Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1838 (1838)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.46 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1838

(1838)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

III.

De advijsen der vijf Beoordeelaren over de eenige ingezondene Prijsverhandeling op een der drie prijsstoffen, door deze Maatschappij in het jaar 1836 uitgeschreven: ‘Een Gedicht in den smaak der Lalla Rookh van Th. Moore, doch waarvan de stoffaadje uit de Europische Riddertijden, liefst uit de vroegere Nederlandsche Geschiedenis, ontleend zij;’ - worden in derzelver geheel voorgelezen. Daarna brengt de Secretaris Tydeman, uit naam der, volgens art. 77 der Wetten benoemde Commissie, het volgend praeädvijs uit:

‘De advijsen der vijf Beoordeelaars eenstemmig zijnde om het eenig onderhavig stuk niet met den uitgeloofden Gouden eereprijs te bekroonen, heeft de Commissie hieromtrent niet anders te praeadvijseren, dan om conform te concluderen. - Doch er kon nog vraag zijn nopens de wijze en

[pagina 79]
[p. 79]

vorm daarvan; of ook zelfs over eene halve bekrooning, door den Schrijver eene zilveren medaille aan te bieden. Hiertoe toch advijseren twee der beoordeelaars, en alle vijf erkennen niet slechts de moeite, die de Schrijver zich gegeven heeft, maar ook den goeden aanleg van den Schrijver, en dat er in zijn werk veel fraais te vinden is. Op dit punt dan heeft de Commissie ernstig gedacht; doch is geëindigd met het eenparig praeadvijs, om geen zilveren medaille aan te bieden. Want:

1.) Het is minder eigenaartig, alleen een zilveren medaille te geven, wanneer de gouden niet gegeven wordt. Zilver is eigenlijk een accessit, tot het gene met goud bekroond is.

2.) De Schrijver van dit stuk kan niet gezegd worden, den prijs zelf, objectif beschouwd, zóó nabij gekomen te zijn. Drie van de vijf beoordeelaars keuren af, zonder gewag van medaille: de twee, die (wegens tijdsgebrek tot breeder uitwerken hunner advijsen) ongemotiveerd beoordeeld hebben (en dus eigenlijk aan het geen art. 76 der wet van den beoordeelaar vordert, minder voldaan), stemmen voor de zilveren medaille. De weigerende opinie schijnt dus, niet slechts numero, maar ook pondere, krachtiger.

3.) De consolatie van de zilveren medaille bij de afkeuring van het stuk met loffelijke melding, is voor den Schrijver minder waardig, dan ze

[pagina 80]
[p. 80]

bezwarend zou zijn voor de Maatschappij. Want het stempelen eener zilveren medaille kost zoo veel als van een gouden, en kost meer dan het zilver der medaille.

4.) Bij een zilveren medaille te geven, behoort eigenaartig de uitgave van het stuk in de Werken der Maatschappij. Dit zou a), voor de Maatschappij, volgens het oordeel van al de beoordeelaars, minder vereerend zijn; b) zou geweldig kostbaar zijn; en c) voor den Schrijver min wenschelijk. Want dan zou zijn stuk moeren uitgegeven worden, zoo als het was, (ook om te toonen, dat het de bekrooning met goud, niet verdiende); nu, kan hij het op zijn gemak herzien en overwerken, en kan vooral ook, zoo hij wil, den onnoodigen prosaschakel wegwerpen en elk der vier daarin saamgebrachte dichtstukken afzonderlijk in het licht geven.

‘Ons praeadvijs laat zich in deze woorden vervatten: ‘De Maatschappij heeft in het ingeleverd stuk met genoegen de vlijt en den goeden aanleg van den Auteur opgemerkt. De inkleeding van het tot voorbeeld gestelde werk van Th. Moore was te slaafsch nagevolgd. Dit zou echter de Maatschappij niet verhinderd hebben het stuk te bekroonen: doch, volgens het eenparig oordeel der vijf beoordeelaren, had hetzelve, zoo wel in het prosaïsche gedeelte als in de Dichtstukken, zulke zwakke en wezenlijk ge-

[pagina 81]
[p. 81]

brekkige plaatsen, dat het met den uitgeloofden gouden eerepenning niet bekroond kon worden. De Maatschappij wenscht en hoopt echter, dat de Dichter door dezen min gunstigen uitslag zich geenzins ontmoedigd, maar veeleer aangespoord vinden zal, om met lust en kracht voort te gaan, in de beoefening der edele dichtkunst.’

De Vergadering vereenigt zich eenparig met het voorgesteld besluit; (behoudens eene kleine verandering in het ten slot bijgevoegde: - waaraan alhier voldaan is.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken