Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1849 (1849)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1849

(1849)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 148]
[p. 148]

Levensberigt van Jhr. Willem Hendrik Jacob Baron van Westreenen van Tiellandt.

Afstammende uit een oud Utrechtsch geslacht, was hij den 2den October 1783, in 's Gravenhage geboren.

Door zijne familie tot eene staatkundige loopbaan bestemd, doch door de omwenteling van 1795 daarin gestuit, wijdde hij zich van dat tijdstip meer bepaald aan de beoefening der letteren, der oudheidkunde en vooral aan de bibliographie, waarvoor hij sedert zijne jeugd eene groote geneigdheid betoonde. In 1804 gaf hij een werkje in het licht, getiteld: 's Gravenhage in de XIIIde eeuw, en schetste deze hofplaats in hare kindsheid. Bij gelegenheid van de instelling der Orde van de Unie door Koning Lodewijk, schreef hij een Essai sur les anciens ordres de Chevalerie (1807), en werd hij door dien Vorst benoemd tot Historiograaf dier orde en tot Adjunct-Rijksarchivarius. Hij vervaardigde in twee deelen, in 1808, den Catalogus der zoo rijke muntverzameling en der boeken, nagelaten door P. van Damme, en gaf in het daaropvolgende jaar zijne Verhandeling over de uitvinding der boekdrukkunst in het licht, waarin hij als slotsom van zijn onderzoek aanneemt, dat ‘de boekdrukkunst hare geboorte en kindsche vorming aan Holland te danken heeft; dat Straatsburg haar verder opkweekte, maar dat het voor Maintz bewaard bleef, hare opvoeding te voltooijen en de vruchten van haar genie aan Europa mede te deelen.’ In hetzelfde jaar werd hij door het Koninklijk Instituut tot Korrespondent der 2de klasse ge-

[pagina 149]
[p. 149]

kozen. Hij leefde in stille afzondering onder het Fransch bestuur. In 1813 nam hij een levendig en werkzaam deel aan het herstel van Neêrlands onafhankelijkheid, en ontving twee jaren later van den Koning de orde van den Nederlandschen Leeuw. Welhaast werd hij ook als Lid der Staten van Holland, voor de Bidderschap gekozen. Sedert gaf hij achtereenvolgens uit:

Recherches sur l'ancien forum Hadriani et ses vestiges près de la Haye (1826).

Nasporingen nopens de invoering der boekdrukkunst te 's Gravenhage (geplaatst in den Konst- en Letterbode 1828).

Korte schets van den voortgang der boekdrukkunst in Nederland in de XVde en hare verdere volmaking in de XVIde en XVIIde eeuw (1829), tot een toevoegsel aan zijne vroegere Verh. over dit onderwerp.

Bij gelegenheid van den half letterkundigen, maar ook half staatkundigen strijd over het gebruik der Nederlandsche taal, Recherches sur la langue nationale de la majeure partie du Royaume des Pays-Bas (1830).

Van hooger hand verzocht zijnde om het aandeel van Nederland aan de uitvinding van het drukken met stereotypen in 't licht te stellen, schreef hij een, door bijzondere omstandigheden eerst in 1833 gedrukt, Verslag der nasporingen omtrent de oorspronkelijke uitvinding en het vroegste gebruik der stereotypische drukwijs (1833), waarin hij die uitvinding aan Nederland, in 't bijzonder aan Leiden, toekent; hebbende hij zulks in 1801 reeds, korter, in een opstel in den Konst- en Letterbode aangegeven.

Ten zelfden jare (1883), Nasporingen nopens zekeren Codex Psalmorum, in de Utrechtsche boekerij berustende, en tot de VIde of VIIde eeuw behoorende, (in Kist en Royaard's Archief voor kerkel. geschied. inzonderheid van Nederland, deel IV).

Nederduitsche berijming en uitbreiding van den L1sten Psalm (in de Verhandelingen der 2de klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, VI Dl. 1839).

[pagina 150]
[p. 150]

Laatstelijk, aan 't eind zijns levens, ter gelegenheid van het ontworpen standbeeld voor L.J. Koster, Iets over de afbeelding van Laurens Jansz. Koster (1847), en de zoogenaamde ‘Bewijzen voor de echtheid en gelijkenis der oude afbeeldingen van Koster’ wederlegd (1848), opgenomen in het tijdschrift: de Tijd.

Zijne veelomvattende kundigheden werden algemeen erkend. Letterkundige maatschappijen, zoowel binnen als buiten 's lands, boden hem haar lidmaatschap aan: onze Maatschappij reeds sints den jare 1805; verschillende Vorsten versierden zijne borst met hunne ridderorden. Z.M. Koning Willem I benoemde hem in 1836 tot Staatsraad in buitengewone dienst, Z.M. Koning Willem II verbond hem nader aan zich, door hem tot Kamerheer in buitengewone dienst aan te stellen.

Sedert 1815 bekleedde hij de betrekking van Thesaurier en Chartermeester van den Hoogen Raad van Adel, van welk collegie hij in 1831 ook lid werd.

Sedert 1829 Raad en sedert 1842 Directeur der Koninklijke Bibliotheek, heeft hij steeds den bloei dier inrigting belangeloos voorgestaan en behartigd, gelijk hij de verschillende betrekkingen, waarin hij geplaatst was, bestendig met voorbeeldelooze naauwgezetheid en ijver, tot kort voor zijn overlijden heeft vervuld.

In den vroegen morgen van den 22sten November 1848 maakte eene slepende ziekte, welke in waterzucht was ontaard, een einde aan zijn werkzaam leven.

In vele opzigten mag zijn verlies treffend genoemd worden; hij beminde zijn Vaderland opregt, en was een warm aanhanger van het Huis van Oranje. Hij was de vraagbaak van velen, en altijd bereidvaardig, waar hij kon, uit den schat zijner kundigheden en zijner boekerij aan anderen mede te deelen. Hij bezat eene grondige kennis der diplomatieke geschiedenis van Europa in het algemeen en der Vaderlandsche geschiedenis in het bijzonder. Opmerkelijk was zijn stalen geheugen, waardoor hij vooral de verschillende data's der ge-

[pagina 151]
[p. 151]

schiedenis; der oude drukken (incunabula) en medailles, steeds voor den geest had.

Op het voetspoor van zijn' beroemden bloedverwant Mr. Johan Meerman, had hij eene boekverzameling aangelegd, welke hij met aanzienlijke kosten, door uitgebreide briefwisseling, doch voornamelijk op zijne buitenlandsche reizen, en door aankoopen in belangrijke auctiën, vooral in die der bibliotheek van Meerman (1824), met een' onwaardeerbaren schat van kostbare handschriften, zeldzame en meest geschatte drukwerken, vooral der XVde eeuw, verrijkt heeft. Daarbij bezat hij een uitgezocht muntkabinet, en eene niet onaanzienlijke verzameling van Egyptische, Etrurische, Grieksche, Romeinsche en Germaansche oud- en zeldzaamheden.

Zijn laatste wensch is vervuld, daar zijne uitmuntende verzameling in haar geheel als Museum Meermanno-Westreenianum in zijn Hotel vereenigd zal blijven, tot sieraad zijner woonplaats en van het Vaderland.

 

J.W. Holtrop.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Willem H.J. baron van Westreenen van Tiellandt

  • Johannes Willem Holtrop