Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1936 (1936)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.45 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1936

(1936)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

Jonkheer Dr. Willem Adriaan Beelaerts van Blokland
('s-Gravenhage 1 Januari 1883-Oosterbeek 22 Augustus 1935).

Plotseling afgebroken werd het leven van W.A. Beelaerts; midden uit zijn werk werd de vorscher weggenomen, van wiep op het gebied der middeleeuwsche historie nog zooveel te verwachten was. En toch, wij kunnen zijn leven onmogelijk zien als een onvervulde belofte, daarvoor heeft hij, die arbeidde zoo lang het dag was, te veel voltooiden arbeid achter gelaten.

Beelaerts was zoon van den bekenden gezant der Zuid-Afrikaansche Republiek Jhr. Mr. G.J. Th. Beelaerts van Blokland en Johanna Maria Kneppelhout, van wier vader hij den zin voor historische studie had geërfd. Na aanvankelijk een H.B.S. te hebben bezocht, ging hij over tot de klassieke opleiding.

In 1903 werd hij student in de rechtswetenschap te Leiden en in 1907 beleven wij de eerste uitgave, welke, zij het op bescheiden wijze, de aandacht van het publiek vestigt op zijn historischer zin. Het is nog maar een verzamelwerk, echter spoedig, in 1910, gevolgd door zijne dissertatie, ‘De practijk van het leenrecht in Gelderland’, waarmede hij den graad van doctor in de rechtswetenschap behaalde. In dit werk treffen wij voor het eerst den zelfstandigen jongen geleerde, die zich een eigen van den grond op ontwikkeld beeld tracht te vormen.

Talloos zijn de publicatiën, welke hierop zijn gevolgd, 101 artikelen, groot en klein alleen al in ‘de Nederlandsche Leeuw’, 30 in de ‘Bijdragen en mededeelingen’ van ‘Gelre’, 12 in het ‘Leidsch Jaarboekje’, 8 in de ‘Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis’, 8 in het ‘Bulletin van den Oudheidkundigen Bond’, 7 in ‘Die Haghe’, enz. enz.

Men vindt de verschillende artikelen opgesomd in de hierachter volgende bibliographie, naar tijdsorde gerangschikt.

Een belangrijke plaats in het tijdschrift ‘De Nederlandsche Leeuw’, het orgaan van het ‘Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor geslacht en wapenkunde’, waarvan hij jarenlang voorzitter is geweest, namen de artikelen van Beelaerts in, betreffende den oorsprong en den samenhang van vele onzer oude adellijke geslachten, waarbij hij en uit de oorkonden en uit de zegels door verstandige combinatie merkwaardig veel nieuws wist te voorschijn te brengen. Op laatst genoemd tijdschrift volgt het verwante tijdschrift gewijd aan de geschiedenis van het gewest, waarin hij van jongsaf zijn zomervacantie placht door te brengen en dat hem lief was geworden. Wij willen zoo niet doorgaan en er slechts op wijzen, dat Beelaerts eene zeer vruchtbare periode heeft doorgemaakt tusschen zijne benoeming in 1909 tot secretaris van den Hoogen Raad van Adel - het College waarvan

[pagina 92]
[p. 92]

hij van 1924 tot zijn dood als lid een sieraad is geweest - en zijne benoeming in 1919 als commies-griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, welke in 1927 werd gevolgd door zijne aanstelling als griffier.

In deze tienjarige periode toch, heeft hij zich vrij kunnen ontwikkelen naar zijn aard en het is door zijn vrienden dan ook steeds betreurd, dat het leven mede bracht, dat hij naast zijne geliefde studiën een practisch ambt moest vervullen.

Niet dat hij ongeschikt was voor dit practische ambt; op uitnemende wijze heeft hij zich ook op dit gebied van zijn taak gekweten en zooals zijn gewoonte was, meer gegeven dan van hem werd gevraagd.

Begrijpelijk is het dan ook, dat hij heeft geaarzeld en het ten slotte niet heeft aangedurfd, toen hij werd gepolst omtrent het burgemeesterschap van een onzer belangrijke steden. En toch, hoe geschikt ware hij niet geweest voor dit ambt, hij, die wars van alle intrigue en steeds boven de partijen staande, bonhommie paarde aan natuurlijk gezag en feitelijk een geboren leider, een geboren regent was.

Hoe het zij, Beelaerts was in de eerste plaats geleerde; wat voor geleerde echter? Welk etiket past hem? Hier komen wij eenigszins in moeilijkheden, want Beelaerts heeft zich niet opgesloten in een bepaald vak. Weliswaar vormt de studie der middeleeuwsche adellijke geslachten den hoofdschotel van zijn werk, maar daarnaast betrad hij paden van verschillenden aard.

Kenner als geen der Nederlandsche kasteelen, wat o.m. tot uiting kwam in zijne medewerking aan het standaardwerk ‘De Nederlandsche kasteelen’ en in zoo menige lezing, waarbij hij zijne steeds levendige en belangwekkende causerie toelichtte met lichtbeelden uit zijne bekende verzameling prenten en teekeningen, kenner als geen ook van de middeleeuwsche zegels, zoo wereldlijk als geestelijk, interesseerde hij zich ook voor topographie, voor Romeinsche en Germaansche opgravingen, voor anthropologie, iconographie en meer. En zich voor iets interesseeren beteekende voor Beelaerts actief deelnemen aan het onderzoek.

Hoe vatten wij nu al Beelaerts verschillende onderwerpen van studie tezamen? Waardoor werd hij, temidden van ieder op zijn terrein uiterst bekwame historici, voor zijn tijdgenooten de vraagbaak op oudheidkundig gebied, ja, om een ouderwetsch woord te gebruiken, de oudheidkenner bij uitnemendheid.

Dit toch wordt nóch voldoende verklaard door de gedegenheid van zijne kennis, nóch door de vele nova, welke hij op een toch altijd beperkt terrein wist te produceeren. Hier speelde zoowel zijne veelzijdigheid een rol, als de zeer persoonlijke wijze waarop hij schijnbaar dorre zaken tot leven wist te brengen, zoo dat zelfs de belangstelling van buitenstaanders werd gewekt.

Wat was nu Beelaerts' punt van uitgang? Mij dunkt, de begeerte wat hij rondom zich zag in zijne wording te begrijpen en tot zijn oorsprong na te vorschen. Daardoor paarde hij warme belangstelling voor het heden - ik bedoel hier geenszins de vraagstukken van den

[pagina 93]
[p. 93]

dag, waarover hij tamelijk pessimistisch oordeelde, maar het warme werkelijke leven van mensch, dier en plant op God's aardbodem - aan een specialen zin voor het naspeuren van de oudste geschiedenis der op Vaderlandschen bodem ontstane huizen en geslachten. Dat hij daarbij zulke uitnemende resultaten heeft geboekt, sproot voort uit het gepaard gaan van een natuurlijk wantrouwen tegen wat nu eenmaal als vast te boek staat, met de gave het groote op te bouwen uit het kleine, zelfs het zeer kleine.

Beelaerts was een opmerker, een scherp opmerker, een historisch detective. Zijn arbeid wordt misschien het best gekenmerkt door hem een lezer te noemen van de bronnen der middeleeuwen, een lezer wien niets ontging en die elke gevonden eigenaardigheid door zijne uitgebreide kennis en belezenheid op juiste waarde wist te schatten, in het beeld van het geheel wist in te voegen.

Wij studenten der middeleeuwsche toestanden weten allen, hoe men telkens en telkens weer op belangrijke punten niet kan concludeeren, omdat bepaalde, dikwijls zelfs belangrijke onderdeelen nog niet vast staan.

Dit nu moet Beelaerts zeer sterk hebben gevoeld, dit moet hem hebben aangedreven telkens in tallooze kleine publicatiën bepaalde punten vast te leggen; dit verklaart ook de ergernis, welke Beelaerts wel eens tot uiting heeft gebracht, wanneer mannen van naam op historisch gebied, door verwaarloozing van het kleine, in het groote fout gingen. Ik denk hierbij onder meer aan zijn scherpen, en, zij het niet zakelijk, dan toch wat den vorm betreft, te scherpen aanval op de samenstellers van het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe.

Ook naar halfgeleerden, die het waagden verwarde of ongefundeerde artikelen te schrijven, ging zin misnoegen uit.

Beelaerts kon als het ware niet velen, dat iemand zijn vak niet verstond en nog minder, dat iemand zich wilde uitgeven voor kenner op een gebied, waar hij volslagen vreemdeling was. Dit hing samen met zijn karakter, goedaardig en hooghartig tegelijk, maar voor alles wars van allen valschen schijn.

Het bovenstaande geeft geenszins een geregeld curriculum vitae van onzen gestorven vriend en nog veel minder een volledig karakterbeeld; ik heb slechts getracht te belichten wat hem tot zijne studiën bewoog en wat zijn plaats is geweest te midden der historici van onzen tijd; ook hoe het mogelijk is, dat op zoo velerlei gebied, waar het onze oudheid betrof telkens weer een beroep op Beelaerts kon worden gedaan, hetzij voor een artikel, hetzij voor een lezing, hetzij als bestuurslid. Moge ik daar eenigszins in zijn geslaagd.

 

Th. van Reineck Leyssius

Voorburg, 22 Juni

[pagina 94]
[p. 94]

Lijst der geschriften

A. Afzonderlijke uitgaven.

1907Stichtsche, Gaasbeeksche en Overijsselsche leenen, gelegen in Gelderland. Arnhem 1907. 8o. Uitgave van de Vereeniging Gelre.
1910De practijk van het leenrecht in Gelderland. (acad. Proefschrift). Leiden. 8o.
Enkele leenrechtelijke aanteekeningen. In:
1914Rechtshistorische opstellen, aangeboden aan Mr S.J. Fockema Andreae, Hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Haarlem. 8o.
1911-1915Nederlandsche kasteelen en hun historie, door E.W. Moes, W.A. Beelaerts van Blokland, H.E. van Gelder, W. Wijnaendts van Resandt en K. Sluyterman. Amsterdam. 3 dln. gr. 4o.
1919De charitable sociëteitsschool te 's-Gravenhage. 1719-1919. 4o.
1933Beyeren quondam Gelre, armorum rex de Ruyris. 's-Gravenhage. 8o.
De woonplaatsen van den Prins van Oranje in de Nederlanden. In: Prins Willem van Oranje. 1553-1933. Haarlem. 4o.
1935Nederlandsche kloosterzegels vóór 1600. Uitgegeven door W.A. Beelaerts van Blokland, D.P.M. Graswinckel, Elisabeth C.M. Prins en P. Dalmatius van Heel, 's-Gravenhage. 8o.

B. Artikelen in periodieken.

1906Genealogische fragmenten, berustende op de leenacten (Freyse van Dolre, van Isselmuden, van Oldeneel, van den Clooster, van Steenbergen, van Vieracker, van Delen, de Wolff van Westerrode. (De Nederlandsche Leeuw).
Taets van Amerongen. (ibid.).
Van Wisch. (ibid.).
Genealogische bijdragen betreffende het geslacht van Oostrum. (ibid.).
1907Freys van Dolre en Freys van Cuynre. (ibid.).
1908Een onbekend portret te Culemborg. (Oudheidkundig Jaarboek).
De muurschildering in het Drostenhuis te Culemborg. (ibid.).
Het gebrandschilderde venster nummer tien in de groote kerk te Gouda (ibid.).
Verbeteringen en aanvullingen, aan te brengen in: Stichtsche, Gaasbeeksche en Overijsselsche leenen gelegen in Gelderland. (Gelre).
De afstamming van het geslacht van Helsdingen. (Wapenheraut).
Dr. G. Brom. Regesten van Oorkonden betreffende het Sticht Utrecht (694-1301). Boekbespreking. (De Nederlandsche Leeuw).
De afstamming van het geslacht Coppier, later Coppier van Calslagen. (ibid.).
De bezitters der kasteelen Schonauwen en Beverweerd tot 1400 (ibid.).
1909Lugdunum en Praetorium Agrippinae. (Bijdragen Vaderl. Geschiedenis en Oudheidkunde).
De afstamming van het geslacht van Isendoorn. (De Nederlandsche Leeuw).
Bijdrage tot de genealogie van het geslacht van Hoeckelom. (ibid.).
De stamreeks van het geslacht van Wijnbergen. (ibid.).
Bijdrage voor eene geschiedenis der heeren van Aarlanderveen en Oudshoorn. (1354-1455). (Leidsch Jaarboekje).
De afstamming van het geslacht van Helsdingen. (Wapenheraut).
1910De glazen in de kapel van Assendelft (In den Haag). (Bijdragen Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde).
De afstamming van het geslacht van Isselmuden. (De Nederlandsche Leeuw).
Van Hoeckelom. (ibid.).
De afstamming van den Nederlandschen tak van het geslacht Plettenberg (ibid.).
Swedere Rodebaert, de eerste bekende bezitter van den Wildenborch. (Gelre).
Het wapenboek Gelre. (ibid.).
Hoe de Raaphorsten in het bezit der ambachten van Aarlanderveen en Oudshoorn kwamen. (Leidsch Jaarboekje).
Van Helsdingen-van der Merwede. (Wapenheraut).
Spangen-Hodenpijl. (ibid.).

[pagina 95]
[p. 95]

1911Hans Coenraed Brechtel. (Oudheidkundig Jaarboek).
De grafheuvels op de Doorwerthsche heide. (ibid.).
Iets over Wassenaer van Damme. (De Nederlandsche Leeuw).
De schepenbank van Tuil in de Neder-Betuwe. (ibid.).
Johan Bare, heer van Baer 1323 en Johan Bare, heer van Latem. (Gelre).
Verbetering. (ibid.).
Lathum. (ibid.).
1912Vaststelling der identiteit van enkele edelvrouwen. (Bijdragen Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde).
Voornamen in de 14de en 15de eeuw. (ibid.).
Een Geldersch edelman in Hollandschen dienst en het beleg van Loevestein in 1397. (Gelre).
Het voormalige huis Toll onder Koudekerk. (Leidsch Jaarboekje).
Het huis Klein Poelgeest. (ibid.).
Een ongeval op Groot Poelgeest. (ibid.).
1913Een onuitgegeven oorkonde van 3 Aug. 1272. (Bijdragen Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde).
Maanbrief. (Gelre).
Gelderschen en Hollanders in 1453. (ibid.).
Bijdrage voor de geschiedenis voor het huis Berendrecht onder Aarlanderveen en deszelfs bezitters. (Leidsch Jaarboekje).
1914Wat zijn ridderheeren? (Bijdragen Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde).
Eerherstel. Het geslacht Diert. (De Nederlandsche Leeuw).
De afstamming van het geslacht Martini-Martini Buys. (ibid.).
De herkomst van het geslacht de Girard de Mielet van Coehoorn. (ibid.).
De afkomst van het geslacht van Egmond van Merenstein. (ibid.).
Lathum. (Aanvulling). (Gelre).
1915Een merkwaardig altaarstuk. (Oudheidkundig Jaarboek).
De afstamming van het geslacht van Hogendorp. (De Nederlandsche Leeuw).
De eerste vier generatiën van het geslacht van Pallandt. (ibid.).
Van Hogendorp. Losse aanteekeningen. (ibid.).
Bijdrage voor eene genealogie van der Schuer-van Verschuer. (ibid.).
Nog meer Heeckeren's? De afstamming van het geslacht van Dorth. (ibid.).
De riddermatigheid der Oldeneel's. (ibid.).
Bijdrage voor de geschiedenis van het adellijk huis de Leegpoel te Rumpt. (Gelre).
Uittreksels uit twee reisjournalen gehouden in 1787 en 1789 door J.F. graaf van Hogendorp. (ibid.).
De toren van Holy in Vlaardingerambacht en het geslacht Muys van Holy. (Navorscher).
1916Familie aanteekeningen van Matenesse. (Bijdragen en Mededeelingen Historisch Genootschap).
Twee jeugdige moeders in den goeden ouden tijd. (Margaretha van Brakenburg en Emma Pauw). (Elseviers' Maandschrift).
De afstamming van het geslacht de Vos van Steenwijk. (De Nederlandsche Leeuw).
Een gevaarlijk boek. (Oorkondenboek van Groningen en Drenthe). (ibid.).
De afstamming van het geslacht Sloet. (ibid.).
De afkomste van het geslacht Dorth. (Gelre).
Het kasteel te Buren. (ibid.).
Uitstapjes van Sonsbeek uit, in 1780. (ibid.).
Het huis van jonkvrouw Aleid van Poelgeest. (Jaarboek Die Haghe).
De hofstede ‘Rhijnhart’ onder Alfen. (Leidsch Jaarboekje).
Lang vergeten banden tusschen Holland en Limburg. (Navorscher).
1917De stamvader van het geslacht van Utenhove. (De Nederlandsche Leeuw).
De herkomst van het geslacht Wuytiers. (ibid.).
Huyssen van Kattendijke. (ibid.).
De afkomst van het geslacht Wuytiers. (ibid.).
Bastaarden uit Zuylen van Nyevelt. (ibid.).

[pagina 96]
[p. 96]

 De stamvader van het geslacht van Oldeneel. (ibid.).
De afstamming van het Rotterdamsche regeeringsgeslacht van Zuylen van Nyevelt. (ibid.).
De verzameling handschriften en charters van Mr. W.A. Baron van Spaen La Lecq. (ibid.).
De vereeniging van Beusichem met Buren. (Gelre).
De advocatie van Echtelt. (ibid.).
1918De eerste generatiën van het geslacht van Coeverden. (De Nederlandsche Leeuw).
Het Hollandsch-Duitsch-Zweedsch geslacht Braun (van der Dussen). (ibid.).
De stamreeksen in Nederland's Adelsboek. (ibid.).
De afstamming van het geslacht van Hardenbroek. (ibid.).
De eerste vier generatiën van het geslacht van Balveren. (ibid.).
De eerste generatiën van het geslacht van Foreest. (ibid.).
Opmerkingen aangaande het geslacht van de Poll. (ibid.).
De afstamming van het geslacht Bentinck. (ibid.).
De riddermatigheid van het geslacht van Wijnbergen. (ibid.).
De Zutphensche landvrede van 2 Februari 1375. (Gelre).
De burg Wassenaar. (Leidsch Jaarboekje).
1919De beweerde afkomst van het geslacht Beeldsnijder. (De Nederlandsche Leeuw).
De stamvader van het geslacht van Verschuer. (ibid.).
1920Mededeelingen uit het familie-archief van Brienen van Ramerus (ibid.).
De afstamming van het geslacht van Brakell. (ibid.).
Nakomelingen van Herman de Ruyter, den held van Loevestein. (ibid.).
De afstamming van het geslacht de Wolff van Westerrode. (ibid.).
De beweerde adellijke afkomst der huidige van Everdingen's. (ibid.).
De stamvader van het geslacht van Hemert tot Dingshof. (ibid.).
In de Nederl. Herv. Kerk te Oosterbeek ingezegende huwelijken. (ibid.).
1921Dr. Mr. S. Muller Fz. en Dr. A.C. Bouman. Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, dl. I. 1ste afl. 695-1000. Boekbespreking. (De Nederlandsche Leeuw).
Het geslacht van Matenesse. (ibid.).
Verslag van het onderzoek, ingesteld in de zaak Teixeira de Mattos. (ibid.).
Simon van der Goude, stamvader der geslachten van der Zevender en van Matenesse. (ibid.).
Matenesse- van den Berghe-Matenesse. (ibid.).
Bijdrage tot de geschiedenis van Hillegersberg. (ibid.).
De Burggraven van Leiden voor 1339. (ibid.).
1922Hoe de Wassenaer's Burggraven van Leiden werden. (De Nederlandsche Leeuw).
Van Assendelft-van den Wale. (ibid.).
De zegels der voorvaderen van Philips van Wassenaar, Burggraaf van Leiden. (1340). ibid.).
Ketel van Hackfort (ibid.).
Een drietal leden der hofhouding van Bisschop Jan van Diest (van der Goude - van Ysselt - Vlaming). (ibid.).
Jongere takken van het geslacht van Wassenaer, vóór 1300 daaruit gesproten. (Duivenvoorde, Santhorst, Rosenburch, Cranenburch, Groenevelt). (ibid.).
1923Oorkondecritiek en zegelkunde. (Bijdragen Vaderlandsche Geschiedenis en oudheidkunde).
De stamvader van het geslacht van Ysselt betrokken bij den moord op Graaf Floris V? (De Nederlandsche Leeuw).
De riddermatigheid van het geslacht van Ysselt (vóór 1450). (ibid.).
Hieronymus van Ysselt, onthoofd te 's-Gravenhage 21 December 1702. (ibid.).
Van Wijnbergen. (ibid.).
De afstamming van het geslacht van Reede en de afkomst der bannerheeren van Baer. (ibid.).
1924Rijn en Linge. (Oudheidkundige Mededeelingen uit s-Rijksmuseum van Oudheden te Leiden).

[pagina 97]
[p. 97]

1925De afstamming van het geslacht van der Capellen. (De Nederlandsche Leeuw).
Doornspijk-Enspijk-Nunspeet-Elspeet. (Gelre).
En en ander betreffende de kerk en het klooster te Opheusden. (ibid.).
De heerlijkheid Gameren. (ibid.).
1926Jan de Carpentier geb. te Sandwich 8 Juni 1577, en zijn familie, getrokken uit diens geslachtboek. (De Nederlandsche Leeuw).
De herkomst van het geslacht van Beeftingh. (ibid.).
Een tweetal aanteekeningen van den rentmeester van Noord-Holland, loopende van Vrijdag na Maria Hemelvaartsdag 1344 tot Donderdag na St. Urbaansdag 1345. (Gelre).
De oudste lijst van Hollandsche leenmannen in Gelderland. (ibid.).
1927Oude Adel. (De Nederlandsche Leeuw).
Enkele bladzijden uit de geschiedenis der domeinbosschen onder Oosterbeek en Doorwerth. (Gelre).
Portretten van enkele leden eener Haagsche burgerfamilie (Creyenborg) uit de 17de eeuw. (Die Haghe).
Germaansche en Romeinsche oudheden in de duinstreek benoorden 's-Gravenhage. (Die Haghe).
1928De graftombe der Arkel's in de kerk te Gorinchem. (De Nederlandsche Leeuw).
De eerste generatiën van het ten deele tot den Nederlandschen Adel behoorende geslacht van Riemsdijk. (ibid.).
De afstamming van het tot den Nederlandschen Adel behoorende geslacht van Weede. (ibid.).
Enkele bladzijden uit de geschiedenis der domeinbosschen onder Oosterbeek en Doorwerth. (Gelre).
1929De laatste huiskapelaan der heeren van Wassenaar en pastoor te Wassenaar.. (Uittreksel uit eene voordracht). (Handelingen en Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden).
Nog eenige Brittenburgica. (Bijdragen Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde).
De oorsprong van den Hollandschen Tuin. (De Nederlandsche Leeuw).
Van Weede. (ibid.).
De Hollandsche Tuin in vervolg van jaren. (ibid.).
De Hollandsche Tuin en de orde van St. Anthonis. (ibid.).
1930Een heraldisch raadsel van ouden datum opgelost, of: De Leidsche meester Pieter Cornelisz, als wapenteekenaar. (De Nederlandsche Leeuw).
De zegels der graven van Holland op het einde der dertiende eeuw. (ibid.).
De afstamming en herkomst van het geslacht Boreel. (ibid.).
De afstamming der Rotterdamsche Schade's en Schadee's. (ibid.).
De bezitters van het slot te Beuningen in de 14de en 15de eeuw. (Gelre).
Eenige bladzijden uit de voorgeschiedenis van het klooster Marienpoel. (Leidsch Jaarboekje).
1931Het Rijk en het Rijkswapen. (De Nederlandsche Leeuw).
De afstamming van het oud-adellijk geslacht van Eerde. (ibid.).
De afkomst der familie Huyssen te Essen en de geslachten van Huessen en Huyssen van Kattendijke. (ibid.).
Het oudste Wassenaer-zegel met de drie wassende manen (ibid.).
Alexander Pasqualini, bouwmeester van het kasteel te Buren en andere sloten, krijgs- en vestingbouwkundige van naam. (Gelre).
Het Predikheerenklooster en de Kloosterkerk. (Die Haghe).
Wassenaar in den Geuzentijd. (Leidsche Jaarboekje).
1932De stamvader van het geslacht van Heeckeren. (De Nederlandsche Leeuw).
P.A.A.M. Wubbe. Het archief der abdij St. Marienhorst te ter Hunnepe. 's-Gravenhage 1931. Boekbespreking. (ibid.).
Het in 1553 gebouwde huis te Rumpt. (Gelre).
1933Stamreeksen in beeld. (De graven van Holland en de Heeren van Brederode door Jacob Cornelisz. van Oostzanen en Cornelis Anthonisz.) (De Nederlandsche Leeuw).
Een in het vergeetboek geraakte 16de eeuwsche minnaar van oudheden te Leiden, Cornelis van Aecken. (Leidsch Jaarboekje).

[pagina 98]
[p. 98]

1934Genealogie, Heraldiek en de Geschiedenis. (Uittreksel uit eene lezing, gehouden op het tweede congres voor Nederlandsche historici). (Tijdschrift voor Geschiedenis).
W.F.A. Andriessen. Historia dominorum de Teysterband, Arckel, Egmonda, Brederoede, Ysselstein, etc. Purmerend. 1933. Boekbespreking. (De Nederlandsche Leeuw).
Een zonderlinge bijnaam. (Gelre).
De Oudenburg onder Monster. (Die Haghe).
Een oude burg te Loosduinen? (ibid.).
Het huis Vliënburg te Voorburg. (ibid.).
1935Varia Topografica. I. (Oudheidkundig Jaarboek).
De eerste generatiën van het geslacht de Gijselaar. (De Nederlandsche Leeuw).
De bakermat van het geslacht van Foreest. (ibid.).
De maatschappelijke stand van de oude van der Woert's en van Foreesten. (ibid.).
Het huis Hemert of Ophemert te Bronkhorst. (Gelre).
Groot Haesebroek. (Leidsch Jaarboekje).
Nederlandsche kasteelen. (Kronenberg). (Historia).
Kasteelen en buitenplaatsen op familieportretten. (ibid.).
1936Varia Topografica II. (Oudheidkundig Jaarboek).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over Willem Adriaan Beelaerts van Blokland

  • Th. van Rheineck Leyssius