Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1799

[fol. A1r]

[Uitnodiging]

mijn heer!

Een samenloop van verscheidene omstandigheden was oorzaak, dat in eenige jaren de Algemeene Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leyden niet gehouden werd. Thans heb ik het genoegen, U bij dezen uittenoodigen ter bijwoning van de Algemeene Vergadering der gemelde Maatschappij, welke op Saturdag den achtsten van Wijnmaand dezes jaars, 's morgens ten tien ure, in de Vergaderkamer op de Langebrug, gehouden zal worden, om te raadplegen over de volgende punten:

I.

Verslag van de Maandelijksche Vergaderingen, sedert de laatste Algemeene Bijeenkomst gehouden.

II.

Het verkiezen van een onderwerp, om naar een' prijs te laten schrijven, waartoe voorgedragen worden:

1. ‘Eene meest volledige opgave van echt Vaderlandsche, en bij andere volkeren niet gebruikelijke Spreekwoorden, met derzelver Historische of Oudheidkundige Verklaring.’

2. ‘Waarin bestaat het onderscheidend verschil tusschen den aard der hedendaagsche Europische Welsprekendheid, en dien der oude Grieksche en Romeinsche? en van waar ontstaat dit verschil?’

[fol. A1v]

III.

Het benoemen van zeven Leden tot het beöordeelen der Verhandelingen, die, ter beäntwoording van de vastgestelde Prijsvraag, voor den eesten van Louwmaand des jaars 1805, zullen ingekomen zijn.

IV.

De bepaling der klasse, uit welke, in de Algemeene Vergadering des jaars 1804, een onderwerp ter beäntwoording verkozen zal worden.

V.

Het voorstel der Maandelijksche Vergadering, om, naar oud gebruik, voor den tijd van één jaar, de vrijheid te krijgen tot het verkiezen van Leden, binnen Leyden wonende.

VI.

Het opnemen der Rekening van den Penningmeester.

VII.

De bepaling der Toelagen voor 't jaar 1804.

VIII.

Voorslag der Maandelijksche Vergadering, om de menigvuldige nog onbetaalde Toelagen tot en met den jare 1801 van niemand der Leden intevorderen, maar wel voor den eersten van Louwmaand des jaars 1804 te verzoeken de voldoening der Toelagen over de jaren 1802 en 1803 van zulke Leden, die in beide die jaren tot de Maatschappij behoorden, en over 't jaar 1803 van hun, die in hetzelve Leden geworden zijn.

[fol. A2r]

IX.

Het aanstellen van Ambtenaars.

X.

Tot Leden worden voorgesteld: de Heeren Mr. B.P. van Wesele Scholten, Oud-Pensionaris der Stad Delft, Mr. Cornelis Antoni van Rosevelt, Canonik in den Capittele St. Jans te Utrecht, Spaan van Hardenstein te Cleef, Mr. J.P. Kleyn Raadsheer te Arnhem, in de Betuw te Nymegen, Ds. Joannes Cornelis Boot te Arnhem, Ds. Ewald Kist te Dordrecht, Mr. R.H. Arntzenius Secretaris van het Gedep. Bestuur van Holland, in den Haag.

Ik heb de eer mij met achtinge te noemen,

mijn heer!

Uwen Dienaar

[.......]

leyden den 24sten van Herfstmaand 1803.