Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1934 (1934)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.30 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.70 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1934

(1934)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

Bijlage VI
Verslag der commissie voor geschied- en oudheidkunde

De Commissie vergaderde achtmaal. Tot voorzitter werd verkozen de heer Knappert, terwijl de secretaris bij verstek werd aangehouden.

De volgende leden deden mededeelingen over de achter hun naam vermelde onderwerpen:

Barge Over een fraaie uitgaaf van Deliciae Batavicae.

De Blécourt Over leven en bedrijf van Peije Abels; over 2 vonnissen van den hoofdman van Stad en Landen van Groningen tegen Ucco-Wallisten; over het privilege der stad Oss van 1399; over een geschrift van Bekers van Thiemen omtrent het doceeren van ander dan Romeinsch Recht te Leiden; over het verleenen van adeldom aan een Zeeuwsch geslacht.

Van Blom Over een feestrede bij den Upstalboom in Augustus 1933; bijzonderheden over het leen Torenveld te Oestgeest.

Bijleveld Over de beteekenis van het woord labbardaan; over het leven op de kostschool Oud-Noorthey te Voorschoten; over het verwin van landgoederen; over het huis Vredenhoef te Voorschoten.

Byvanck Over de sarcophaag van Simpelveld; over de gevolgtrekking, die de archaeologie ons toelaat te maken omtrent den oorsprong van het Nederlandsche volk.

Colenbrander Over een bericht uit het archief der Wassenaars betreffend het Huis Ter Lugt; over een lezing in het jaar 1880, waarin zuidafrikaansche toestanden worden geteekend.

Fockema Andreae Over het ontstaan en de ontwikkeling van wind-watermolens in polders bij Danzig en hier te lande; over een anoniem verschenen boekje van Uittenhage de Mist; over onze oude maten.

Huizinga Over de oudste geschiedenis van Zeeland; over de verklaring van de namen ruiereb en powieren bij het tournooi.

Kleijntjes Over een onderzoek naar onze diplomatieke en cultureele betrekkingen met Polen in de zestiende en zeventiende eeuw.

Knappert Over de geschiedenis der kerkelijke gemeente van Curaçao.

Krom Historische gegevens over den naam van het eiland Sumatra.

Meijers Over Calais als Vlaamsche stad, terwijl de heer dr Henry Obreen als gast uit België, in een der vergaderingen

[pagina 70]
[p. 70]

mededeeling deed van een tot dusver onbekend stuk uit het Rijksarchief te Brussel over de rechten der Leidsche Burgers ten aanzien van de tol te Heusden.

 

In de op gisteravond (12 Juni 1934) gehouden bijeenkomst, waartoe alle leden der Maatschappij waren uitgenoodigd, sprak Dr Z.W. Sneller over: Marktverkeer en transito in het IJselgebied in de late Middeleeuwen en in den tijd der Republiek.

 

Spr. begon met aan de hand van een overzichtskaart het verkeersschema van Europa in de late Middeleeuwen te behandelen. Er is dan een Noordelijk verkeersgebied, dat zich in Vlaanderen verdicht tot een commercieel-kapitalistisch milieu, en een zuidelijk verkeersgebied langs de Middellandsche Zee, dat zich verdicht tot een commercieel-kapitalistisch milieu in Noord-Italië. Tusschen beide landstreken van vroeg-kapitalistische ontwikkeling bestaat in de 13e eeuw een geregeld handelsverkeer via de periodieke jaarmarkten of missen, die in de steden van Champagne gehouden worden.

In de 14e eeuw komt de zeeverbinding tusschen de beide gebieden tot stand. Een tweede verbindingsweg gaat dan over de Alpen en langs den Rijn. De jaarmarkten van Champagne vervallen: Brugge (na 1500 Antwerpen) komt op als permanente stapelmarkt met beursinstituut. Er vormt zich ook een Zuid-Duitsch verkeersgebied van vroeg-kapitalistische ontwikkeling met Augsburg en Neurenberg, dat met het noordelijke verkeersgebied in verbinding staat via Frankfort en Leipzig, die belangrijke missteden worden. Op de missen en stapelmarkten geschiedt de uitwisseling van de koopmansgoederen; daar vormt zich uit de individueele prijsovereenkomsten de marktprijs. Ook zijn de missen en stapelmarkten centra van crediet en betalingsverkeer.

Een uitlooper van den Rijnweg vormde de IJselweg langs Deventer en Kampen, die Noordwaarts leidde naar Bergen in Noorwegen en het Hanzegebied. Hij was vooral belangrijk in de 15e eeuw. De IJselsteden waren toen belangrijker dan de Hollandsche steden; er bloeide een hooge geestelijke cultuur. Kampen had bemiddelenden handel en scheepvaart tusschen het Westen (Frankrijk) en het Oosten (Hanzegebied); haar schepen voeren in grooten getale door de Sont. Deventer was de stad der periodieke jaarmarkten, die van niet meer dan regionale beteekenis waren, maar overigens de functie van de groote missen en stapelmarkten vervulden. Naar de markten van Deventer kwamen de zuivelproducten en lakens uit Holland en West-Friesland, zuivelproducten uit Friesland, wijn en hout uit het Rijngebied, wol en vlas, linnen en wollen stoffen uit Twente en Westfalen. Deventer zelf bracht koek en linnen stoffen in het verkeer. Uit Bergen in Noorwegen kwam de Berger visch.

Deventer was in dit alles niet uitsluitend de passieve marktstad; ook actief traden haar inwoners op als Bergenvaarders en als kooplieden in het verkeer met Engeland en het Hanzegebied. Het verkeer van Holland naar de markten van Deventer is in bijzonderheden be-

[pagina 71]
[p. 71]

kend uit het Kamper pandtolregister (1439-1441) en uit het koopmansboekje van een inwoner van Hoorn, omstreeks 1460. De Hollanders voerden niet alleen voortbrengselen van eigen bodem aan, maar ook producten van de zeevisscherij en artikelen van den verren handel.

Voor het betalingsverkeer op de jaarmarkten van Deventer is belangrijk het Hoornsche koopmansboekje. Uit dit memoriaal blijkt, dat bij den verkoop van goederen geregeld crediet verleend werd tot de afrekening op de volgende markt. Voorts is van beteekenis hetgeen te weten is over den stedelijken wisselaar Aernt Wevell, die in 1460 werd aangesteld. Bij wissel en wisselaar valt te denken, zoowel aan den wisselbrief als aan het wisselen van geld tegen geld. Voorzoover wij het verkeer op de groote markten kennen, schijnt de wisselaar zich weinig te hebben ingelaten met het wisselbriefverkeer; dit berustte bij de groote kooplieden, die geldhandel met goederenhnadel verbonden en per wisselbrief hun betalingen regelden. De stedelijke wisselaar daarentegen wisselde de eene munt tegen de andere; daarbij had hij te zorgen voor het zuiver en volwaardig blijven van de munt. Voorts stond hij in nauw contact met den muntmeester, wien hij muntmateriaal leverde. Soms bewaarde hij ook het geld van de kooplieden, met hetwelk de koopmansbetalingen werden verricht. De stedelijke wisselaar in de Nederlanden was de voorlooper van de latere stedelijke wisselbanken, die - gelijk bekend - ook geen handel dreven in wisselbrieven, maar de functie vervulden van geldwisselaar en kassier, die voor betalingen in zuiver en volwaardig geld hadden te zorgen en in nauw contact stonden met de landsheerlijke munt.

In de 16e eeuw bleven Kampen en Deventer, ondanks de mindere bevaarbaarheid van den IJsel, haar positie als handelsstad en marktstad behouden. De groote verandering kwam eerst aan het eind van de 16e eeuw, toen Amsterdam, na den val van Antwerpen, de generale stapelmarkt werd. Deze generale stapelmarkt had haar verbindingen landwaarts met de perodieke jaarmarkten in Duitschland (Frankfort, Leipzig).

Prof. Sneller behandelde in dit verband een request van Amsterdamsche kooplieden van 1598, waaruit duidelijk de verschuiving van de toestanden blijkt. Amsterdam wilde voor haar verbindingen met de Middel- en Zuid-Duitsche steden los zijn van Bremen en Hamburg, de rivaliseerende stapelmarkten, die steeds dreigden met haar mededinging. Vandaar dat de Amsterdammers de voorkeur gaven aan het overlandsverkeer via de IJselsteden dat bovendien nauwkeurige aankomst van de goederen vóór het begin der jaarmarkten waarborgde. Met Hessenwagens langs Hessenwegen geschiedde het vervoer diep Duitschland in.

Het grootste deel van dit nieuwe transito viel aan de stad Zwolle toe. Deventer, nog in de 16e eeuw geldend, na Antwerpen en Amsterdam voor de derde koopstad in de Nederlanden, werd onder de Republiek een doode stad. Zwolle daarentegen groeide en breidde zich uit met een nieuwe handelswijk. Beurtschepen brachten het

[pagina 72]
[p. 72]

goed over de Zuiderzee en het Zwarte Water; in Zwolle laadden de Hessenvoerlieden hun vracht. Te Zwolle leefde van dit transito een groep van expediteurs, destijds factors geheeten, die hun bemiddelende diensten verleenden aan den Amsterdamschen handel voor den afvoer en den aanvoer van het ‘Hesse-factorie - of Coopmansgoe’. Via Zwolle vonden geregeld de Silezische linnens hun weg naar Amsterdam. Dit alles is van meer dan locale beteekenis. Het werpt licht op een tot hiertoe weinig bekende zijde van het handelsverkeer van de Amsterdamsche stapelmarkt, n.l. op de Duitsche handelsrelatiën in den tijd der Republiek. Het verklaart tevens, hoe Twenthe met zijn levenwekkend transito het land werd van een krachtige linnen-, fustein- en katoenindustrie, die in Amsterdam haar geregelde afzetmarkt vond.

Voorts illustreert dit doorgaand transito de groeiende oeconomische eenheid der republiek, welke voorafging aan de politieke eenheid van 1795. Overijsel, het land van bedrijvige expediteurs- en fabrikeursgeslachten, werd een stamland van patriotisme, dat de eenheid van den staat beoogde. Het is een eigenaardige speling der historie, dat uit het expediteursgeslacht der Ter Becke's te Zwolle de groote staatsman J.R. Thorbecke is voortgekomen, geboren in dezelfde stadswijk en op dezelfde gracht, waar zijn voorouders tientallen van jaren het expediteursbedrijf tusschen Amsterdam en Duitschland hadden uitgeoefend.

Ten slotte ligt een vergelijking met de Maassteden (Rotterdam) voor de hand, die in de 19de eeuw ook den overgang van stapelmarkt tot transito hebben doorgemaakt, maar voor wie, in tegenstelling met Zwolle, dit doorgaande de levenwekkende kracht, niet alleen voor een grootscheepsche nijverheid, maar ook voor een actieven eigen handel geworden is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken