Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010-2011 (2012)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010-2011
Afbeelding van Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010-2011Toon afbeelding van titelpagina van Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010-2011

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.65 MB)

ebook (5.42 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2010-2011

(2012)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 197]
[p. 197]

Juryadviezen en toespraken

[pagina 199]
[p. 199]

Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2011
Advies van de Commissie voor Schone Letteren

In ‘Zelfde liedje’, een gedicht over vallen en opstaan uit de bundel Wat ik mijzelf graag voorhoud van Lieke Marsman, komen de volgende regels voor: ‘Gisteren zei iemand me dat je, om mooi te schrijven, / afwisselend moet zijn.’ Het is al te makkelijk deze woorden tot poëticaal programma te verheffen, maar mooi schrijven is kennelijk een ambitie. In vele gedichten wordt dan ook gedacht over het gebruik van taal en de indruk die daardoor wordt gewekt. ‘Wat dies meer zij is een kloeke manier om te laten zien / dat je best je archaïsche trukendoos beheerst’, valt bijvoorbeeld te lezen in ‘Vrienden en wat dies meer zij’. Ook brengt de dichteres het creatieve proces treffend in beeld: ‘maar ik kan door alle bomen het bos zien, / omdat ik achter alles iets verzin.’ Haar ultieme ambitie lijkt vooralsnog achter de horizon te liggen, getuige de volgende regels: ‘Toen ik achtenzestig werd, schreef ik mijn eerste gedicht over / de liefde waarin ik niet hoefde te vergelijken met dieren of / planten (...).’ Het is ontroerend, maar vooral knap, dat deze jonge dichteres zich bewust is van haar jeugdige leeftijd, maar daar tegelijkertijd betekenisvol over kan schrijven.

Het openingsgedicht van de bundel, ‘Vasthoudendheid’, laat veel zien van Lieke Marsmans dichterschap. Het is een fantasievolle monologue intérieur van iemand die geplaagd wordt door slapeloosheid.

 
(...) Of het is zo
 
dat je niet weet waar je moet kijken, omdat alles
 
voor je ogen zo rood is. Je ogen zijn rood, omdat
 
iemand heeft gezegd dat je ogen zo blauw zijn en
 
dat heeft je geraakt. Het fijne aan geraakt worden
 
is dat het niet lang hoeft te duren om lang
 
te blijven duren. (...)

Het malen van de gedachten wordt fraai verbeeld door de woordherhaling: ‘ogen’, ‘rood’, ‘geraakt’ en ‘duren’. Het past bij dit dwangmatige denken dat het gedicht een cyclische bouw heeft die ook de bundel als geheel kenmerkt. ‘Donker’, een toepasselijke titel voor een slotgedicht, gaat eveneens over iemand die slapeloos ligt te denken. Het gedicht eindigt met de wens: ‘Slaap, stop mij toe, / toe laat mij gaan.’ De cirkelvorm

[pagina 200]
[p. 200]

komt een aantal malen terug in de bundel en het verbaast niet dat een ik-figuur in één van de gedichten een vierkant wil tekenen, maar ‘automatisch’ een cirkel produceert.

De gedichten in Wat ik mijzelf graag voorhoud lijken vaak op monologen en hebben geen vaste vorm. Het zijn proza-achtige teksten met vaak breed uitwaaierende regels. Toch moet de poëtische vaardigheid van Lieke Marsman niet worden onderschat. Zo simuleren de enjambementen in ‘Vasthoudendheid’ het eindeloos doorgaande malen van de hersenen. En een abrupte overgang in het gedicht ‘Sneeuwuilen’ (‘Zo sta je opeens // in een bos bij Berlijn een uil na te doen (...)’) wordt slim ondersteund door na ‘opeens’ een witregel in te lassen.

Er wordt veel nagedacht in Wat ik mijzelf graag voorhoud. De werkelijkheid wordt niet rechtstreeks beschreven, maar vormt het uitgangspunt voor gedachten en voorstellingen. Dit gebeurt met een zekere mate van terloopsheid, die onder meer tot uiting komt in de titel ‘Ondertussen’, die twee keer in de bundel wordt gebruikt. Van vrijblijvendheid is echter geen sprake, al helemaal niet waar de poëzie in het geding komt. In het eerste gedicht met de titel ‘Ondertussen’ wordt een sneeuwlandschap geevoceerd:

 
(...) Als ik er opkijk ken ik
 
de namen van alle planten van buiten, over hen
 
zal ik zingen in dwarrelende tonen
 
totdat ze niet langer bedekt zijn. (...)

Poëzie heeft hier het vermogen tot onthulling, paradoxaal genoeg via ‘dwarrelende tonen’, die in de gegeven context onvermijdelijk de associatie oproepen met sneeuwvlokken. (De paradox is allerminst vreemd aan de poëzie van Lieke Marsman.) De drie slotstrofen van het gedicht, steeds beginnend met de aankondiging ‘Ik zal zo hard zingen / dat (...)’, drukken vertrouwen uit in de poëzie en het dichterschap.

De thematiek van reflectie en zich voorstellingen maken van de wereld kan licht resulteren in loodzware gedichten, waarin vooral de eigen navel object van studie is. Dit gevaar wordt echter succesvol afgewend door een nuchterheid die vaak uiterst humoristisch is. Het gedicht ‘New York’ eindigt bijvoorbeeld met de verleiding van de ik-figuur (‘een / televisiegezicht trekt mijn broek al naar beneden’), waarna een pathetische uitspraak die zij doet, wordt gerelativeerd door de prozaïsche gedachte ‘(...) Oh Gut / heb ik de koelkast / wel dichtgedaan.’ Prachtig is ook de onvol-

[pagina 201]
[p. 201]

tooide zin: ‘Toen mijn hoofd er uit zag als een hond en ik de behoefte niet voelde / om met me door de stad te lopen’.

Wat ik mijzelf graag voorhoud is opgebouwd uit afdelingen en cycli, iets wat voor de hand lijkt te liggen bij een poëzie die zo hardnekkig wordt ingezet om greep te krijgen op de wereld. Meestal lukt dit niet, maar als zo vaak leveren de mislukkingen de fraaiste resultaten op. Steeds worden de opgestelde hypothesen, waarin filosofie en speelsheid een harmonische relatie aangaan, ontkracht.

Bij alle onzekerheid blijft één ding onaantastbaar overeind staan: het eigen dichterschap. Het gedicht ‘Soms moet dat’ eindigt aldus:

 
als men vraagt waarom schrijf je
 
in hemelsnaam nog gedichten antwoord dan
 
omdat mensen niet onder mijn tong
 
blijven liggen omdat je gedichten stil
 
kunt laten staan als een luisterend oor
 
tegen je schokkende borstkas omdat poëzie
 
aan je ribben is gaan rusten en
 
een verband heeft aangelegd
 
met jouw verhaal.

Treffend is het woordje ‘nog’ dat suggereert dat gedichten schrijven een verouderde bezigheid is, dan wel iets voor kinderen of pubers. Maar poëzie, zo luidt het antwoord, geeft stem aan anderen en is intiem, zelfs lijfelijk, verbonden met het eigen bestaan.

Met haar gedichten trekt de dichteres op overtuigende wijze de consequenties uit deze stellingname. Door de eigenzinnige visie op de wereld, de beheersing van de poëtische trukendoos en het geloof in de poezie, waarbij humor en zelfspot niet ontbreken, biedt haar debuutbundel uitzicht op een authentiek dichterschap. Het is om die reden dat de jury zonder aarzeling en unaniem Wat ik mijzelf graag voorhoud van Lieke Marsman voordraagt ter bekroning met de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2011.

 

Elke Brems

Kester Freriks, voorzitter

Micha Hamel

Ingrid Hoogervorst

Gerard Raat

[pagina 202]
[p. 202]

Het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde heeft besloten, overeenkomstig het advies van de Commissie voor schone letteren, de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs 2011 toe te kennen aan Lieke Marsman op grond van haar bundel Wat ik mijzelf graag voorhoud.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Wat ik mijzelf graag voorhoud


auteurs

  • Elke Brems

  • Kester Freriks

  • Micha Hamel

  • Ingrid Hoogervorst

  • G.F.H. Raat