Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1919 (1919)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.30 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1919

(1919)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

Bijlage VII. Verslag der commissie voor geschied- en oudheidkunde.

De vergaderingen der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde werden elke maand, van September tot Mei gehouden, onder voorzitterschap van den heer Knappert, terwijl de heer Eekhof het secretariaat waarnam. Tot buitengewoon lid werd benoemd Mr. A.S. de Blécourt, hoogleeraar der Rijks-Universiteit te Leiden. De heer Hensen, die om den buitenlandschen toestand niet naar Rome kon terugkeeren bezocht herhaaldelijk onze vergaderingen en sprak over ‘de reis van Sonnius naar Rome’. Al kon de heer Fockema Andreae om gezondheidsredenen de vergaderingen niet bijwonen, toch toonde hij zijne levendige belangstelling onder meer ook door het inzenden van eene verhandeling opgesteld naar aanleiding van eenige posten in het VIde deel van J. Kleyntjens en L. Sormani, Stadsrekenboeken van Nijmegen. Bij de herdenking van zijn 50-jarig doctorschap in de rechten, heeft het bestuur namens de Commissie, aan den heer Fockema Andreae een gelukwensch gezonden. Om financiëele redenen moest de afwerking van Petit's Pamfletten-catalogi voorloopig nog worden uitgesteld.

De heer Blok handelde over: de populariteit van Prins Willem I bij zijne intocht te Brussel in 1577; het duitsch-getinte hollandsch in de brieven van Prins Willem I; de bestorming van de Blaupoort te Leiden in 1576 door de Engelsche vrijwilligers; Marnix te Leiden; biographiëen van Prins Willem I; de Engelsche troepen in Nederland kort na het begin van den Opstand, tijdens het verblijf van Anjou en onder het bestuur van Leicester, met hunne aanvoerders Sir Roger Williams, Sir William Stanley e.a.

De heer Overvoorde besprak een document, waaruit blijkt dat reeds in 1590-1591 te Leiden de aardwerken voor de verwijding van de Vestgracht werden aanbesteed aan eene ‘maetschappe’ van lieden uit Sint Maarten.

De heer Molhuysen vestigde de aandacht op den gevelsteen in het pesthuis te Leiden, waarbij de houding der vrouw geenszins wijst op een bedoeling den geesel te zwaaien.

De heer Knappert sprak over: de Joden onder Koning Willem I; Joodsche zeden en gebruiken afgebeeld door Leo de Modene; het Calvinisme van Prins Willem I; een remonstrantsche hagepreek te Leiden.

[pagina 49]
[p. 49]

De heer Huizinga deed eenige mededeelingen over de verspreiding van plaatsnamen op heim, Farnthrapa-Fortrapa, Texuandria-Teisterbant-Texel, de familienamen Vixseboxe en Van Korlaar; een ander maal wijdde hij eene bespreking aan de twee oude schipperstermen neut segha en o Tertepa.

De heer Bijleveld vroeg eenige inlichtingen betreffende de collectie gouden en zilveren penningen verzameld door Dibbetz, en deelde het een en ander mede omtrent diens curieus cabinet van zeldzaamheden; hij wees op het eigenaardige in de uitdrukking ‘een eerlijke vergadering’, die in de 16de eeuw te Leiden is gehouden, en besprak een merkwaardige notariëele akte van notaris Van Swieten; hij vertoonde eene copie van het hoog altaarstuk van Mariënpoel, waarbij hij tevens op het belangrijke in geschiedenis en kunst de aandacht vestigde - eene copie, waarvan het origineel inmiddels door zijne bemiddeling het eigendom van de Lakenhal te Leiden is geworden; voorts handelde hij over den onwil van Johan Wolter van Coeverden en Arend Daniël van Coeverden om van koning Willem I een adellijken titel in ontvangst te nemen.

De heer De Blécourt wees op eenige fouten en onjuiste gevolgtrekkingen in het boekje van Hugo Falk ‘Eigenthum an Grund und Boden in Drenthe’.

 

Op den 10den Juni 1919, den vooravond van de algemeene vergadering, hield, zooals gewoonlijk, onze Commissie eene ledenvergadering. Bij afwezigheid van den voorzitter, den heer Knappert, die op reis was naar Indië, werd de vergadering geleid door den heer Blok. Secretaris: de heer Eekhof. De presentie-lijst werd geteekend door: P.J. Blok, S.P. Haak, K. Heeringa, W.J.J.C. Bijleveld, A. Hoynck van Papendrecht, R. van der Meulen Rz., S.A. Waller Zeper, J. Kleyntjens, J.E. Kroon, A.A. van Schelven, C.J. Wijnaendts Francken, J. Heinsius, K. Sneyders de Vogel, H.T. Colenbrander, G.J.W. Koolemans Beijnen, J. Huizinga, J.C. Overvoorde, A.S. de Blécourt en A. Eekhof.

De eerste voordracht werd gehouden door dr. K. Heeringa te Middelburg, over ‘Zeeuwsche jonkers uit de 17de eeuw’. Als Zeeuwsch rijks-archivaris voelde spr. zich verplicht een onderwerp van gewestelijke geschiedenis te behandelen, op welk terrein echter ook algemeene bewegingen in werking waren te zien. In de 16de eeuw waren er in Zeeland twee groepen: eene die bij handel en zeevaart en eene die bij landbouw betrokken was. De eerste in de steden, vooral die van Walcheren, was gereformeerd; de laatste, voornamelijk ten plattenlande, was katholiek. Beiden stonden echter achter Oranje's meer Nederlandsche politiek, omdat zij daarmede de verheffing van Zeeland tot een zelfstandig lid der Unie, vrij van Holland, verwachtten. Na mannen als Pieter de Rycke, Roels, Jacob Valcke, Johan van de Warcke, zien wij de Zeeuwsche jonkerpolitiek opkomen onder leiding van Jhr. Hendrik

[pagina 50]
[p. 50]

van Tuyll van Serooskerke, heer van Stavenisse. De edelen willen weder evenals voorheen als lid van de Staten van Zeeland worden aangemerkt; sommigen machtigen nu Jhr. van Tuyll om met prins Maurits te onderhandelen. Het resultaat was gering. Een lijst van gerecommandeerden voor de ambten, welker begeving aan de Prins stond, werd in 1624 opgemaakt. Deze lijst noemt slechts tien geslachten. Spr. ging nu uitvoerig na, welke deze geslachten waren en welke hun invloed is geweest, om dan te concludeeren, dat de aspiraties der edelen in Zeeland niet te bevredigen waren; dit land was geen land voor jonkers.

Als tweede spreker trad op dr. S.P. Haak, te Arnhem, met het onderwerp: ‘Het aandeel van Willem Lodewijk aan het offensief van 1590’. De geschiedschrijver E. van Reyd heeft de meening in de wereld gebracht, dat van Willem Lodewijk het initiatief zou zijn uitgegaan. Van Reyd verhaalt, dat Willem Lodewijk in het begin van 1590 sterk op een offensief aandrong en naar den Haag reisde om het voordeel ervan aan te toonen in verband met de moeilijkheden, waarin Parma verkeerde. De Staten wilden uitsluitend defensief blijven en voelden voor een offensief weinig. Spr. toont nu uitvoerig aan dat deze voorstelling onjuist is. Van Reyd is steeds partijdig: vóór de leger-aanvoerders en tegen de leiders der Staten-colleges. Men is dichter bij de waarheid door aan Maurits een zeer actieve rol in dezen toe te kennen. Juist bij de Staten-leden was groote belangstelling voor het offensief en niet onmogelijk was Van Oldenbarnevelt hierbij de leidende stille kracht. Dus niet van Willem Lodewijk ging het initiatief uit; hij wilde zijn eigen bedreigd gewest Friesland eerst verdedigen, een zeker even verdienstelijk voornemen, als het hem op Van Reyd's gezag toegedicht offensiefplan, waarin hij zich heeft geschikt.

Bij de discussie wijst de heer Blok er op hoe goed het is, om de beschouwingen en berichten van onze oude geschiedschrijvers, die dikwijls als autoritair worden aangenomen, nog eens aan de feiten zelve te toetsen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken