Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1824

III.

Tot Prijsvraag uit de klasse van Oudheid- en Geschiedkunde wordt verkozen de eerste der vier bij den Brief van Beschrijving voorgestelde vragen, dus luidende:

[p. 54]

‘Een oordeelkundig overzigt der Inlandsche Geschiedschrijvers van ons Vaderland; van de vroegste tijden af, tot aan de inlijving van België aan Frankrijk, en de omwenteling van 1795 in de Vereenigde Nederlanden.’

Doch wordt tevens, uit hoofde van den grooten omvang dezer vraag, besloten den tijd van beantwoording derzelve te verlengen tot ult. December 1827, - en om, tegen den gewonen tijd van beantwoording, d.i. ult. December 1825, nog eene andere te kiezen uit de drie overige voorgestelde vragen; waartoe nu bij de meerderheid de derde wordt verkozen, zijnde de vraag:

‘Welke was, sedert de oudste tijden, de invloed der Geestelijkheid op de zeden en gewoonten, denRegeringsvorm en de Regtspleging in Holland, Zeeland en het Bisdom van Utrecht?’

Ook wordt, op verzoek van sommige Leden, besloten tot het wederuitschrijven van de dit jaar onbeantwoord gebleven vraag, over de Noordsche Mythologie (boven uitgedrukt, bladz. 41) mede tegen denzelven tijd, vóór 1 January 1826.