Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1950-1951 (1950-1951)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.78 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1950-1951

(1950-1951)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[XXII.]

Bij de rondvraag (XXII) komt de heer Dammerman terug op een schrijven van zijn hand aan het bestuur, de spelling van uit het Indonesisch overgenomen woorden en namen betreffende. Gaarne zou hij het standpunt van de Maatschappij in dezen vernemen en op één uniforme regeling willen aandringen. De voorzitter antwoordt spreker, dat zijn brief in de Commissie voor Taal- en Letterkunde is behandeld en dat dit lichaam het bestuur van advies heeft gediend. Het zal in het begin van het nieuwe verenigingsjaar inzake deze kwestie contact zoeken met het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap. De heer Pelinck, die hierna het woord vraagt, herinnert de vergadering eraan, dat in 1923 de Maatschappij zich heeft ingelaten met de toen dreigende demping van de Mare. Thans is dezelfde kwestie weer aanhangig en zonder overdrijving kan over een dubbeltje op zijn kant gesproken worden. Daarom acht hij het gewenst, dat het bestuur zich onverwijld in een schrijven tot de Raad richt, dat de instemming van de Maatschappij behelst met het praeadvies van B. en W., dat demping verwerpt en herstel van de bruggen voorstaat. De heer Mayer stelt voor, de Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde in deze actie te betrekken. Nadat aldus besloten is en de spoedige afwikkeling van deze kwestie aan de secretaris is overgelaten, krijgt de heer Roukens het woord. Spreker vangt aan het nationale karakter van een organisatie als de Maatschappij te onderstrepen en vraagt zich vervolgens af, of de manier waarop de nieuwe leden aan de oude worden toegevoegd niet enigszins historisch is. De Maatschappij is van een Leids tot een nationaal instituut geworden.

[pagina 254]
[p. 254]

Het werk in de Afdeling is niet gemakkelijk en in verband daarmee geeft hij in overweging, of er geen andere modus bij de verkiezingen van leden gevolgd zou kunnen worden, b.v. door het instellen van een groep aanbevolen candidaten naast een vrije groep. De voorzitter wijst er in zijn antwoord op, dat een wetsherziening op stapel staat. De heer Roukens zal overigens wel opgemerkt hebben, dat reeds verschillende candidaatstellingen van zijn Afdeling individueel door bestuursleden zijn gesteund. Mogelijk kan deze vorm van bestuursinmenging ten gunste van de afgelegen gebieden nog scherper gesteld worden. Het bestuur heeft trouwens nog andere bezwaren tegen de wijze, waarop sommige leden de verkiezing opvatten en het zal dan ook deze kwestie nader onder ogen zien. Tenslotte spreekt de heer Ter Laan de scheidende voorzitter toe, die hij prijst als de man, die met wijde blik en met zachtheid en verstand steeds de zaken heeft geleid en die de Maatschappij tot haar oude aanzien heeft teruggebracht en dit nog heeft vergroot. In zijn dankwoord bevestigt de heer Idenburg, dat er gedurende zijn 3-jarig voorzitterschap hard en met sukses is gewerkt. Deze arbeid deed hij met geheel zijn hart, en de bijzonder aangename en harmonische samenwerking met de andere bestuursleden was hem daarbij steeds tot grote steun. Vooral dankt hij veel aan de secretaris, die zich eveneens geheel aan de Maatschappij heeft gegeven en vele plannen en suggesties heeft helpen verwerkelijken, aan de bibliothecaris, die met bescheiden middelen een prachtig resultaat heeft bereikt, mede door zijn feilloos oordeel bij aankopen en aan de penningmeester, over wiens werk het verslag van de financiële commissie het beste oordeel inhoudt: een redelijk sluitende begroting staat op zijn credit. Ten slotte heeft hij kunnen constateren, dat de actief medelevende kern der leden steeds groter is geworden en dat was wel de grootste steun. Na een luid applaus sluit de voorzitter de vergadering.

Na een gezellig samenzijn in De Beukenhof te Oegstgeest wordt de maaltijd gehouden in Café-Restaurant ‘Het Gulden Vlies’, waarvoor dit jaar grote belangstelling blijkt te bestaan. Evenals aan het noenmaal lezen de heer Mout en de secretaris verschillende der binnengekomen sonnetten voor, hetgeen de inspiratie van meer dan een aanzittende prikkelt. Verscheidene proeven van improvisatie worden met toenemende vaardigheid afgelegd, waarbij J.C. Bloem en Martha Muusses elkaar naar de kroon steken en de nog onbekende W.M. Frederiks wordt toegezongen:

[pagina 255]
[p. 255]
 
Wij zijn hier, zonder W.M. Frederiks.
 
Hij is ver weg misschien, en weet van niks.
 
Geen nood, straks zal hem d'erekroon bereiken!
 
(Benevens honderd-twintig maal een riks).

Als de dichter van het prachtig typografische verzorgde sonnet ‘Aan de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, 1775-1950’, ingezonden onder het pseudoniem Valentijn, maakt zich Prof. Dr P. de Keyser uit Gent bekend, die zich daarop bereid verklaart, de avond met de voordracht van zijn lofdicht te besluiten:

Sonnet
 
Zoals de landman staart met star gezicht
 
Naar 't golvend land, dat als een zee van voren
 
Het zaad verbeidt, waaruit het blonde koren
 
Straks rijzen zal in 't schijv'rend zonnelicht,
 
 
 
Zo staart de dichter bij het avondlicht
 
Naar 't blank papier, dat spraakloos d'ongeboren
 
Gedachte duldzaam beidt, wijl, droomverloren
 
Zijn geest, door tijd en ruimte ijlend, zicht.
 
 
 
Wie zal de garven binden van dat zichten?
 
Wie zal ze bergen in de veil'ge schuur?
 
Wie 't zanterswerk op 't stoppelveld verrichten?
 
 
 
Gij, Letterlievend bent, die rust noch duur
 
En kent, vóór 't zaad geborgen zij in keurgedichten,
 
Beschut als door Vestalen 't heilig vuur!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken