Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1970

(1970)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 233]
[p. 233]

Bijlagen

[pagina 235]
[p. 235]

Bijlage I

8 januari 1970.

 

Zijne Excellentie de Minister van Onderwijs en Wetenschappen

t.a.v. Afdeling Bevordering Wetenschapsbeoefening

Nieuwe Uitleg 1

's-Gravenhage.

 

Excellentie,

 

De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde is in 1766 te Leiden opgericht. ‘Zij bevordert de beoefening der schone letteren en de studie van de Nederlandse taal- en letterkunde, geschied- en oudheidkunde en zij tracht dat doel te bereiken door het houden van letterkundige en wetenschappelijke bijeenkomsten, door het instandhouden en uitbreiden van haar bibliotheek en door het uitgeven van werken en geschriften’. Aldus artikel 1 en 2 van de Wet der Maatschappij.

Bij een bezinning op deze doelstelling en meer in het bijzonder bij een onderzoek naar de noodzakelijkheid en de mogelijkheid van het ‘uitgeven van werken en geschriften’ is ons gebleken dat er een grote achterstand bestaat in de ordening en inventarisering van oudere letterkundige archieven. Met name betreft dit het rijke archief van onze Maatschappij vanaf 1776, terwijl b.v. een internationaal bekend apparaat voor de bestudering van de middelnederlandse literatuur, de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta in de Universiteitsbibliotheek te Leiden, veel beter onderhouden dient te worden dan nu het geval is. Inzake de wetenschappelijke bewerking van Nederlandse letterkundige teksten is er evenzeer sprake van een bijzonder grote achterstand. Niet alleen in vergelijking met wat op dit gebied in het buitenland gebeurt, maar ook vergeleken met overeenkomstige werkzaamheden op het gebied van de Nederlandse geschiedenis (we denken daarbij aan het werk van het Historisch Genootschap en van de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis) slaan de beoefenaren der Nederlandse letterkunde een pover figuur.

Het is daarom dringend geboden verbetering te brengen, zowel in de verzorging van oudere letterkundige archieven als in het uitgeven van belangrijke literaire teksten. Wij zijn er echter van overtuigd dat dit niet meer mogelijk is op de traditionele manier, dus naast een normale dagtaak, b.v. bij het onderwijs. Zowel voor de ordening van archieven als voor het uitgeven van teksten op wetenschappelijk verantwoorde wijze, is het noodzakelijk wetenschappelijke krachten volledig vrij te stellen. Daarnaast zullen neerlandici naast een andere dagtaak in bepaalde gevallen de zorg voor wetenschappelijke tekstedities op zich kunnen nemen. Een belangrijk deel van het hierboven genoemde werk zal echter gedaan moeten worden door een speciaal daartoe in het leven te roepen bureau, waaraan wetenschappelijke krachten verbonden zullen zijn.

Wij zijn van plan vóór het einde van dit jaar een uitvoerige inventaris op te laten stellen van noodzakelijk geachte wetenschappelijke uitgaven van belangrijke Nederlandse teksten, waarvan de verzorging aan een dergelijk bureau zou kunnen worden toevertrouwd. Op een voorlopige lijst komen reeds de volgende desiderata (die tesamen een urgentieprogramma vormen) voor:

 

a. uitgaven van verzameld werk van Jan van Hout, Dirk Volckertsz Coornhert, Roemer Visscher, H.L. Spieghel, Daniel Heinsius, Theodoor Rodenburgh, Jan Harmensz. Krul, Jacob Westerbaen, Geeraerdt Brand, Reyer Anslo, Matthijs van

[pagina 236]
[p. 236]

de Merwede, F. Focquenbroch, J.A. van der Goes, Jan Vos, R. Feitama, L. Rotgans, P. Langendijk, Justus van Effen, H.K. Poot, enz.

b. uitgaven van het werk van neolatinisten: Janus Dousa, Daniel Heinsius, Johan van Broekhuizen, enz.

c. uitgave van werken van Aagje Wolff en Betje Deken, Jacob Geel, C. Busken Huet, A.L.G. Bosboom Toussaint, Frank van der Goes, Allard Pierson, Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Jacobus van Looy, Albert Verwey, Frans Coenen, Frans Erens, enz.

d. bibliografieën van Bredero, Vondel, Cats enz. op basis van de zgn. New Bibliography.

 

Voor de uitwerking van dit programma binnen een termijn van enkele decennia zal zich een groot aantal beoefenaren van de neerlandistiek moeten inzetten. Tot de taak van het bureau zal dan ook tevens moeten behoren het stimuleren en coördineren van alle vergelijkbare initiatieven.

Dit bureau zal, naar ons oordeel, uiteindelijk dienen te bestaan uit vijf wetenschappelijke medewerkers, twee of drie, vooral op bibliografisch gebied geschoolde, middelbare krachten en 1 of 2 typekrachten. Om met de uitvoering van het hierboven genoemde programma in 1971 op een behoorlijke wijze te kunnen beginnen is het wenselijk dat in dit jaar reeds worden aangesteld:

a. een wetenschappelijk medewerker voor de ordening en inventarisering van de handschriftencollecties van onze Maatschappij en voor het bijwerken van het apparaat van de reeds genoemde Bibliotheca Neerlandica Manuscripta.

b. twee wetenschappelijke medewerkers en een bibliografisch geschoolde middelbare kracht voor de verzorging van wetenschappelijke tekstuitgaven.

 

De medewerkers van het bureau zullen kunnen worden gehuisvest in de Universiteitsbibliotheek te Leiden, waar zich het archief van de Maatschappij alsmede de reeds eerder genoemde Bibliotheca Neerlandica Manuscripta bevinden. Bovendien kan daar rechtstreeks over een belangrijke collectie wetenschappelijke literatuur worden beschikt.

Wij zijn van oordeel dat de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde als oudste en centrale instelling op het gebied van de Nederlandse letterkunde de aangewezen instelling is om een dergelijk bureau te beheren. (Vanzelfsprekend zal daarbij nauw samengewerkt moeten worden met andere instellingen die op dit gebied werkzaam zijn, zoals o.a. de Stichting ‘Onze Oude Letteren’ en het ‘Letterkundig Museum en Documentatiecentrum’). In het vertrouwen dat U overtuigd bent van de noodzakelijkheid van een dergelijk bureau en dat U onze opvatting over het beheer er van kunt delen, verzoeken wij U ons in staat te stellen een dergelijk wetenschappelijk bureau in te richten en ons de middelen te willen verschaffen, die nodig zijn om de voor 1971 genoemde krachten te kunnen aanstellen. Dat wij te allen tijde bereid zijn dit verzoek mondeling toe te lichten behoeft geen betoog.

 

Met de meeste hoogachting, namens het bestuur, (w.g.) H.A. Gomperts, voorzitter Dirk de Jong, secretaris


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken