Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1833

III.

Tot prijsvrage uit de klasse der Welsprekendheid en Dichtkunde; waartoe voorgedragen waren:

1. Zijn er algemeene regelen voor het Blijspel en moet het zich tevens schikken naar het karakter van het volk waar het beoefend wordt, en naar de comische stof, die aldaar voorhanden is? Kan er, met inachtneming dier algemeene zoo wel als bijzondere rege-

[p. 61]

len, in Nederland een echt Hollandsch Blijspel bestaan?

2. Een gewigtig tijdvak der Geschiedenis, liefst der Nederlandsche (maar met uitsluiting van de laatste gebeurtenissen), in den smaak van Sallustius beschreven.

3. Lofrede op Nicolaas Witsen.

Wordt, bij meerderheid van stemmen, gekozen de tweede; om bewerkt te worden tegen 1 Januarij 1835.

Ook wordt besloten, tegen denzelfden tijd, de onbeantwoord geblevene prijsvrage voor dit jaar, weder uit te schrijven, dus luidende:

Welken invloed heeft de overkomst van vele vlugtelingen uit Frankrijk, ten gevolge der herroeping van het Edict van Nantes in den jare 1685, niet slechts op den handel en de nijverheid, maar in 't bijzonder ook op de letteren, beschaving en zeden der Nederlanderen gehad^*.

* Voor 1 Januarij 1834, worden de antwoorden verwacht op de Prijsvraag, uitgeschreven op de Algemeene Vergadering van 1832: ‘Vergelijking van de Hoogduitsche en Nederlandsche Taal, met opzigt tot den wijsgeerigen geest, ten aanzien der woordvorming en andere bijzonderheden van gelijken aard, in beide heerschende.’