Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1954-1955

Voor de Commissie van art. 32,9 der Wet geeft, mede namens de heer Hugenholtz, Mej. Le Poole verslag van het door de penningmeester gevoerde beheer.

VI. Financieel verslag

Op 24 Mei 1955 hebben wij, ondergetekenden, mejuffrouw F.A. le Poole, lid, en Dr F.W.N. Hugenholtz, lid van het bestuur, daartoe aangezocht door het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, een onderzoek ingesteld naar het beheer van de penningmeester der aan de Maatschappij behorende gelden over het jaar 1954, en hebben wij bevonden:

dat de in het kasboek in ontvangst en uitgaaf geboekte gelden door de nodige verantwoordingsstukken zijn gedekt;

dat het aan het einde van het jaar 1954 berekende saldo ad ƒ 8463.30 juist is, en overeenkomt met het saldo der rekening en verantwoording over het jaar 1954, welke verantwoording in het daartoe bestemde register is ingeschreven. Ook de verantwoording der gelden van het Van der Hoogt-Fonds, het Wijnaendts Francken-Fonds, het Vaste Fonds en het Fonds van eigen uitgaven der Maatschappij werden in orde bevonden. In verband hiermede geeft de commissie de ledenvergadering in overweging, de penningmeester décharge te verlenen van het door hem over het jaar 1954 gevoerde beheer.

[p. 182]

De commissie veroorlooft zich hierbij het volgende aan te tekenen:

De financiële toestand van de Maatschappij blijft zorgelijk. Wel is het de penningmeester mogen gelukken de eindjes aan elkaar te knopen, vooral dankzij zijn met redelijk succes bekroonde inspanningen bij het invorderen van achterstallige contributies, en dankzij het feit dat sommige uitgaven naar het nieuwe kalenderjaar konden worden verschoven. Doch de inkomsten van de Maatschappij blijven te gering gezien de uitgaven die zij zich eigenlijk zou dienen te getroosten, wil zij haar ruime culturele taak naar behoren kunnen vervullen. Bij voortduring zal er naar gestreefd moeten worden de inkomsten te vergroten. Het is hier de plaats uiting te geven aan de teleurstelling van de commissie over de daling van het bedrag dat door vrijwillige verhoging der contributie werd verkregen, t.w. ƒ 259.- (vorig jaar ƒ 991.47). Wederom moet aan de jaarvergadering worden gevraagd de overschrijving van 10% der inkomsten van het afgelopen kalenderjaar op het Vaste Fonds niet te doen plaats vinden.

De commissie heeft de stellige indruk dat het besluit der vorige jaarvergadering om de functies van secretaris en penningmeester aan één bestuurslid op te dragen voor het beheer der gelden van de Maatschappij zeer gelukkig is geweest.