Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2006-2007 (2008)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2006-2007

(2008)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 179]
[p. 179]

Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2007
Advies van de Commissie voor schone letteren

Synesthesie heet het verschijnsel wanneer iemand bij het horen van een geluid een bepaalde kleur voor zich ziet. Mensen die synesthetisch zijn beleven de wereld intens en fantasievol, elk concertbezoek is immers een feest van dansende kleuren, elk schilderij een koor van zoemtonen, fluisterflarden en meanderende coloraturen. In vorige eeuwen werd synesthesie gezien als een exotische gekte die rechtstreeks verbonden was met genialiteit en artisticiteit, tegenwoordig geeft de neurologie een droger antwoord: bij onze geboorte zitten onze zintuigen ‘aan elkaar vast’, de kleine babyhersenen maken nog geen verschil tussen zien en horen, en bij het groeien trainen we onze hersenen als het ware in het scheiden van zintuiglijke informatie. Kortom, hoe ouder we worden, hoe beter het verdeelstation functioneert dat de impulsen van de afzonderlijke zintuigen als afzonderlijke prikkels aan ons bewustzijn overbrengt. En zoals iedereen wordt geconstitueerd door de weeffoutjes in de biochemische processen, bestaan er dus ook mensen bij wie het specialisatieproces van de hersenen niet geheel, niet afdoende, of gelukkigerwijze op een onbegrijpelijke manier is geschied, of langs een andere weg zijn vorm heeft gevonden.

 

Thomas Möhlmann, die de Commissie voor schone letteren voorstelt voor de Van der Hoogt-prijs 2007 op grond van zijn dichtbundel De vloeibare jongen (Prometheus, Amsterdam 2005), behoort tot de synesthetische kunstenaars: zij maken vaak werken die dromerig zijn, die een wereld oproepen van schimmen, demonen en plasma's die een parallel universum bewonen, die een eigen vrijheid hebben in het zich vermengen met de wereld die wij kennen en hun invloed op haar en ons uitoefenen. Niet voor niets is de kindertijd dan ook de zone waarin deze kunstenaars zich thuis voelen, omdat zij zich erin gefundeerd zien, omdat zij de waarheid van deze wereld als de grootste en meest artistieke innerlijke ruimte voelen. De ruimte is groot, omdat er nog plaats is voor animisme, voor bezielde objecten en bewuste natuur (p. 39):

[pagina 180]
[p. 180]
 
Zoals de bootjes hier bij zwaar weer
 
hun stagen laten gieren
 
aan hun ketting rukken
 
 
 
en het meer dat het intussen
 
wel weet, golven op de golven
 
 
 
alleen een volgende romp
 
hoort, rukt, huilt terug.

Maar ook in het volgende gedicht gaat het over het innerlijk leven van materie (p. 35):

 
Ze vergaten waar ze woonden en legden
 
zich zolang maar hier. Ook toen de zee
 
 
 
zich rustig aan hun voeten vlijde
 
 
 
ook toen er mos en struiken
 
als een mantel om hun schouders groeiden

Met een sterke subjectiviteit in het zien van de fysieke wereld maakt Möhlmann de lezer deelgenoot van zijn originele optiek, en dwingt hij de lezer tot het op zijn manier zien van de verschijnselen (p. 13):

 
Intussen vertrokken de sprokkelaars vanzelf
 
boog het zoekteam zich boven een vennetje
 
te ver voorover en leunden de overblijvers
 
tegen de takken die er niet meer waren

De kracht van deze poëzie is dat zij door middel van sterke beelden een zeer onvaste werkelijkheid beschrijft, waarin de overgangen tussen echt en onecht, tussen subjectiviteit en objectiviteit, tussen heden en verleden vervagen. In de drie gedichten Roza zegt, Roza wacht en Roza ouder (pp. 10-12) zou de hoofdpersoon namelijk zowel een meisje als een bejaarde vrouw kunnen zijn; het is evenmin duidelijk of ze leeft, of dat ze dood is en de dichter zich haar relaas voorstelt, herinnert of fantaseert op grond van wat hij van haar weet. Misschien balanceert Roza precies op

[pagina 181]
[p. 181]

die grens van leven en dood, en herinnert ze zich haar eigen leven: in de tekst zijn ook markeringen van een plotseling ongeluk te vinden. Eenzelfde mengvorm tussen het bewustzijn van de dichter en het bewustzijn van de hoofdpersoon vindt men in het gedicht Mooi weggaan (p.16), dat zich als een scène ontrolt, waarin de hoofdpersoon plotseling hardop tegen de lezer begint te praten:

 
alleen nog de kunst mooi
 
weg te gaan, geloof ik
 
 
 
zegt ze en ze pakt het mes
 
weer op, kerft zich rustig
 
het tafereel weer uit.

Ook de tijd is fluïde, wellicht als resultaat van een kinderlijke fantasie, zoals ook de titel Station Momo (p. 19) op het beroemde impressionistische jeugdboek van Michael Ende zinspeelt:

 
Ik vroeg hoe laat de trein verwacht werd
 
maar hij haalde zijn schouders op:
 
 
 
de laatste keer dat hij kwam
 
is drie jaar geleden
 
maar er liggen nog rails.

De gedichten uit de cyclus, waarvan het zojuist geciteerde het begin vormt, zijn allemaal korte scènes die worden bevolkt door mensen die onverschrokken eigenaardig zijn in het proberen een verhouding te vinden tot hun verleden, hun herinneringen en hun pijnen. In de confrontatie met het eigen leven komt het beest zowel letterlijk (p. 22):

 
Met de tak weer tussen zijn tanden
 
en moddersporen op zijn witte hemd
 
herstelde hij langzaam de knoop in zijn das.

als figuurlijk naar boven, zoals in Vuurman (p. 20):

[pagina 182]
[p. 182]
 
Hij sleept een berg van nieuwe kleren
 
uit het busje en begint een vuur.
 
Heb jij niet nog wat te verbranden?

In het gedicht De rivier enzovoort (p. 29) is een dier zelfs de protagonist, en komt er in het daaropvolgende gedicht juist de problematiek aan de orde, in hoeverre de subjectieve beschrijver zijn afsplitsingen ook zelf construeert, en dus ook - mede - is (c.q. geworden is):

 
Van de vroegere oever af kan ik niet
 
zien wie van hen ik ben: de man die onbenieuwd
 
 
 
niet eerst over mijn schouder de volgende heuvel
 
of daarachter maar de hand die hij schudt
 
registreert of het dier dat zich mijn kaart
 
laat smaken, mijn handen, haren, woorden

Behalve dat de kindertijd een methode geeft om gedichten te bouwen rond de zachtere categorieën van de menselijke geest, zoals herinnering, associatie en fantasie, lijkt het er op dat de dichter zijn geheimzinnige methode van vervagende, vervloeiende bewegingen ook opzettelijk toepast om een grote ontruktheid tot expressie te brengen. Een ontruktheid die gevoeld wordt na een groot verlies, een gebeurtenis waarvoor slechts summier aanduidingen worden gegeven. De laatste cyclus is dan ook het hoogtepunt van de bundel, waarin de jongen uit de titel sterk verlangt om een te worden met het water, om zo weer te kunnen vervloeien met zijn in het water omgekomen zus. Het meisje vervloeit in deze cyclus met Ophelia en het verlangen naar haar aanwezigheid leidt tot een onmacht die uitwaaiert naar universele dimensies van liefde: geborgenheid, troost, lichamelijke nabijheid en erotiek. In onnadrukkelijke taal construeert Möhlmann een in memoriam opgebouwd uit losse panelen, omdat herinneringen noodzakelijkerwijs fragmenten zijn die tezamen het totaal van een ervaring vormen. In het vinden van een betekenisvolle verhouding tussen détail en geheel, tussen suggestie en beschrijving is hij meesterlijk geslaagd, en heeft hij een cyclus geschapen die elke hysterie en ironie vermijdt, en op een volstrekt authentieke manier de grote vragen van het leven in dichtkunst giet.

[pagina 183]
[p. 183]

De Commissie voor schone letteren adviseert het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde unaniem de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs 2007 toe te kennen aan Thomas Möhlmann op grond van zijn indrukwekkende debuut De vloeibare jongen.

 

Rudi van der Paardt (voorzitter)
Hugo Brems
Kester Freriks
Micha Hamel

 

Het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde heeft besloten, overeenkomstig het advies van de Commissie voor schone letteren, de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2007 toe te kennen aan Thomas Möhlmann op grond van zijn debuut De vloeibare jongen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Micha Hamel

  • R.Th. van der Paardt

  • Hugo Brems

  • Kester Freriks

  • over Thomas Möhlmann