Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2009-2010 (2011)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2009-2010
Afbeelding van Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2009-2010Toon afbeelding van titelpagina van Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2009-2010

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.10 MB)

Scans (2.61 MB)

ebook (3.84 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2009-2010

(2011)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 36]
[p. 36]

Max Havelaar op school. De toekomst van het Indisch literair erfgoed
Peter van Zonneveld

Dit jaar is het vijfentwintig jaar geleden dat onze Werkgroep Indisch-Nederlandse Letterkunde werd opgericht. En al bijna een kwart eeuw voelen wij ons veilig onder de vleugels van de Maatschappij. Dat stemt tot dankbaarheid. Het is een voorrecht voor Pamela Pattynama, Reggie Baay en mij om bij deze gelegenheid iets te mogen zeggen over onze ervaringen van de afgelopen jaren en onze plannen voor de toekomst.

Aan de eigenlijke oprichting van de Werkgroep ging een klein aanloopje vooraf. Ik herinner me dat ik in de eerste helft van de jaren tachtig een bezoek bracht aan dr. P.J. Koets, Hij was van oorsprong classicus en had in Indië nog Latijn gedoceerd aan Hella S. Haasse. Daarna volgde een ambtelijke loopbaan in Batavia, onderbroken door de Japanse bezetting, die hem aan de Birmaspoorweg deed belanden. Nadien chef kabinet van de gouverneur-generaal, en na de souvereiniteitsoverdracht in Nederland onder meer hoofdredacteur van Het Parool, wethouder onderwijs en loco-burgemeester van Amsterdam. In 1970 had hij zich teruggetrokken in Ellemeet op Schouwen-Duiveland, van waaruit hij nog altijd stimulerende en inspirerende brieven schreef en dito telefoongesprekken voerde. Soms ging ik bij hem op bezoek. We hadden het vaak over de Indische literatuur. Op zo'n dag dat het daar weer over ging, liet hij zich opeens ontvallen: ‘Ach, als ouwe kerels zoals ik er niet meer zijn, interesseert het niemand meer.’ ‘Dat moet je niet zeg-gen, PeeJee, daar geloof ik niets van’, heb ik geantwoord, omdat er toen onder studenten in Leiden veel belangstelling voor de koloniale literatuur bestond.

Rob Nieuwenhuys, de auteur van de Oost-Indische Spiegel, had dat ook gehoord en hij nodigde mij uit om hem te komen vertellen over de scripties die ik begeleidde. Samen met Reggie Baay, toen juist afgestudeerd op een scriptie over Pieter Brooshooft, een fervent voorvechter van de Ethische Politiek in Indië, ging ik op 14 februari 1985 naar de Stadionweg in Amsterdam. Die middag is het plan voor de Werkgroep geboren. Ik had ervaring opgedaan met de Werkgroep Negentiende Eeuw en het leek me juist om allen die zich voor de Indische Letteren interesseerden, een plat-

[pagina 37]
[p. 37]

form te verschaffen. ‘Dat is dan afgesproken’, zei Rob, ‘jij wordt voorzitter en jij wordt secretaris’, wijzend op mij en Reggie. In september vond de eigenlijke oprichtingsvergadering plaats. Dat kwam Rienk Visser ter ore, de drijvende kracht van de Maatschappij in die dagen. Hij heeft er voor gezorgd dat ook deze Werkgroep onder de hoede van dit eerbiedwaardige letterkundige genootschap kwam.

De afgelopen kwart eeuw zijn er talloze lezingenmiddagen en symposia georganiseerd. Er verschenen vijfentwintig jaargangen van het tijdschrift Indische Letteren. Ons doel was het stimuleren en bevorderen van het onderzoek naar de Indische literatuur. De resultaten van dat onderzoek dienden op een voor alle belangstellenden toegankelijke wijze naar buiten te worden gebracht, meestal eerst als lezing en dan als artikel. Er kwam een website, www.indischeletteren.nl. Dankzij onze websiteredacteur Vilan van de Loo waren er ook nauwe banden met haar troetelkinderen www.damescompartiment.nl en www.leestrommel.nl waar het vooral gaat om vrouwelijke auteurs over Indië. Het aantal werkgroepsleden/ abonnees is al die jaren min of meer constant gebleven, schommelend rond de zevenhonderd. De kunst is nu, om dat zo te houden.

 

Dit jaar is het honderdvijftig jaar geleden dat Max Havelaar verscheen. Uit een enquête die de Maatschappij in 2002 organiseerde, kwam deze roman als het beste boek van onze literatuur uit de bus. Maar wie leest het nog? Onder de titel ‘Het is geen roman,'t is een aanklacht!’ 150 jaar Max Havelaar richtte de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam een prachtige tentoonstelling in. Het Multatuli-Genootschap organiseerde een groots opgezet symposium over de toekomst van Multatuli. Elsbeth Etty publiceerde op 9 februari een behartenswaardige column in nrc-Handelsblad, getiteld: ‘Het triomfalisme van de droogstoppels’, die vooral betrekking had op de actualiteit. Job Cohen vond nog juist voor de verkiezingscampagne gelegenheid om Max Havelaar als luisterboek in te spreken voor uitgeverij Rubinstein. Hij gebruikte daarvoor op advies van het Multatuli Genootschap de hertaling van Gijsbert van Es, een uitgave die veel stof tot discussie gaf, ook in het Nieuw Letterkundig Magazijn.

Intussen baart het literatuuronderwijs op de middelbare school ons zorgen. Leerlingen van het vwo hoeven nog maar drie boeken van vòòr 1880 te lezen, en havo-leerlingen hoeven dat al helemaal niet. Voor het behoud van ons literaire erfgoed is dat een rampzalige ontwikkeling, al

[pagina 38]
[p. 38]

zijn er tekenen dat het tij zich keert. Ik heb ervoor gekozen om een speciale schooluitgave van Max Havelaar samen te stellen. Onder redactie van Frits van Oostrom en Hubert Slings geeft Amsterdam University Press al geruime tijd een reeks fraai verzorgde boekjes uit, die Tekst in Context heet. Ze zijn bedoeld om de hoogtepunten uit de historische letterkunde voor middelbare scholieren op een boeiende en aantrekkelijke wijze te presenteren. Doorgaans wordt daarbij uitgegaan van complete teksten. Wie echter een omvangrijke roman onder de aandacht wil brengen, moet anders te werk gaan.

Wat Max Havelaar betreft, heb ik de meest essentiële fragmenten geselecteerd, bijeengehouden door verbindend commentaar. Dat betekent de introductie van Droogstoppel, de ontmoeting met Sjaalman, een stuk uit diens Pak, het plan voor een uitgave en Droogstoppels bezoek aan de vrouw van Sjaalman. Wat Indië betreft: de aankomst van Max Havelaar te Lebak, de toespraak tot de hoofden, de parabel van de Japanse steenhouwer, het verhaal van Saïdjah en Adinda, de aanklacht, nog een stukje Droogstoppl tussendoor, en het slotwoord waar Multatuli zelf zo flamboyant de pen opneemt.

Daarbij valt er ook heel wat uit te leggen. Allereerst een korte samenvatting van leven en werk van Douwes Dekker. In afzonderlijke stukjes wordt op de plaatsen waar dat relevant lijkt, iets verteld over de koffie, over het Pak van Sjaalman, over het bestuur in Indië, over de situatie in Lebak, over de islam, over de steenhouwersparabel, over Si Oepih Keteh, Douwes Dekkers eerste liefde en over het Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Na Multatuli's slotwoord volgen dan nog korte paragrafen over de opbouw van de roman, over opdracht en motto, over fictie en werkelijkheid, over het gelijk van Douwes Dekker, over het Max Havelaar keurmerk en over de drukgeschiedenis. Wie meer wil weten vindt verwijzingen naar relevante literatuur en websites, en informatie over de Multatuli-collectie.

Aan het eind volgen nog een kleine honderd vragen en opdrachten. Er zijn drie soorten vragen: die waarvan je de antwoorden zo uit het boekje kunt halen, die waarbij enig denkwerk en combinatievermogen vereist is of waarbij je een opstel moet schrijven, en die waarbij nader onderzoek nodig is, bijvoorbeeld het lezen van hier niet-opgenomen hoofdstukken uit Max Havelaar. In de bijlage dan nog een verantwoording en een lijst met de uitleg van woorden en begrippen. De tekst is herspeld, maar verder niet aangepast. Het geheel wordt verlucht met 45 illustraties in kleur:

[pagina 39]
[p. 39]

de hoofdrolspelers, de landschappen, de situatie toen en nu, van de urn waarin de as van Multatuli werd bewaard tot een cartoon van Fokke & Sukke.

Wie het boekje gelezen heeft, is niet alleen op de hoogte van de belangrijkste elementen, maar heeft ook aanknopingspunten om te gaan discussiëren over onrecht en onderdrukking in de wereld van nu. Hij kan begrijpen dat ijdelheid en strijden voor een edele zaak samen kunnen gaan. Hij krijgt misschien inzicht in hoe je zo goed mogelijk een boodschap overbrengt en hoe prettig het is om mooi proza te lezen. Hopelijk is er dan ook meer besef van wat goed schrijven precies betekent, en hoe dat moet. Een ambitieus programma, ik geef het toe, maar met goede begeleiding van de docent kun je met Max Havelaar op school vele kanten uit, ook wat levens- en wereldbeschouwing betreft, en de visie op de internationale actualiteit.

Ons land telt ongeveer een half miljoen mensen met een Indische achtergrond. Daar komt bovendien bij, dat er vrijwel geen enkele Nederlandse familie is, die niet door Insulinde is aangeraakt (met uitzondering misschien van de nieuwkomers, maar ook zij komen er vroeg of laat mee in contact). Niet iedereen realiseert zich dat de huidige samenleving nog altijd doortrokken is van Indische elementen: in het taalgebruik, in de kunst, in de keuken, in de kleding. Ook dat is Indisch cultureel erfgoed, in de breedste in van het woord. De jaarlijkse Tong Tong Fair op het Malieveld (voorheen Pasar Malam Besar) draagt daar ook toe bij. In dit opzicht kunnen de activiteiten van acteurs, cabaretiers, zangeressen en auteurs als Willem Nijholt, Diederik van Vleuten, Wieteke van Dort en Yvonne Keuls niet genoeg worden gewaardeerd. Dit alles behoort evenzeer tot de context van een boek als Max Havelaar.

Onze Werkgroep richt zich bovendien op heruitgaven van oudere teksten en studies over Indische onderwerpen. Om dat te illustreren geef ik een paar voorbeelden. Zo is er op een lezingenmiddag in mei 2010 aandacht besteed aan een paar recente uitgaven uit onze kring of er nauw aan verwant. Het standaardwerk van Rob Nieuwenhuys ontleende zijn titel aan de Oost-Indise spiegel van Nicolaas de Graaff uit 1703; Marijke Barend-Van Haeften en Hetty Plekenpol verzorgden er nu een heruitgave van, uitgekomen bij kitlv-uitgeverij. De onvermoeibare Vilan van de Loo droeg het hare bij met drie edities van Indische damesromans, uitgegeven bij het Tropeninstituut: Een huwelijk in Indië van de legendarische Mina Kruseman, Fernand van Melati van Java en Bogoriana, een

[pagina 40]
[p. 40]

van de beste boeken van Annie Foore. Van Reggie Baay verscheen na zijn succesvolle boek over de njai en het concubinaat in Nederlands-Indië nu het fotoboek Portret van een oermoeder, mede door de vormgeving een hommage aan Rob Nieuwenhuys, die hem heeft aangezet om zich met dit onderwerp bezig te houden en hem veel materiaal daarover heeft verschaft. In Indiëgangers ging Ulbe Boschma de geschiedenis na van een aantal families die in de negentiende en twintigste eeuw naar de Oost vertrokken. Hun geschiedenis laat zien hoe gevarieerd hun motieven, hun achtergronden en hun ervaringen waren. Olf Praamstra en ik stelden de bloemlezing Het wrede paradijs. Ooggetuigen van Nederlands-Indië samen, met ruim honderd getuigenissen uit brieven en dagboeken en memoires, die samen een kaleidoscopisch beeld beogen te geven van onze complexe verhouding tot Indië. Op deze middag werd ook mijn boekje over Max Havelaar ten doop gehouden.

Dit korte overzicht wil laten zien dat het ons ernst is met het behoud van het Indisch literair erfgoed. Indië bestaat niet meer. De mensen die het uit eigen ervaring kennen, worden steeds minder talrijk. Daarom dienen we te zorgen dat de herinnering aan Indië, een wezenlijk onderdeel van onze cultuur, behouden blijft. Dat de teksten die daarmee verbonden zijn, toegankelijk zijn en beschikbaar blijven voor scholieren, studenten en belangstellenden, ook digitaal. De nieuwe media bieden nieuwe kansen om jongere generaties te bereiken. Het intensiever gebruik maken van die media is een van de goede voornemens voor de toekomst. We hopen ons streven onder auspiciën van de Maatschappij nog lang te kunnen voortzetten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy


auteurs

  • Peter van Zonneveld

  • over Multatuli


landen

  • over IndonesiĆ«