Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1923 (1923)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1923

(1923)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

Bijlage VII. Verslag der commissie voor geschied- en oudheidkunde.

De Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde vergaderde op 26 Oct. en 30 Nov. 1922, 25 Jan., 22 Febr. en 26 April 1923 ten huize harer leden.

De heer Huizinga nam het voorzitterschap waar; de heer Colenbrander het secretariaat.

De heer Colenbrander werd benoemd tot gewoon lid der Commissie, terwijl tot buitengewone leden werden aangenomen de heeren Prof. Mr. D. van Blom te Leiden, Prof. Mr. J. van Kan te Leiden en J. Kleyntjens te Katwijk.

Door het bestuur der Maatschappij werd in handen der Commissie gesteld een handschrift van Dr. Jan de Vries te Arnhem, getiteld ‘De Wikingen in de Lage Landen bij de Zee’. De Commissie adviseerde tot subsidieering.

De navolgende leden der Commissie bespraken de achter hunne namen genoemde onderwerpen:

De heer Blok: een door hem op het kasteel Ruurlo aangetroffen medaillon en de vraag, of het kan worden beschouwd als een portret van Karel II van Engeland; - but pamfiet ‘Principis Auriaci Guilielmi Nassovii caedis..... succincta et vera narratio’.

De heer Huizinga: de beschouwingen van Dr. Brandt over deechtheid of onechtheid van zekere middeleeuwsche oorkonden; - bijzonderheden uit het leven van Erasmus.

De heer Knappert: het overbrengen van Nederlandsche jonge vrouwen naar Indië in het begin der 17de eeuw; - de handschriften van van Alkemade en van der Schelling; - den vorm der Leidsche doctorsbullen in de 18de eeuw; - de uitgave van Mgr. Hensen: ‘Bronnen te Rome tot de geschiedenis der Nederlanden in de 16de eeuw’.

De heer Molhuysen: de penningen, uitgereikt bij promotiën ‘more maiorum’ te Leiden; - hetgeen in 1787 en 1795 is ondernomen ter verdediging van de privilegiën der Leidsche universiteit.

De heer Eekhof: het monument van de Ruyter te Debreczin; - de lotgevallen van het portret van George Washington, na afloop van den Amerikaanschen vrijheidsoorlog vereerd aan den Zaan-

[pagina 57]
[p. 57]

schen reeder Klaas Taan; - een Amsterdamsch notarisprotocol uit het begin der 17de eeuw, bevattende het levendig en vermakelijk verhaal van de reden, waarom ter weerszijden van het hoofdaltaar in de kerk van San Domingo de Calzada een koperen haan en hen worden aangetroffen.

De heer Bijleveld: de familienamen Half-Noordwijk en Half-Wassenaer; - het gehalte van genealogische gegevens, aan Amerikanen verstrekt door den heer Louis P. de Boer, zich noemend University Professor te Denver (Colorado); - het leven en de werken van Jan van Scorel, inzonderheid een stuk van zijne hand in het bezit der familie van Suchtelen, een portret van Agatha van Schoonhoven op het kasteel Windesheim, en eene triptiek waarvan de vroeger verspreide deelen thans hereenigd zijn in het bezit van Jhr. van den Bogaerde en te vinden op het kasteel Heeswijk; - de weduwe van burggraat Jan II van Wassenaar en haar portret door Mostaert; - het huisarchief Wassenaer-Catwijck en eenige daarin aangetroffen stukken.

De heer de Blécourt: curiosa uit de ‘Quaestiones tumultuariae’ van Bijnkershoek.

De heer Meyers: de blaffaards in het archief van het hoogheemraadschap op Rijnland en de gegevens, daarin aan te treffen omtrent de ligging van den Wendeldijk; - den plaatsnaam den Briel.

De heer Colenbrander: de excessen waartoe de oorlogsgeest overigens verdienstelijke schrijvers uit de gewezen oorlogvoerende landen in hunne historische productie alsnog verleidt, gelijk dit blijkt te zijn overkomen aan Jean Brunhes, Géographie humaine de la France (Paris 1920), en von Hofmann, Politische Geschichte der Deutschen (Stuttgart 1921); - de betrekkingen tusschen Ernest Renan en de theologische faculteit te Leiden; - het bezoek van vreemdelingen aan de Leidsche hoogeschool.

Aanhangsel.

Naar oude gewoonte werd 12 Juni 1923, aan den vooravond der jaarvergadering, een voor alle leden der Maatschappij toegankelijke bijeenkomst der Commissie in het Nutsgebouw gehouden.

Tegenwoordig waren de heeren J. Huizinga, Voorzitter, D. van Blom, A. Eekhof, W.J.J.C. Bijleveld, L. Knappert, C.J. Wijnaendts Francken, N.J. Krom, A.A. van Schelven, S.A. Waller Zeper, H.E. van Gelder, W.S. Unger, Felix Driessen, J. Kleyntjens, J.E. Kroon, G.J.W. Koolemans Beynen, P.J. Blok, J. Lindeboom, H.T. Colenbrander, Secretaris.

De heer P.J. Blok opende den avond met eene verhandeling over ‘De landing van stadhouder Willem III te Brixham in Tor-

[pagina 58]
[p. 58]

bay’ (15 Nov. 1688), waarvan Macaulay zulk een treffende beschrijving gegeven heeft, en waarvan de herinnering ook is bewaard in de drie fraaie platen van den ester Romeyn de Hooghe. Die drie platen vertoonende en met behulp van een kaart van de Noordzee en het Kanaal en van een serie prentbriefkaarten van het terrein om Torbay heen, beschreef spreker de geschiedenis van dien roemrijken tocht, 26 October begonnen, toen de Prins, eerst van de Staten en daarna van prinses Mary, het bewogen afscheid nam, zoo goed door Fruin beschreven, tot zijn aankomst te Londen op 28 December, aan het hoofd van zijn troepen.

Spreker bracht in herinnering de verschillende, romantische episoden, die de zeetocht opleverde, welke, naar de beschouwing onzer vaderen, begunstigd werd door den ‘protestantschen wind’. Hartelijk was op 15 November de verwelkoming door de bevolking, in geestdrift gebracht door een gevoel van dankbaarheid; heel anders was daarentegen de houding van den landadel van Devonshire; de toenadering was aarzelend en langzaam en de houding op de bijeenkomst in Exeter, op 22 Nov., zoo lauw, dat de ergernis van Prins Willem werd gaande gemaakt. Diens voortgaan was daardoor dubbel voorzichtig; de afval van den koning nam echter steeds meer toe. Spreker besprak de houding van Jacob II, zijn vlucht en tijdelijken terugkeer en ten slotte den intocht van Willem III, die de feitelijke voltooiing bracht van de Engelsche revolutie. De stadhouder kon daarin de zegepraal zien van zijn staatsmanskunst en niet minder van zijn voortreffelijk beleid aan het hoofd van het Hollandsche landingsleger, dat, zooals het in onze eigen taal op pet standbeeld, ter plaatse van de landing opgericht, te lezen staat: ‘Engelands vrijheid’ kwam ‘herstellen’. Het is slechts jammer, dat dit standbeeld aan de ‘beach’ van Brixham zoo akelig leelijk is!

De heeren C.J. Wynaendts Francken en W.S. Unger, die eenige opmerkingen maakten, werden door den spreker beantwoord.

De tweede spreker was de heer J. Lindeboom, met een voordracht over ‘Het oudste Sociniaansche propaganda-geschrift in Nederland?’

Na aandacht te hebben gevraagd voor het vraagteeken in den titel, deed spreker eerst eenige mededeelingen aangaande den inhoud van een ‘Summa doctrinae Socinistarum’, in handschrift aanwezig in de Groninger Univ. Bibliotheek, van de hand van G.J. Vossius, die echter niet als de auteur moet worden beschouwd. Het bevat in een tiental hoofdstukjes zeer in 't kort de geheele Sociniaansche dogmatiek en ethiek. Het is blijkbaar geschreven door iemand, die goed van het Socinianisme op de hoogte was; toch wijkt het belangrijk af van den bekenden Kakower catechismus in volgorde en opzet. Hier en daar kan men de dogmatische beschouwingen niet zuiver Sociniaansch noemen; zóó inzake zondenval en meritorisch karakter van Christus' heilswerk. De schrijver toont bekendheid met geschriften van Faustus Socinus;

[pagina 59]
[p. 59]

overigens spreekt uit het geschriftje meer de geest van een latitudinaristisch humanist, dan van een overtuigd aanhanger der Poolsche kerkgemeenschap. Na velerlei zoeken bleek spreker, dat dit werkje gedrukt was, en wel in 1651 door den Franeker hoogleeraar Cloppenburg, die het tot leiddraad nam in een door hem geschreven weerlegging van het Socinianisme, en in de voorrede daarvan mededeelt, dat het indertijd deel had uitgemaakt van den in 1598 in beslag genomen boekenvoorraad van de Sociniaansche propagandisten Ostorodt en Woidowski. Nu bleek het ook voor te komen in de ‘Bibliotheca Antitrinitariorum’ van Sandius, die het vermeldt als ‘Compendiolum Socinianismi’, dezelfde titel waaronder Cloppenburg het noemt. Sandius noemt Ostorodt en Woidowski als de schrijvers, laat echter de mogelijkheid open, dat de bekende Conradus Vorstius, de beroemde opvolger van Arminius, de schrijver zou zijn geweest. Dat het werkje uit de geconfiskeerde boeken afkomstig zou zijn, is niet onmogelijk; Rogge, en later Van Slee, hebben aangetoond, dat niet alle boeken verbrand zijn. In de berichten over die, door de Generale Staten gelaste, maar niet doorgegane boekenexecutie, duikt later ook het Compendiolum op, maar spreker toonde aan, dat wat daarover later in dit verband wordt meegedeeld, alleen berust op de gegevens van Cloppenburg en Sandius. Wat de laatste over de beide Polen als auteur vermeldt, steunt meer op een misverstaan van Cloppenburg, zoodat het meeste voor Vorstius schijnt Le pleiten. Dit nu strookt volkomen met het boven meegedeelde aangaande den inhoud, zoodat men ook op grond daarvan tot Vorstius' auteurschap kan besluiten. Het oudste Sociniaansche propaganda-geschrift, zooals Cloppenburg meende, is het dus waarschijnlijk niet, maar wel een eigenaardig getuigenis, hoe het Socinianisme door latitudinaristen werd verwerkt.

De heeren Huizinga, Eekhof en Colenbrander stelden vragen of maakten opmerkingen en werden door den spreker beantwoord.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken