Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1954-1955

[XII.]

XII. Na het noenmaal in café-restaurant De Doelen, heropent de voorzitter te half drie de vergadering. Hij heet thans de heer Barnard, winnaar van de Van der Hoogt-prijs en Prof. Romein, de spreker van deze middag in het bijzonder welkom. Alvorens de prijs te overhandigen geeft de voorzitter in een persoonlijk woord tot de heer Barnard uiting aan zijn vreugde over het advies van de Commissie, waarvan hij overigens zelf deel heeft uitgemaakt. Dat de prijswinnaar, die de volgende dag zijn afscheidspredikatie zal houden, opzettelijk uit Nijmegen is overgekomen, bewijst dat hij deze onderscheiding op prijs stelt. Anderzijds zal ieder die gevoelig is voor poëzie en taalkracht in de bewondering van de Commissie voor G. van de Graft's Vissen en Vogels delen. Deze predikant, die gelooft met de taal, gelooft ook

[p. 165]

met het hart. In zijn poëzie weerspiegelt zich de problematiek van de overtuigde Christen, die tevens een mens is van de moderne tijd. Daarbij is die poëzie als taalkunst van zeer bijzondere waarde. De Van der Hoogt-prijs wil jonge kunstenaars aanmoedigen, hier is die aanmoediging nauwelijks meer aan de orde, wij koesteren van deze dichter grote verwachtingen.

Ter inleiding van de rede van Prof. Romein wijst de voorzitter op de betekenis van het onderwerp: ‘Het probleem der waarheid in de biografie’ niet alleen voor historici, maar ook voor de literatoren onder ons.