Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1830

II. Verslag nopens de Bibliotheek.

De werkzaamheden der thans gevestigde afzonderlijke Commissie voor de Bibliotheek, zijn in dit jaar, nu de Catalogus afgedrukt en verzonden, en de Bibliotheek zelve gerangschikt was, niet zeer omslagtig geweest. Het is gebleken, dat de uitgave van den Catalogus niet vruchteloos was: zoowel door het verstrekken van Boeken ten gebruike, als door het vertoonen van de Bibliotheek aan onderscheiden Leden van binnen en buiten de Stad; vooral ook, naar het ons toeschijnt, aan de meerdere opgewektheid van de Leden der Maatschappij, om onzen voorraad van Boeken met hunne eigene of met oudere werken van anderen aan te vullen. En dit was ons te aangenamer, en kwam ons te beter te stade, daar wij, ofschoon thans met een afzonderlijk fonds van ƒ 150 toegerust, slechts zeer weinig nieuws en op den Catalogus nog niet vermeld, hebben kunnen aankoopen. Immérs het grootste deel van die som ontvingen wij voor dit jaar in quitantiën van rekeningen, door den Heer Penningmeester voorgeschoten, en, volgens de inrigting reeds in 1828 vastgesteld, buiten de gewone Rekening der Maatschappij ge-

[p. 41]

houden. Maar zelfs ook, om de waarheid te zeggen, zullen wij het inkomen van een of twee volgende jaren grootendeels behoeven, tot afbetaling van werken, reeds vroeger door ons gekocht en op den Catalogus vermeld staande: hetzij die, nieuw gekocht, ons op crediet waren geleverd; hetzij wij ons van eene zich opdoende en anders verloren gaande gelegenheid eener openbare verkooping hadden moeten bedienen.

Onze voornaamste bezigheid was dus, het ontvangen, aanteekenen en rangschikken der ons toegezonden geschenken. Weinige, van buiten de Maatschappij; als van den Heer Predikant Roemer, zijne Feestrede bij de viering van het Huishoudelijk vijftigjarig bestaan van het Leidsche Departement; van den ongenoemden Redacteur, het Jaarboekje van Zuidholland; en van den onbekenden schrijver, de brochure de l'emancipation de l'euseignement primaire. Voorts zond ons de Senaat der Groninger Hoogeschool, als naar gewoonte, het laatste deel hunner Annales; en het Deensch Genootschap van Noordsche Taal en Oudheden te Koppenhagen 3 à 4 door hetzelve uitgegeven stukjes; het Bestuur van de Bibliotheek der Uniniversiteit den Catalogus derzelve, als een beleefd en rijk tegengeschenk voor een exemplaar van onzen Catalogus. - Oudere of latere werken, welke geen eigene geschriften waren, hadden wij het genoegen ten geschenke te ontvangen van de Leden Boonzaajer, Bergman,

[p. 42]

Graaf van Byland, Bodel Nyenhuis, Hoffman van Fallersleben, C. de Koning, Lz. H.W. Tydeman, en Wenckebach. Maar voornamélijk hebben onze Leden zich dit jaar verdienstelijk betoond, in onze Boekerij met hunne eigen werken te versieren. Wij achten het genoeg, mijne Heeren! alleen de namen dezer Leden te vermelden, alzoo de volledige titels der werken, achter de Handelingen dezer Maatschappij (maar afzonderlijk gedrukt, om in den Catalogus zelven te kunnen gelegd worden,) onder het oog van elk uwer zullen komen. Deze Leden zijn Robidé van der Aa, Ackersdijk, van Assen, Bergman, Bodel Nyenhuis, van Limburg Brouwer, P. Bosscha, d'Escury v. Heinenoort, A. van Halmael, G.K. van Hogendorp, Hoffman V.F., le Jeune, N.G. van Kampen, Lauts, Lulofs, Marron, J.D. Meyer, G. Moll, Nyhoff, van Orden, v. Ouwerkerk de Vries, Raepsaet, Siegenbeek, Stronck, Uytwerf Sterling, W.H. Suringar, L.G. Visscher, W.H. van Voorst, Westendorp, v. Westreenen v. Tiellandt, en Willems. Wij hopen, dat zoowel zij zelve op dezen voet zullen willen voortgaan, als dat de op nienw gegevene voorbeelden, in het verrijken van de belangrijke Bibliotheek der Maatschappij, door velen uwer mogen gevolgd worden.

De Vergadering bedankt den Secretaris en de Commissie tot de Bibliotheek, en besluit dat

[p. 43]

beide deze verslagen in de Handelingen van dezen dag zullen gedrukt worden.