitgegeven, met den naam van den Schryver, indien hy zal goedvinden dien aan de Maatschappy bekend te maken voor het einde dezes Jaars: en zoo hy mocht verlangen, dat zyne Latijnsche Verhandeling daar nevens gedrukt wierde, behoort hy zulks, ten zelfden tyde, aan den Sekretaris of Briefschryver te kennen te geven.

 

Tot een onderwerp om naar eenen Prijs te laten schryven, wordt door de Maatschappy opgegeven

‘Een Lofrede op de Unie van Utrecht:’

inteleveren voor den eersten van Wijnmaand des Jaars 1782.

 

De Vraag, welke de Maatschappy in het vorige Jaar heeft opgegeven, om beantwoord te worden voor den eersten van Wijnmaand 1781, is deze:

‘Welk nader licht kan der Geschiedenis van ons Vaderland, betreffende de Invallen en Etablissementen der Noormannen in deze Landen, worden bygezet, voornamelijk uit die Oude Stukken, welke onlangs door de Deenen en Franschen zijn uitgegeven?’

Voor den eersten van Wijnmaand dezes Jaars 1780. verwacht de Maatschappy de Verhandelingen ter beantwoordinge der Vragen, door de Jaarlijksche Vergadering van het Jaar 1778. opgegeven:

‘By welke Rechtbanken werd, sedert de oudste tyden en voor al sedert het bewind der Frankische Koningen, tot de vijftiende Eeuw, in deze Landen, recht gesproken in het Crimineele? Wat maakte iemand bevoegd, om als Rechter in die Rechtbanken te zitten? Door wien werden de Rechters aangesteld; en op welke wyze werd de Crimineele Rechtspleging geöefend?’
[Folio A2r]
[fol. A2r]

En,

‘In hoe verre moet men zich, in het opmaken van de regels onzer Nederduitsche Tale, houden aan de Oude; in hoe verre aan de Hedendaagsche Taal-gebruiken? en in hoe verre moet men de verwantschapte Dialecten; en in hoe verre de Reden daar in te hulpe nemen?

Het staat een ieder vry, ook den Leden der Maatschappye, om naar den Prijs te dingen: alleenlijk worden de Gekommitteerden ter beoordeelinge der ingekomene Verhandelingen van die vryheid uitgesloten. Aan den genen, wiens verhandeling de beste, en aan het oogmerk der Maatschappye voldoende gekeurd zal worden, biedt de Maatschappy een gouden Penning aan, ter waarde van honderd en vijftig Guldens. De Verhandelingen moeten zijn in de Nederduitsche of Latijnsche Taal, met eene duidelyke hand van iemand, die geen Lid der Maatschappye is, afgeschreven, en ieder met een Zinspreuk geteekend. Iedere Verhandeling moet besloten worden in een verzegelden omslag, welke den Titel en de Zinspreuk der Verhandeling ten opschrift heeft. Hierby moet gevoegd worden een gezegeld Briefje, in het welk de naam, waardigheid en woonplaats van den Schryver, en boven op het welk de Zinspreuk der Verhandeling geschreven is. Het een en ander moet, in een buiten omslag, ten tyde, hier boven bepaald, bezorgd zijn in handen van den tegenwoordigen Sekretaris der Maatschappye, Frans van Lelyveld, of den Briefschryver, Pieter van den Bosch, beide wonende te Leyden.

 

Voor het overige zijn de Wetten, volgens welke de Maatschappy naar enen Prijs laat schryven, te vinden in het tweede Deel van de Werken der Maatschappye.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken