Jaarboek Monumentenzorg 1992
(1992)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ruud Meischke, Koen Ottenheym
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ontstaan en groei van het parkHet middeleeuwse kasteel Honselaarsdijk werd in 1612 eigendom van Frederik Hendrik. De naaste omgeving van het huis op dat moment is heel in het klein weergegeven op de kaart van Delfland uit 1611 (afb. 1). Honselaarsdijk was een ronde burcht met een voorhof aan de kant van het dorpspleintje. De weg die vandaar naar Naaldwijk voerde, liep langs de niet omgrachte voorhof en moest voor de slotgracht even meebuigen. Deze weg liep van noordoost naar zuidwest, maar in de terreinaanduidingen van vroeger werd hij, voor het gemak, beschouwd als oost-west gericht te zijn. Deze praktische aanduiding van de windstreken zullen wij volgen. De onregelmatige beplanting rond het huis, die de kaart van Delfland laat zien, bleef niet lang intact. Het kaartboek van het Baljuwschap van Naaldwijk van ca. 1620 laat al een andere situatie zien en vermeldt: bij ‘het huijs ende Boomgaert van Honsholredijck is inden Jaere sestienhondert achtien de plantinge vergroot,...’.Ga naar eind1. Een iets oudere kaart van de kasteelsituatie toont het begin van dit werk (afb. 2). De gracht van de ronde burcht heeft daar aan drie van de vier zijden rechte buitenkanten gekregen, het oude kasteel is toegankelijk langs een, vermoedelijk nieuwe, stenen brug. Deze brug lag niet aan de kant van de voorhof, doch in het verlengde van de noordwaarts gerichte as van de nieuwe boomgaard. Het reeds genoemde Kaartboek van Naaldwijk van ca. 1620 toont rond het kasteel een royale boomgaard, omgeven door een boomsingel (afb. 3). In het omringende landschap viel deze aanleg niet uit de toon; achter vele huizen waren diepe boomgaarden. Meer indruk zal het gemaakt hebben dat de boomsingel ook voor het huis werd aangelegd, waartoe de weg en de vaart een klein stukje zuidwaarts werden opgeschoven. Daarbij werden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Situatie van kasteel Honselaarsdijk, naar het kaartboek van Floris Balthasars uit 1611 (Kaarten van Delfland 1711, uitgave 1972, Alphen aan den Rijn).
2 Kasteel Honselaarsdijk ca. 1618, met ingetekende aanzet van gezichtslaan en rondeel (ARA Den Haag NDA).
3 Kaart uit het Kaartboek van het Baljuwschap van Naaldwijk; Zesde Kwartier, ca. 1620.
4 Kaart van Floris Jacobsz. uit 1634 (ARA Den Haag). Met de eerste aanzet van het park, op de noordwesthoek waarvan het speelhuis zou komen. Het land ten noordoosten van het kasteelterrein, behorend aan Willem Claesz., werd op 2 juni 1635 gekocht. De gezichtslaan en het rondeel waren al in 1625 aanwezig, doch nog niet op het kasteel aangesloten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bovendien op de hoeken nog twee kleine uitkijkbastions gemaakt die het aantal bochten in de verlegde vaart verdubbelden. In een kaart van de landmeter Jacob Jansz zijn de veranderingen die ondertussen aan de voorzijde van het huis plaatsvonden verwerkt aan de hand van metingen in het voorjaar van 1625.Ga naar eind2. De situatie op dit punt bleef langer dan tien jaar bestaan en is eveneens weergegeven op een kaart uit 1634 (afb. 4). Aan de voorzijde van het huis was een groot rondeel gemaakt en een gezichtslaan aangelegd. Deze nieuwe grote landschappelijke elementen waren door voorbeelden in Italië of Frankrijk ingegeven.Ga naar eind3. In deze situatie pasten zij niet, omdat ze haaks stonden op de richting van waaruit het kasteel werd benaderd. De gezichtslaan liep dood in de weilanden en heeft nooit als toegangsallee gediend. Het rondeel werd door twee grachten en een boomsingel van het kasteel gescheiden. Hoewel het oude kasteel tussen de jaren 1621 en 1625 grotendeels had plaatsgemaakt voor een nieuwe vleugel die dwars over het sloteiland was gebouwd, bleef de oude ringmuur met flankeertorens, misschien in verlaagde vorm, tot 1636 bestaan. Het enige waartoe het nieuw aangelegde rondeel bruikbaar kan zijn geweest, was voor parkeer- en rangeerruimte voor koetsen van bezoek. Het is zelfs de vraag of deze voertuigen over de twee bruggen naar de kleine voorplaats van het huis konden oprijden. Na het bouwen van de voorste zuidelijke kasteelvleugel moest het grootste deel van het werk nog plaatsvinden. In 1625 werd de oostelijke vleugel aanbesteed, in 1628 volgde de aanbesteding van de noordelijke en westelijke vleugel. Omstreeks 1633 was het indrukwekkende vierkante slot voltooid. De bouwerij moet een grote inbreuk hebben gemaakt op het terrein rond het huis; de bouwmaterialen werden op het rondeel opgeslagen en vandaar aangevoerd. Na de voltooiing van de ruwbouw begon er een nieuwe fase: terwijl het huis van binnen werd afgewerkt, werd de tuinaanleg erom heen vernieuwd en maakte men aan de achterzijde een begin met de parkaanleg. Een kaart van de landmeter Jacob Jansz. uit 1634 toont de situatie in dat jaar (afb. 4). Aan de noorden westkant van het kasteelterrein was een begin gemaakt met de aanplant van een bos of warande. Men had zich daarbij beperkt tot een grondstuk dat vanouds bij het huis had behoord, doch tot dat moment was verpacht.Ga naar eind4. De rekeningen van 1634 vermelden de aankopen van grote partijen jonge bomen en heesters.Ga naar eind5. Een deel van dit plantmateriaal kan ook gebruikt zijn voor de veranderingen in de tuinen naast het huis. In de vakken aan de oost- en westkant van het nieuwe kasteel werden in 1634 sierlijke parterres aangelegd. De twee vakken met vruchtbomen achter het huis maakten plaats voor een aanleg met ronde berceaux zoals reeds in tuinen van Prins Maurits en bij het Oude Hof aan het Noordeinde te vinden waren. Dit eerste deel van het nieuwe park werd voorzien van een afscheiding om het wild binnen de perken te houden. In augustus 1636 werd de laatste termijn groot 1145 pond voldaan aan de weduwe van de timmerman Cornelis Matterrissen voor het maken van 261 roeden houten heiningen ‘bij hem omt parck te honselerdijck gemaect’.Ga naar eind6. De laatste uitbetaling liet vaak op zich wachten en werd door een sterfgeval eerder vertraagd dan versneld, zodat wij aannemen dat dit werk in 1635 werd voltooid. Bij een park van een belangrijk kasteel hoorde een tuin- of speelhuis. In het Sterrebos bij het kasteel van Breda had Prins Maurits in 1620 een groot achtkant speelhuis laten bouwen.Ga naar eind7. Te Honselaarsdijk werd reeds bij dit eerste deel van het park aan een speelhuis gedacht. Bij de aanbesteding van dit bouwwerk, in 1636, werd als plaats waar het moest komen de noordwesthoek van het bos genoemd. Terwijl het speelhuis gebouwd werd was men reeds bezig met de aanleg van het noordelijke stuk van het park. De beide daartoe benodigde grondstukken waren in 1635 en begin 1637 in het bezit van de Prins overgegaan.Ga naar eind8. Vroeg in 1637 moet men begonnen zijn met de grondwerken voor de voltooiing van het park. In juni 1637 kreeg een aannemer de eerste en tweede termijn betaald voor ‘seker aerdewerck om de warande..’; in juli volgde de betaling van de derde termijn. Daarna noteerde men nog een uitgave over het verwijden van de binnengracht langs de nieuwe wal op de oostzijde. De laatste termijn van het grondwerk van de singel werd in november 1637 voldaan. Ook het jaar daarop werden nog grote posten voor aardwerk uitgegeven, waarin de aanleg van de paden zal zijn begrepen.Ga naar eind9. In 1638 kon het nieuwe, noordelijke deel van het park reeds worden ingeplant met 55.000 elzen, ca. 3000 iepen en 500 abeelen. Ook het jaar daarop werden nog 1676 iepen geleverd voor de nieuwe warande.Ga naar eind10. Uit deze snelle groei van het park blijkt dat het speelhuis geenszins bedoeld was om als een hoektorentje op de noordwesthoek van het eerste bosperceel te blijven staan. Het was gesitueerd in het midden van de westelijke bosrand, aan een brede sloot, de ‘schouwateringhe’. Nu duurde te Honselaarsdijk geen bedoeling langer dan een jaar en het nieuwe park toonde een onstuitbare groeikracht. Op enkele kaarten uit ca. 1637 waarop het nieuwe park staat ingetekend, zien we lanen en grachten over de westelijke landerijen doorgetrokken (afb. 5).Toch ging de verdere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 Overzichtskaart van het kasteelterrein uit ca. 1638 (ARA Den Haag). De rechter terreingrens werd in 1640 naar het oosten verschoven. Het kasteel is door middel van een voorplein op het rondeel aangesloten. De linkerhelft van het park is over bestaande percelen getekend, het zou eerst in ca. 1645 worden uitgevoerd. Links binnen de vierkante omgrachting de bestaande boederij, die later vervangen werd door de Fanzanterie. Meer naar rechts, op de grens van het oude parkgedeelte, is het speelhuis van 1636 aangegeven.
expansie niet direct die kant uit; men was in 1637 al voorbereidingen aan het treffen voor een uitbreiding aan de oostkant van de nieuwe warande. Daarbij stootte men op de bebouwing aan de noordkant van de dorpsweg waar een aantal boerderijen naast elkaar lagen. De grondstukken waarop deze boerderijen lagen, waren belast met een erfpacht ten behoeve van het kasteel, maar moesten toch worden aangekocht. Terwijl de grondwerkers in het voorjaar 1637 bezig waren de oostelijke wal van de warande te maken, was daarbuiten de landmeter Pieter Florisz van der Sallem doende de percelen te meten die binnen de toekomstige vergroting zouden vallen. In een nota van 7 maart 1637 geeft hij nauwkeurig op hoe groot de terreinen waren die men voor de toekomstige uitbreiding aan de oostzijde van de nieuwe warande nodig dacht te hebben. Bij sommige van de zes percelen werd aangegeven welk deel binnen en welk deel buiten de ‘Affpalingen van de nijeuwe warande’ zou komen.Ga naar eind11. In oktober 1637 werd de aankoop van drie van deze percelen in de rekeningen verantwoord.Ga naar eind12. De uitvoering van deze oostelijke uitbreiding schijnt eerst in 1640 ter hand te zijn genomen en leidde tot een algehele afbraak en herbouw van het dorp Honselaarsdijk. Het oude dorpspleintje werd verzwolgen door een nieuw dienstgebouw dat de naam Nederhof zou dragen. Deze nieuwe voorburcht was aanvankelijk in L-vorm gebouwd met drie vierkante paviljoens op de hoeken en in 1641 voorzien van een vierde paviljoen. Een stenen tuinmuur scheidde de plaats van de Nederhof van de nieuwe tuin ten noorden daarvan. De strook die aan de oostkant bij het kasteelterrein was getrokken, werd niet voor park gebruikt doch als vrucht- en moestuin aangelegd. Er kwamen hier verschillende compartimenten waarvan een bestemd was voor een grote visvijver, waarvan het graven in 1642 werd betaald.Ga naar eind13. Vlak ten noorden van de vernieuwde Nederhof kwam een tuin met aan het noordelijk eind een tweede speel- of tuinhuis (afb. 6). Op 28 juni 1640 liet de Prins vanuit het kamp te Maldeghem erop aandringen voort te maken met het bouwen van dit speelhuis.Ga naar eind14. Op 27 mei 1642 werd 2800 gulden betaald aan de Haagse schilder Pieter Monincx omdat hij in het ‘speelhuijs in den nieuwen thuijn .... verscheijden lantschappen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Het tuinhuis uit 1640 in de oostelijke uitbreiding, ten noorden van de nieuwe Nederhof gebouwd. Gravure van G. Valck uit ca. 1700
fruijten, blommen ende vogeltjens’ had geschilderd.Ga naar eind15. Dit tweede speelhuis was van een andere opzet dan het eerste, dat een verdieping bezat en gebouwd was op uitzicht. Het nieuwe gebouwtje bestond uit een gelijkvloerse tuinzaal die eindpunt en onderdeel van de tuin vormde. Het was het tuinhuistype dat ook voor stadshuizen bruikbaar was. Nadat de Nederhof en de nieuwe tuin voltooid waren, werd in 1643 het bouwen van een groot stallencomplex aan de westkant aanbesteed. Dit kreeg dezelfde vorm als de Nederhof op dat moment, zodat een volledig symmetrische gebouwengroep ontstond. In 1644 werden zowel de Nederhof als de nieuwe stallen aan de westzijde uitgebreid met een vleugel in plaats van de lange tuinmuur aan de noordzijde. De bouwgeschiedenis van de dienstgebouwen ten oosten en westen van het paleis zal hieronder nog nader ter sprake komen. Terwijl deze werkzaamheden vorderden nam men de uitbreiding van het park naar het westen ter hand. Vermoedelijk geschiedde dit in 1644 toen er weer vele jonge bomen werden aangeplant.Ga naar eind16. Daarbij werd de opzet aangehouden, die de kaart van ca. 1637 toont. Het vierkante eiland op de plaats van de vroegere boerderij blijkt ingericht te zijn als fazanterie, volgens de vogelvluchten en kaarten van het park van omstreeks 1700 en hun randgravures.Ga naar eind17. Het eerste speelhuis uit 1636 was door het bos overspoeld en ingericht tot boswachterswoning. Zo was uit de kleine kern die we op de kaart van 1611 zagen een groot complex gegroeid dat de oude landschappelijke structuur geheel had uitgewist en waarin het eerste speelhuis maar een kort moment een bescheiden rol had gespeeld. Even snel als de opbouw van het complex was gegaan verliep de aftakeling ervan. Nadat het complex na de dood van Willem III in 1702 in handen van de Duitse afstammelingen van Frederik Hendrik was gekomen, werden veel onproduktieve onderdelen gesloopt. Op kaarten uit de eerste helft van de 18de eeuw zien we al dat gedeelten van het park weer tot weiland zijn gemaakt. In de Franse tijd ging het restant te gronde. Op de oudste kadasterkaart uit ca. 1820 zijn huis, tuin en park verdwenen; slechts enkele waterlopen en lanen zijn nog te herkennen (afb. 7). Van alle gebouwen die eens aanwezig waren, is slechts het voorste deel van de Nederhof en het eerste speelhuis uit 1636 dan nog over. Dit laatstgenoemde gebouwtje werd aangeduid als ‘Boschwoning’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het ‘Besteck vant Speelhuijs int Bos te Honsholredijck’Van het eeste tuin- of speelhuis dat Frederik Hendrik in 1636 liet bouwen ‘inde Noortwest hoeck van t' Bos te Honsholredijck’ bleef het bestek bewaard (bijlage 1). De bijbehorende tekening waarnaar in het bestek wordt verwezen, is verdwenen. Nu werden van bestekken verscheiden exemplaren gemaakt, zodat de aannemers die een prijsopgave wilden doen de hoeveelheid benodigde bouwmaterialen konden berekenen. De bijbehorende tekeningen werden meestal slechts in tweevoud vervaardigd en lagen bij de opdrachtgever ter inzage. De aannemer aan wie het werk gegund werd kreeg een van beide exemplaren, het andere bleef bezit van de opdrachtgever. Door de beperkte beschikbaarheid van de bestektekeningen was het nodig dat een bestek een duidelijk en volledig beeld van het gebouw gaf. In het bestek van het speelhuis worden dan ook zoveel maten genoemd dat het mogelijk is alsnog een tekening te maken die een globale indruk van het gebouwtje geeft (afb. 8). De hoofdmaten van het gebouwtje werden in de aanhef van het bestek opgegeven, zij bedroegen binnenwerks 20 bij 24 voet. Bij de omschrijving van het metselwerk werd de muurdikte in aantal stenen genoemd zodat de buitenwerkse maten op enkele centimeters na bekend zijn. Bovendien werd hier de verdiepingshoogte vermeld. De ruimte op de begane grond was slechts 8 voet hoog, de verdieping mat 14 voet en was daarmee evenhoog als de vertrekken in het kasteel. Bovendien was daarboven nog een gewelf in de kap. De twaalf kruiskozijnen die het bestek noemt, kunnen alleen zo over de gevels verdeeld worden dat er aan elke kant drie komen. De elf bolkozijnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7 Kadasterkaart ca. 1830, schaal 1:15000, gecopieerd door J.J. Jehee, RDMZ.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 Reconstructie van het speelhuis naar het bestek van 1636, schaal ca. 1:250. Van links naar rechts: noordgevel, doorsnede naar het zuiden, oost- en westgevel; plattegronden. Tekening R. Royaards-ten Holt.
voor de begane grond en de toegangsdeur passen daar precies onder. Van deze twee groepen kozijnen werd alleen de hoogte opgegeven; de bolkozijnen beneden zijn vijf voet hoog, de kruiskozijnen daarboven meten 9 voet. De breedte van de kozijnen staat niet vast, maar veel speling zit daar niet. Wij kozen daarvoor 4,5 voet als halve hoogte van het bovenkozijn. De buitendeur had dezelfde afmeting als de vier binnendeuren; hij bezat geen bovenlicht en was slechts 32 duim breed in de doorgang. De vloer tussen begane grond en verdieping bestond uit moer- en kinderbinten van grenenhout. Er was slechts één moerbalk nodig die 21 voet lang moest zijn en dus de kortste overspanning volgde. Verder bestond de balklaag uit strijkbalken en kinderbinten. De strijkbalken lagen niet alleen tegen de buitengevels, maar ook tegen een ‘middelmuur’. Deze muur moet de ruimte hebben verdeeld in een smal vak en een van dubbele breedte. De twee schouwen die het bestek noemt, moeten tegen deze muur gestaan hebben, want door de vele vensters was daarvoor aan de buitengevels geen plaats. De middelmuur was evenhoog opgetrokken als de buitengevels, aangezien hij moest worden afgedekt met een muurplaat ter ondersteuning van de kapvoet. Boven de verdieping werden slechts het kabinet en de ruimte van het trapbordes overzolderd met grenen ribben. Boven de zaal kwam een tongewelf in de kap; het gewelf bestond uit grenen delen van gelijke breedte waarvan de naden in de hoeken op elkaar aansloten. Voor de kap verwijst het bestek naar de tekening en naar het dak van het noordwest paviljoen van het kasteel. De kap bestond uit twee moerkapbinten en was samengesteld met stijlen, karbeels, binten, makelaars, flieringen en nok, alles uitgevoerd in goed, gezaagd grenenhout. Wanneer we de dakhelling van de hoekpaviljoens van het kasteel aanhouden die van de bewaard gebleven ontwerptekeningen van 1625 en 1646 bekend is, krijgen we een redelijk betrouwbare reconstructie van de kap van het speelhuis van 1636. Een opvallend verschil met de hoekpaviljoens van het kasteel is dat hier niets vermeld wordt over een dakgoot en een uitholling aan de dakvoet. Hierdoor maakt het dak van het speelhuis een stugge indruk. De kap moest worden gedekt met de beste Maas- of Engelse leien. De beide afbeeldingen van de boswachterij die op de randgravures van de vogelvluchten van ca. 1700 voorkomen, laten zien dat er dan aan het gebouwtje nog weinig is veranderd (afb. 9 en 10). Op het punt van de vensters zijn er verschillen, maar over de hoofdvorm zijn beide prenten het eens. Het blijkt dat de nok van het bouwwerk oost-west gericht was, hetgeen wordt bevestigd door de plattegrond van het gebouwtje op het minuutplan van het kadaster. Gezien de oorspronkelijk bedoelde ligging aan de bosrand zal de bovenzaal aan de westzijde hebben gelegen, met uitzicht op het dorp Naaldwijk. Over de plaatsing van de deur geeft het bestek geen uitsluitsel. De beide gravures tonen aan de zuidkant een regelmatige reeks vensters. In de oostgevel geven zij een deur, maar wel op een verschillende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9 Het tot boswachtershuis ingerichte speelhuis. Randgravure bij de kaart van A. Bega en A. Blooteling uit 1695.
10 Het boswachtershuis, naar het noorden gezien. Randgravure bij de kaart van Carel Allard uit 1700.
plaats. De daar afgebeelde deuren hebben dezelfde hoogte als de vensters, hetgeen volgens het bestek niet het geval was. Hoewel op het punt van dergelijke details deze kleine prentjes niet voldoende betrouwbaar zijn, achten wij het waarschijnlijk dat de deuren aan deze kant later zijn gemaakt. Een deur in het midden van de oostgevel komt in conflict met de trap, die alleen op die plaats gelegen kan hebben. Een deur op de hoek zou beter passen in de plattegrond, maar storend zijn in de symmetrische opzet van het bouwwerk. In onze reconstructie plaatsten wij de deur in het midden van de brede noordgevel. Dit leek ons architectonisch de beste plaats. Bovendien kwam men dan binnen in de grote benedenruimte, hetgeen een prettiger entree is dan het kleine trapportaal. De bezoeker kreeg dan een overzicht van het hele gebouw voordat hij de bovenzaal bereikte. Het bestek van het speelhuis werd op 8 juli 1636 ondertekend door de timmerman Pieter Cornelisz van Kouwenhoven en de metselaar Claes Dirricksen Dorthoven. Beide aannemers verrichtten veel werk, zowel voor Honselaarsdijk als voor Ter Nieuwburg. Hun collega's Bartholomeus en Laurens Fransz Drijffhout waren bereid als borg op te treden. De aanneemsom bedroeg 3300 gulden. Op 11 juli werd een derde deel van dit bedrag aan de aannemers ter beschikking gesteld. De aannemers waren verplicht het werk voor eind september 1636 klaar te hebben, waarna het binnen twee weken zou worden ‘opgenomen ende gepresen’. Op 15 juni 1637 kregen zij de tweede en derde termijn betaald. Op 22 december 1639 ontving het tweetal nog 370 gulden voor werk en materiaal voor het speelhuis in de warande van Honselaarsdijk.Ga naar eind18. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De architectuur van het speelhuisHet gebouwtje dat na het uittekenen van de gegevens van het bestek op papier verscheen, had als meest opvallende bijzonderheid een tot het uiterste doorgevoerde soberheid. Onderdelen die aandacht vroegen, waren vermeden. Het enige waar het speelhuis het mee moest doen waren de goede verhoudingen, het leiendak en de architraaf- en kroonlijstprofielen boven de vensters. Deze terughoudendheid is temeer opvallend omdat men over het algemeen de neiging bezat om kleine, in het oog lopende gebouwen rijker te detailleren dan grotere. Deze soberheid als stijlkenmerk betekende een nieuw element in de Honselaarsdijkse bouwtraditie. De eenvoud was des te meer opvallend omdat het speelhuis een verkleinde uitgave was van de hoekpaviljoens van zowel Honselaarsdijk als Ter Nieuwburg. Ook daar zien we een vrijwel vierkante plattegrond die door een binnenmuur wordt verdeeld in een smalle strook van een derde en een ander deel van tweederde van de totale breedte. Ook daar ligt de trap in het midden van het smalle deel. De twee kamers die bij deze grote paviljoens in het brede deel voorkomen, zijn in het speelhuis samengevoegd tot een grote zaal. Met het grote middenpaviljoen van Honselaarsdijk waaraan men in 1621 begon te bouwen is een bijna nog grotere verwantschap. De grote zaal met het houten gewelf lag weer in het brede deel en het trappehuis was ook hier in de smalle strook ondergebracht.Ga naar eind19. Alle hier genoemde gebouwen behoren tot een herkenbare bouwvorm, die wij het paviljoentype noemen. Een van de kenmerken daarvan is dat het op zo heel verschillende maat kan worden uitgevoerd. Men kan het grote middenpaviljoen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Honselaarsdijk beter als een groot speelhuis beschouwen dan als een kasteelvleugel. Veel van deze paviljoenvormige gebouwen hebben een enigszins vierkante plattegrond, maar bij de kap werd liefst een puntdak vermeden. Door de dakschilden opzij een steilere helling te geven vormde men een korte nok. Een dergelijk paviljoendak was in het begin van de 17de eeuw verre van nieuw; het werd al toegepast op middeleeuwse poortgebouwen.Ga naar eind20. Een monumentaal 15de-eeuws voorbeeld ervan was de vierschaar bij het Amsterdamse stadhuis, dat aan Jacob van Campens schepping voorafging. Het paviljoendak komt in geheel noord-Europa in de tweede helft van de 16de eeuw in de mode, zoals de gravureseries van Du Cerceau en van Vredeman de Vries uitwijzen. In ons land zien we verscheiden paviljoendaken op vrijwel vierkante plattegrond, zoals bij de Waag te Amsterdam uit 1565. Nu was er de neiging om bij monumentale gebouwen op die korte nok nog een middenaccent te zetten. Dit kon een dakruiter zijn of een monumentale schoorsteen. Bij vele Vredeman de Vriesgravures komt op het midden van de nok een element dat voor tweeërlei uitleg vatbaar is. Het kan zowel een lantaarnachtige dakruiter als een schoorsteenpijp zijn. Het paviljoendak met middenaccent treffen we vooral in Zuid-Holland omstreeks 1600 bij talrijke stadspoorten aan, onder andere te Gorkum, Schoonhoven, Rotterdam en Leiden. Honselaarsdijk is het gebouw dat door deze paviljoendaken in serie te schakelen op unieke wijze van dit motief gebruik heeft gemaakt. Vermoedelijk heeft dit kasteel er toe bijgedragen dat deze dakvorm in de omgeving werd toegepast, zoals bij het huis van Wassenaer-Duivenvoorde uit 1626 op de hoek van de Kneuterdijk en de Lange Voorhout in Den Haag.Ga naar eind21. Het Gemeenlandshuis van Delfland te Maassluis uit 1628 toont in dakvorm eveneens grote verwantschap met Honselaarsdijk. Het speelhuis in het bos is in hoofdopzet een duidelijk lid van de Honselaarsdijkfamilie, maar toont in uitwerking een daarbij tot nu toe ongekende soberheid. Dat dit de nieuwe huisstijl ging worden toont een groter project dat enkele jaren later werd aangevat: de nieuwe Nederhof uit 1640. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een niet uitgevoerd plan voor de NederhofDoor de merkwaardige ligging van de middeleeuwse burcht, pal aan de weg naar Naaldwijk, was een vreemde situatie ontstaan. Tegenover het huis lag een gezichtslaan die nergens naar toe leidde en die in 1638 tot maliebaan werd ingericht.Ga naar eind22. Het rondeel werd toen met de voorgevel van het huis verbonden door een voorplein waarvoor de zuidelijke boomsingel moest wijken. Maar zelfs de bevoorrechte bezoeker die aan deze zijde werd opgewacht, moest het Honselaarsdijkse dorpspleintje passeren en zag daar een uiterst bescheiden middeleeuwse voorburcht, een weinig grandioze entree. Nadat het huis geheel was vernieuwd en afgewerkt werd het tijd de toegang te verbeteren. Bovendien moet het restant van de middeleeuwse Nederhof steeds meer tekort zijn geschoten als dienstgebouw voor het uitgegroeide kasteelcomplex. Een betrekkelijk eenvoudige manier om tot een grotere Nederhof te komen was voor de nieuwbouw een stuk van het dorpspleintje afte nemen. Dat dergelijke plannen hebben bestaan bewijst de vogelvlucht van Balthasar Florisz uit ca 1638. Dit document geeft, mogelijk aan de hand van een bouwmodel, een duidelijke afbeelding van het gebouw dat er had moeten komen (afb. 11). Dit zou bestaan uit drie hoektorens met puntdaken en twee lage vleugels daartussen. Elk van deze vleugels zou een inrijpoort krijgen, gevat in een rijk bewerkt portaal. Er zouden veel vensters komen met afwisselend ronde en driehoekige frontons. De daken zouden worden voorzien van een overvloed aan dakkapellen. De architectuur van dit project sloot geheel aan bij die van het kasteel waarvan het laatste deel in 1628 was aanbesteed. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat dit plan kort daarna werd gemaakt met de bedoeling het uit te voeren zodra het kasteel de voltooiing naderde. De kaart van 1634 toont het dorpspleintje en de Nederhof nog in hun oude vorm (afb. 4). Op de grote overzichtskaart van ca. 1637 staat het vierkante grondstuk aangegeven waarop dit project voor de Nederhof moest verrijzen (afb. 5). Maar door de voorgenomen terreinuitbreiding naar het oosten was dit beperkte plan voor de Nederhof in het voorjaar van 1637 al achterhaald. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De nieuwe Nederhof van 1640Het lijkt niet waarschijnlijk dat alleen het verlangen een grotere Nederhof te bouwen de aanleiding is geweest het gehele kasteelterrein aan de oostkant te vergroten. De behoefte aan meer tuinen voor groenten en ooft en het verlangen naar een monumentalere dorpsaanleg als entree voor het kasteelcomplex, zullen daarbij een rol hebben gespeeld. Immers, de Nederhof die in 1640 gebouwd werd bood niet zoveel meer bouwvolume dan het oudere plan. Op 24 december 1638 ontving Alewijn Claesz van Assendelft, de belangrijkste schrijnwerker die op Honselaarsdijk werkte en die voordien reeds een bouwmodel voor het grote huis had gemaakt, ruim 311 gulden. Dit was voor werk aan de betimmeringen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11 Oude dorpskern en niet uitgevoerd plan (ca. 1635?) voor de Nederhof. Gedeelte uit vogelvlucht van het kasteel met omgeving, Balthasar Florisz van Berckenrode, ca. 1638.
12 Het in 1640 herbouwde dorp Honselaarsdijk. Links de nieuwe huizen aan de oostkant van de gracht, rechts het noordoostelijke paviljoen van de Nederhof. Randgravure kaart Cornelis Danckerts.
in de hoofdruimten van het huis die onder leiding van Jacob van Campen werden gemoderniseerd, ‘midtsgaders een modelle vande stallinge’.Ga naar eind23. Dit bouwmodel zal gediend hebben ter bespreking met de opdrachtgever. In 1639 werden de bouwplannen voor de Nederhof uitgewerkt voor de aanbesteding. Op 13 mei 1639 ontving Bartholomeus Drijffhout een betaling van ruim 60 gulden voor een groot aantal zeer verschillende werkzaamheden, waaronder het maken van een bestek voor de stallen, galerijen en koetshuizen die men op de ‘Capelwerf’ wilde maken. Door deze plaatsaanduiding staat het vast dat we hier met de plannen voor de grote Nederhof te maken hebben. De Capelwerf moet de plaats zijn geweest waar eens de kapel van Honselaarsdijk had gestaan; het kaartboek van ca. 1620 wijst uit dat de huizen aan de oostzijde van het dorpspleintje op de ‘Capelwerf’ stonden.Ga naar eind24. Deze rij was ook met erfpacht van het huis belast. Op dezelfde dag dat Drijffhout voor het bestek van het nieuwe plan werd betaald, ontving hij tevens 34 gulden voor het vervaardigen van de ‘doorslag van enige bestekken en tekeningen voor deze stallingen’.Ga naar eind25. Op 13 oktober 1639 ontving Jan Pietersz Tummers(?) iets meer dan 130 gulden voor het maken van tekeningen en twaalf bestekken en ‘andersints’ over de jaren 1638-'39.Ga naar eind26. Vermoedelijk heeft hij de tekeningen en het bestek van Drijffhout gecopieerd voor de komende aanbesteding. Drijffhout moet dit werk weer hebben nagezien want hij ontving op 16 december 1639 ruim 96 gulden voor het maken van modellen en tekeningen en schrijven en ‘collationeren’ van bestekken.Ga naar eind27. De modellen en tekeningen waar het hier om gaat zijn waarschijnlijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13 De voorzijde van de Nederhof uit 1640. Randgravure van de kaart van Bega en Blooteling uit 1695.
detailtekeningen geweest die bij het bouwen nodig waren. Bovendien bestond het werk niet alleen uit het bouwen van de Nederhof; er moest ook een geheel nieuw dorpsplein komen met vijf huizen aan de overzijde van een nieuwe gracht. Tenslotte ontving de steenhouwer Jan Gerritsen van Lier, die ook nogal eens in de rekeningen voorkomt, op 21 maart 1640 ruim 90 gulden voor het maken van bestekken en andere diensten ten behoeve van de stallingen en de koetshuizen in 1639 en 1640 verricht.Ga naar eind28. Tussen deze verschillende medewerkers komt Drijffhout naar voren als de leidinggevende figuur bij het aanbestedingsklaar maken van het werk. Het bestek waarop de aannemers konden inschrijven was 11 januari 1640 gedateerd. De aannemer aan wie het werk op 7 april 1640 voor 62.000 Carolus gulden werd gegund was de rentmeester van de Prins, Sijmon van Catshuijsen. Hij had al meer groot werk aangenomen, zoals het hoofdpaviljoen van het huis Ter Nieuwburg. Het eigenlijke bouwen besteedde hij uit aan onderaannemers. Op 17 april werd hem de eerste termijn betaald.Ga naar eind29. In het bestek van 11 januari 1640 wordt de bouw van twee vleugels beschreven (‘twee huisingen’) voor stallen, koetshuizen en dienstvertrekken met een breedte van 26 voet 6 duim en een totale lengte van circa 42 roeden (24 roeden voor de lange zijde, 11 roeden voor de korte zijde en 7 roeden (drie maal 28 voet) voor de paviljoens), alle maten buitenmuurs (bijlage 2). Bij het bestek hoorden twee sets tekeningen, een serie voor de opdrachtgever, gemerkt ‘A’ en een voor de aannemer, gemerkt ‘B’. Van de A-serie tekeningen zijn het voor- en achteraanzicht van de korte vleugel bewaard, samen met enkele details van de kapconstructie en de plattegrond.Ga naar eind30. Deze tekeningen zijn van een kundige hand en zijn vervaardigd door Jan Gerritsen van Lier of Bartholomeus Drijffhout, die beiden bij de voorbereidingen van de bouw betrokken zijn geweest. Gezien de samenhang met vergelijkbare tekeningen uit 1643 en 1644 moeten wij eerder aan Drijffhout denken, aangezien Van Lier in 1641 reeds overleden was. De bestektekeningen van 1640 geven een goed beeld van deze monumentale maar uiterst sobere aanleg (afb. 14-18). Het plan voorzag in een een L-vormig, bakstenen gebouw met een lange vleugel van 288 voet aan de zuidzijde en een korte vleugel van 132 voet aan de oostzijde, beide bestaande uit een begane grond en een hoge kap. Op de hoeken was het gebouw voorzien van drie vierkante paviljoens met een doorsnede van 27 voet, die met twee bovenverdiepingen boven de lage vleugels uitstaken. De bovenste geleding van deze paviljoens is op de bestektekeningen blind, maar kort na de aanbesteding besloot men hier ovale vensters aan te brengen, geflankeerd door festoenen, zoals nog zal blijken. Beide vleugels hadden zowel aan de binnen- als aan de buitengevel een brede middenrisaliet die met een fronton werd bekroond. In het centrale deel van de lange vleugel werd een stal voor zesenveertig paarden ondergebracht, met een ruime schuur aan de linkerzijde (west) en het koetshuis ter rechterzijde (oost), in de hoek van de twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14 Bestektekening van de voorzijde van de Nederhof, 1639. Bartholomeus Drijffhout of Jan Gerritsen van Lier (ARA; NDA 2).
15 Bestektekening van de binnenplaatsgevel van de voorvleugel van de Nederhof, 1639 (ARA; NDA 2).
vleugels. Dit koetshuis liep door in de beganegrond van het hoekpaviljoen. Op het aanzicht van de korte gevel vanuit de binnenplaats is dit koetshuis te zien in de doorsnede van het rechter paviljoen (afb. 15). De korte vleugel was opgedeeld in verschillende kleinere vertrekken die als dienstruimten of personeelsvertrekken dienden, in het bestek aangeduid als ‘offitiën’. Op de binnenplaats werden voorts twee putten aangelegd die via een gemetseld riool aangesloten waren op de slotgracht. In het bestek is er ook een aanvulling opgenomen, aangeduid als artikel 70, 71 en 72 (bijlage 3). Daarin wordt bepaald dat de aannemer van de Nederhof ook de acht huizen aan de oostzijde van het dorpsplein moest aankopen en afbreken en meer naar het oosten een nieuwe gracht zou graven. Aan de oostzijde van die gracht moesten nu vijf nieuwe huizen worden gebouwd volgens een vastgesteld plan, welke bebouwing in totaal 18 roeden of 67 meter breed zou worden. Zo ontstond er tussen de nieuwe gracht met de huizen en het voorfront van de nieuwe Nederhof een regelmatig rechthoekig dorpsplein. Het was een voorbeeld van projectontwikkeling uit de 17de eeuw en het laat zien hoe diep het uitdijende kasteelcomplex in de dorpsstructuur ingreep. Er zijn twee kaarten bewaard waarop de nieuwe situatie met de Nederhof en de nieuwe perceelsindeling van het dorp, rondom een nieuw rechthoekig plein, is aangegeven (afb. 18).Ga naar eind31. In dit plan is de vaart echter nog niet doorgetrokken en liggen de huizen direct aan het plein. Enkele weken na de aanbesteding zou tot het doortrekken van de vaart worden besloten, zoals nog zal blijken. Wat de Nederhof betreft moest het noordelijke hoekpaviljoen reeds in mei 1640 onder dak zijn; de stalvleugel moest klaar zijn in maart 1641 en het hele werk diende te worden opgeleverd in november van dat jaar.Ga naar eind32. De betrokkenheid van Frederik Hendrik bij dit hele bouwproject blijkt duidelijk uit een brief die de griffier van de Stadhouder, Laurens Buysero, twee weken na de aanbesteding aan de aannemer Catshuysen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16 Bestektekening van de kapconstructie van de lange vleugel van de Nederhof (ARA; NDA)
17 Bestektekening van de kapconstructie van een hoekpaviljoen van de Nederhof (ARA; NDA)
schreef vanuit het legerkamp bij Maldeghem.Ga naar eind33. De brief geeft aan de hand van vijf punten commentaar op de werkzaamheden aan de Nederhof en de veranderingen in de aanleg van het dorp. Frederik Hendrik drong er ten eerste sterk op aan dat het werk goed opschoot. Vervolgens gaf hij toestemming de bovenste vensters in de hoekpaviljoens ovaal te maken in plaats van rechthoekig. De festoenen aan weerszijden van deze vensters zouden echter de breedte van het onderliggende venster moeten volgen, zodat de uiteinden recht boven de buitenste stijlen van de vensters zouden komen ‘gelijk alles met potlood aangegeven door Zijne Hoogheid’. Als derde bepaalde Frederik Hendrik dat de daken van de vleugels en de paviljoens allen even steil moesten worden, volgens een van de ingediende voorstellen. Ten vierde stemde de Stadhouder er mee in om de vaart tot aan de grote dreef door te trekken waarmee het dorpsplein, zoals dat op bovengenoemde tekening was ontworpen, werd doorsneden. Tot slot gaf Frederik Hendrik uitvoerige instructies voor de bebouwing van woonhuizen met uniforme gevels langs de vaart, gelijk aan de eerder ontworpen vijf huizen. De indeling van de huizen hoefde echter niet gelijk te zijn. Bovendien stelde hij nadrukkelijk dat de ruimte waarop Catshuysen blijkbaar ook enkele huizen had geprojecteerd, een open plein moest blijven: ‘... ofte altijdts soo dat de front gelijck quame jegens het westen, te accorderen mette vijf andere gevels tegen het westen, soo naer als doenlijck sal sijn, connende u E. tersijde ofte van binnen wel eenige andere verdelingen van erven off huysen maken omme meerder getal te vinden, als maer de voors. front mette andere vijff accorderen. Gelijck ook Z.H. niet goet en vindt vooralsnoch datter eenige huysen op het ander vierkant gemaeckt worden, ‘twelck u E. in drij erven van 23’ breed heeft | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 Grondplan van de Nederhof met niet uitgevoerd plan voor een nieuwe dorpskern, 1640 (ARA; VTH 2363-7).
verdeelt maer verstaet dat 't selve mede pleijn sal blijven tot aen Vaert, connende daernae op andere gelegeheijdt tot erven naerder gedacht werden.’ Blijkbaar hield de Prins zelfs tijdens zijn veldtochten de bouw van Honselaarsdijk tot in details in de gaten. Deze indruk wordt nogmaals bevestigd door een bericht van enkele maanden later. Constantijn Huygens, de secretaris van Frederik Hendrik, schreef op 30 juni 1640 aan Prinses Amalia vanuit het legerkamp bij Assenede: ‘Son Altesse ... demeura bien deux heures à ordonner les jardins et bastimens de Honselardick’.Ga naar eind34. De uniforme rij topgevels aan het nieuwe plein van Honselaarsdijk is overigens nog te zien op een van de randprenten van de vogelvlucht van Honselaarsdijk (afb. 12). Een jaar later begon de bouw van een vierde paviljoen, op de noordwestelijke hoek van het terrein van de nieuwe Nederhof. Dit paviljoen vormde van begin af een onderdeel van het ontwerp voor de Nederhof, want volgens het eerdergenoemde bestek van 1640 zijn de fundamenten van het vierde paviljoen tegelijk met die van de twee vleugels aangelegd. Op de plattegronden van de Nederhof en het nieuwe dorpsplein is het vierde paviljoen ook reeds in stippellijn aangeduid. Dit werk werd op 23 april 1641 besteed aan de hoftimmerman Pieter Cornelis van Couwenhoven en Arent Laurens van Heemskerk, genaamd Noom, die in die jaren ook samenwerkten aan de verbouwing van het Oude Hof aan het Noordeinde.Ga naar eind35. Het nieuwe paviljoen was gelijk aan de andere drie hoekpaviljoens maar stond geheel vrij, alleen met een lange muur met het noordoostelijke paviljoen verbonden. Deze
19 Kaart van de Nederhof en de nieuwe tuin, 1640 (ARA; VTH 2363-5).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20 Bestektekening van het westelijke stallencomplex, 1643 (ARA, behorend bij NDA fol. 1190-1198).
muur vormde de scheiding van het stalterrein met de nieuwe tuin die ten oosten van het oorspronkelijke kasteelterrein was aangelegd. Twee jaar later begonnen de voorbereidingen voor een gelijkvormig complex aan de westzijde van het paleis met wederom een L-vormig dienstgebouw met drie hoekpaviljoens en een los paviljoen, maar dan spiegelbeeldig geordend.Ga naar eind36. Dit werd in november 1643 voor f 63.500 aangenomen door Dirck de Milde, de opzichter van de bossen en terreinen van de Stadhouder in Honselaarsdijk.Ga naar eind37. Daarnaast moet De Milde aan het hoofd van een uitgebreide bouwonderneming hebben gestaan, gezien de vele uiteenlopende werkzaamheden die hij in de loop der jaren op Honselaarsdijk aannam, zoals graafwerk, metsel- en timmerwerk en schrijnwerk.Ga naar eind38. Behalve het bestek is van deze opdracht ook de tekening van de plattegrond bewaard.Ga naar eind39. Deze is van dezelfde hand als die van 1640 en men zou wederom kunnen denken aan Drijffhout aangezien Van Lier toen reeds was overleden. De lange zijde van het gebouw diende als stal voor ruim honderd paarden en de korte vleugel diende als koetshuis voor veertien wagens. Terwijl het werk aan de stallen en koetshuis aan de westzijde vorderde, besloot men in 1644 zowel aan de oost- als aan de westzijde in plaats van de lange tuinmuur een derde vleugel te bouwen, waarmee beide dienstgebouwen een U-vorm kregen, geopend naar het paleis.Ga naar eind40. Deze vleugels zijn mogelijk ontworpen door Pieter Post, die vanaf dit jaar als architect bij de plannen voor Honselaarsdijk werd betrokken. De twee bewaard gebleven ontwerpen voor de plattegrond van de nieuwe vleugel van de Nederhof zijn echter niet van Post, maar wederom van dezelfde hand als de bestektekeningen van 1643 en 1640, waarschijnlijk dus van Bartholomeus Drijffhout.Ga naar eind41. De nieuwe vleugel aan de westzijde werd gebruikt als onderkomen voor het hoger personeel. Die aan de oostzijde daarentegen werd in 1646 door Pieter Post ingericht als een direct verlengstuk van het paleis met de kapel en een schilderijenzaal aan weerszijden van een galerij, die aan de tuinzijde geopend was met een arcade van oorspronkelijk negen bogen.Ga naar eind42. In het noordoostelijke hoekpaviljoen blijkt bovendien ten tijde van Willem III een compleet badappartement te zijn ingericht.Ga naar eind43. Behalve van de bestektekeningen van 1640 en 1643 is de bebouwing van de terreinen terzijde van het kasteel bekend van enkele gravures van de Nederhof van omstreeks 1700. Bovendien bleef het voorste deel ervan sterk verminkt intact. Dit is het enige deel van het Honselaarsdijkcomplex dat nog bestaat; het werd in 1976 gerestaureerd. Doordat men bij deze restauratie de afgebroken bovengedeelten van de hoektorens niet geheel heeft herbouwd, is het oorspronkelijke, indrukwekkende karakter van dit front niet meer te beleven. Afgezien van de verdubbeling in oppervlakte van het binnenplein was bij de Nederhof van 1640 de hoofdopzet van het oudere plan aangehouden. In beide gevallen was gekozen voor een kasteelachtige bouwvorm, met torenvormige hoekpaviljoens, verbonden door lagere vleugels. Deze opzet moet de wens geweest zijn van de opdrachtgever. In de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21 Kasteel Honselaarsdijk, vogelvluchtreconstructie van de situatie in de tweede helft van de 17de eeuw. Tekening R. Royaards-ten Holt.
uitwerking van de plannen was echter een modernere vormgeving gekozen. Uit de detaillering van het nieuwe plan sprak een geheel andere geest. Alle aandachttrekkende elementen uit het eerste ontwerp waren verdwenen: er waren geen dakkapellen meer en geen rijkversierde toegangspoorten, noch frontons boven de vensters. Het ontwerp had de grootst mogelijke terughoudendheid gekregen. De vensters waren gehalveerd in aantal; de daken van de lage vleugels liepen door tot aan de hoektorens, hetgeen het silhouet vereenvoudigde. Toegevoegd waren de grote frontons in het midden van de vleugels. Het waren niet meer frontons van poorten, maar frontons boven de middengedeelten van de vleugels. De grote frontons waren een herhaling van het grote fronton van het middenpaviljoen van het kasteel. Ook op een ander onderdeel sloot de Nederhof dicht bij het grote huis aan; de vierkante hoekpaviljoens kregen paviljoenvormige daken met middenschoorsteen, die wij hebben leren kennen als een typisch Honselaarsdijk motief. Het plan van de vogelvlucht van Balthasar Florisz volgde de details van het kasteel, het uitgevoerde plan van de Nederhof sloot slechts in de hoofdmassa's bij dit hoofdgebouw aan. We zien hierin de hand van dezelfde ontwerper als in het plan van het speelhuis van 1636. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Architect en architectuurDe archivalia bevatten slechts twee aanwijzingen voor de naam van de ontwerper van het speelhuis en de nieuwe Nederhof: Jacob van Campen en Bartholomeus Drijffhout. De bouwploeg van Honselaarsdijk en Ter Nieuwburg telde meer mensen die in aanmerking komen, maar hun namen ontbreken voor de periode 1636-1639. Arent van 's-Gravenzande vertrok voordien en Pieter Post zou eerst later, vanaf 1644, te Honselaarsdijk een rol gaan spelen. Post werd begin 1640 door de Prins aangetrokken ten behoeve van het werk aan het Oude Hof in het Noordeinde. Hij woonde nog te Haarlem en zou een dag in de week naar Den Haag | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22. Voorgevel van de Nederhof in 1935. Foto J.P.A. Antonietti, RDMZ.
23 Voorgevel van de Nederhof na de restauratie. Foto G.J. Dukker, RDMZ 1978.
komen. Dit was echter niet het eerste contact met de prinselijke bouwwerken. Op 30 april 1640 ontving Post 213 gulden en 10 stuiver voor verscheiden tekeningen, vacatie, reis- en teerkosten over de jaren 1637, 1639, 1640.Ga naar eind44. Deze betaling is te laag om een intensieve bemoeienis met de Nederhof te bevatten. In de rekeningposten betreffende Honselaarsdijk komt hij in die jaren niet voor. Die vermelden in de periode van 1636-1640 maar één architect en dat is Jacob van Campen. Van zijn bemoeiingen met het hoofdgebouw is veel bekend, zoals de veranderingen aan het trappenhuis en de boven- benedenzaal van het hoofdpaviljoen. Zijn aanwijzingen voor het beeldhouwwerk in het fronton van de voorgevel en daarbij vermoedelijk ook voor andere werkzaamheden aan dit voorfront, zoals de aanleg van het nieuwe voorplein met brug staan vast. Ook hield hij toezicht op de uitvoering; soms geschiedde de uitbetaling eerst na zijn goedkeuring. In november 1638 tekende hij een rekening van Bartholomeus Drijffhout voor geleverd natuursteenwerk voor accoord.Ga naar eind45. Drijffhout komt vaak in de rekeningen voor als aannemer van steenhouwwerk. Zijn werkzaamheden liggen in het gebied waarmee Jacob van Campen zieh het meest intensief bemoeide, zoals het plaatsen van de beelden in de tuin en het afwerken van de interieurs. De positie van Jacob van Campen als ontwerper en supervisor van de werken van Honselaarsdijk hield | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet in dat hij eigenhandig alle tekeningen maakte. Zo ontving Drijffhout in december 1638 een bedrag van 34 gulden voor enkele reparaties aan het huis en voor ‘'t maeken van een standt teekening van 't voorste vanden selven Huijse’.Ga naar eind46. Waarschijnlijk betrof dit tekenwerk ten behoeve van Jacob van Campen. Ook buiten Honselaarsdijk zien we samenwerking tussen Van Campen en Drijffhout. In februari 1640 ontving Drijffhout 150 gulden en 18 stuiver voor het maken van een bestek voor de trap van het kasteel Buren en voor een bestek voor de noordelijke galerij van het Oude Hof in het Noordeinde.Ga naar eind47. De voorgenomen veranderingen aan de trap te Buren waren begonnen met een bezoek van Frederik Hendrik en Jacob van Campen aan dit kasteel, eind augustus 1636. Van de nieuwe gevel van het huidige Paleis Noordeinde wordt Jacob van Campen als de architect beschouwd. Drijffhout had zich in deze samenwerking ontwikkeld tot een veelzijdig en bruikbaar man in het uitvoerende deel van het bouwvak en was een specialist in het schrijven van bestekken. Hij was de rechterhand die Jacob van Campen nodig had. Ongetwijfeld kon Drijffhout als zovele aannemers zelf ook ontwerpen maken, maar bij een groot werk met een uitgebreide organisatie als Honselaarsdijk zal zeker geen behoefte hebben bestaan aan de esthetische bijdragen van deze dertigjarige bouwkundige. Bij het speelhuis uit 1636 is er een extra argument om Drijffhout niet als ontwerper te beschouwen. Hij trad daar op als borg voor zijn collega's die het werk hadden aangenomen. Dit was een positie die niet met die van ontwerper te verenigen viel, aangezien de ontwerper het gebouw bij de oplevering moest keuren en zich omstandigheden
24 Verbouwde huizen uit 1640 aan de oostzijde van de gracht door het dorp Honselaarsdijk. De huizen bestonden uit begane grond met kap en topgevel. In de topgevels waren rondboognissen. Foto G.J. Dukker, RDMZ 1966.
konden voordoen waardoor een borg daarbij schade leed. We komen tot de conclusie dat de archivalia in de periode 1636-1640 maar één ontwerper opleveren, namelijk Jacob van Campen. Wij verwachten dat de ideeën van Jacob van Campen voor de Nederhof in 1638 vaste vorm kregen en het eerst zijn uitgewerkt in het model voor de Prins dat door Alewijn Claesz werd gemaakt. Na goedkeuring kreeg Drijffhout de verantwoordelijkheid voor de stukken voor de aanbesteding. De activiteiten van Jacob van Campen voor de Prins werden afgesloten in voorjaar 1640. In februari werd een bedrag van 4090 gulden en 10 schellingen afgerekend voor uitgaven die Van Campen ten behoeve van het werk had gedaan. Op 30 april 1640 ontving hij een honorarium van 2500 carolus gulden voor zijn ‘gedane diensten ende schilderijen bij hem opden huijse tot Honsholredijck gelevert’. Op 6 mei 1640 kreeg hij bovendien nog 3500 gulden voor huishuur en levensonderhoud terwijl hij zich in Den Haag, in dienst van de Prins had opgehouden.Ga naar eind48. Uit de laatste post van de rekeningen van Honselaarsdijk waarin Van Campen wordt genoemd, blijkt hoe ver zijn bemoeiingen met het werk soms gingen. In april 1640 werd aan een smid ruim 40 gulden betaald voor ijzerwerk aan de beelden in de tuinen van Honselaarsdijk waarbij uitdrukkelijk werd vermeld dat deze rekening door Van Campen was goedgekeurd.Ga naar eind49. De architectuur van het speelhuis en Nederhof verzetten zich niet tegen een toeschrijving aan Van Campen. Deze gebouwen tonen een aantal oplossingen die we in zijn werk vaker opmerken. Het belangrijkste is de hiërarchie in de vensterbekro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ningen. Evenals er een opvolgende orde van zuilen en pilasters bestaat, is er een opklimmende vensterorde waarbij de belangrijkste vensters de hoogst in de ranglijst staande bekroning krijgen. Deze rangorde loopt van een bovendorpel met alleen een architraafprofiel via één met tevens een kroonlijst erboven, tot, als rijkste vorm, een bekroning met fronton. Deze hiërarchische vensterreeks staat zowel in tegenstelling tot de ornamentale vensterversieringen die tot ca. 1635 gebruikt werden als tot het gebruik van driehoekige en ronde frontons boven alle vensters. Deze moderne vensterhiërarchie ging terug op de voorbeelden van de Italiaanse architect Scamozzi. Het werk van Van Campen toont er de vroegste voorbeelden van zoals het Amsterdamse Burgerweeshuis, en in Den Haag het Mauritshuis en het huis van Huyghens aan het Plein, allemaal uit 1634. Een ander detail aan dezelfde Italiaanse bron ontleend is de beklemtoning van de middenpartij door slechts dit deel te voorzien van een volledige hoofdgestel en over de aangrenzende zijstukken van de gevel alleen het kroonlijstprofiel door te trekken. De voorgevel van de Nederhof is een van de vroege voorbeelden van een dergelijke compositie. Ook gebruikt Van Campen in deze jaren vaak rondboognissen ter verlevendiging van een middenof zijas. Voorbeelden zien we te Amsterdam bij de muur voor het pleintje van de Schouwburg en de Heilige wegspoort, beide uit 1637. De gevel van het Oude Hof in het Noordeinde toont in de frontgevels van de zijgalerijen eveneens rondboognissen naast de middenas. Opgemerkt moet worden dat de nieuwe huizen aan gracht te Honselaarsdijk, die in 1640 gebouwd werden, oorspronkelijk topgevels bezaten waarin ook rondboognissen voorkwamen (afb. 12, 17). Dat de in het speelhuis en de Nederhof gekozen detaillering niet door Huyghens werd gestimuleerd blijkt uit diens buitenhuis Hofwijck te Voorburg, dat gebouwd werd naar een ontwerp waarvan Van Campen de inspirator was, maar dat door Pieter Post werd uitgewerkt. Dit in 1640 gebouwde huis, meer een groot speelhuis dan een echte buitenplaats, houdt het midden tussen de hoekpaviljoens van Honselaarsdijk en het speelhuis uit 1636. In detail wijkt het er van af. Er is hier geen paviljoendak, maar een puntdak en de vensters tonen geen hiërarchische reeks, doch een weinig opvallende hanekam van metselwerk. Dergelijke oplossingen zien we ook bij de galerijen tussen hoofdgebouw en Nederhof die Post in 1644 voor Honselaarsdijk ontwierp. Zowel voor 1636 als na 1640 zien we te Honselaarsdijk een andere hand van detailleren, hetgeen onze conclusie bevestigt dat de ontwerpen van speelhuis en Nederhof van de hand van Jacob van Campen zijn. De grote tegenstelling die hier bewust werd geschapen tussen de uiterst sobere architectuur van de bijgebouwen en het daardoor nog rijker schijnende hoofdgebouw, markeerde te Honselaarsdijk de overgang van het Manierisme naar de Klassicistische Barok. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 1Algemeen Rijksarchief, Nassaus Domein Archief 7146, Map: Westland, Bestekken betreffende het huis Honsholredijk 1628, 1636
Besteck vant Speelhuijs int Bos te Honsholredijck, 1636
Conditie ende Besteck, waer nae dat Sijn Ecxie den Heere Prins van Orangie wil besteden te maecken den Speelhuijs inde Noortwest hoeck van t'Bos tot Honsholredijck, groot binnen s'muers twintich en vierentwintich voet, alles volgens de teyckening daer van synde,
Inden eersten sal den aennemer maecken ende leueren vijff eycke deur kosijnen, vier om inde binne mueren te staen, en een inde buyte muer, den dach hooch ses voet en vier duijm, wijt tweeendertich duijm, de stijlen van het buijtenste kosijn swaer sestalff ende achtalleven duym, den onder dreppel swaer vijff en acht duijm, den bouen dreppel sestalft en derthien duym, ende gestopt met een dubbelde wageschotte deur dick anderhaluen duijm, ende met twee duijm hengelessen gehangen, ende met een klinck, en een starck slot geslooten, voorts de vier binne deur kosynen de stijlen swaer vijff en ses duijm, de dreppels op een steen, met vier deuren daerin, dick een duym, ijder met drije klampen geklampt, met de hengelessen daer aen, met vier klincken, met syn toebehooren, ende aen den deur een slot,
Noch sal hy leueren elff eijcke bol kosynen, de hoogte buyte kanten vijff voet, de wijte volgens de Teijckening, de stijlen swaer sestalff en seuen duijm, de dreppels sesstalff en elff duijm, de bouen dreppels daer buijten twee duijm ouersteck ende daer een Arketraeff aengesteecken, dese kosijnen te stoppen met tweentwintich wageschotte vensters, dick anderhalue duijm, met stijue duijm hengelessen gehangen, ende ijder met twee grendels geslooten, noch van binnen tweeentwintich wageschotte ramen, swaer na den Eysch, met schoon Recht glas daer in, met syn hengelessen ende wint roen, alles soo dat vereijscht, de stijlen van d'een helft vande ramen swaer 1½ ende 2½ duijm, ende van dander helft 1½ ende 3 duijm, de dreppels van alle de ramen swaer 1½ ende 4 duijm,
Noch sal hij leueren twee greene schoorsteen mantels lanck naden Eysch, swaer vier En thien duijm,
Noch sal hij leueren twaelff greene trappen vande lengten en breeten, volgens de teijckeningh, dick vier duijm met wageschotte stoot borden daer in, met een bordes voor het kosijn, ende sal daer toe leveren rubbens en delen, de rubben swaer vier duijm vierkant,
Noch sal hij aennemer leueren een greene bint met twee stryckhouten, yder lanck eenentwintich voeten ses duijm, het bint swaer tien en veertien duijm de strijckhouten ses en acht duijm, met swaere rubbens besyden de schoorsteen, alle swaer 6 en 8 duijm, ende korte strychouten aende middelmuer, voorts dit werck te ouerrubben met greene rubbens de middelt op een voet ingelegert, en in elck vack vijff swalemstaerten, de rubbens swaer 4 duijm viercant, dese rubbens te oversolderen met schoone balckplancken beyde enden op eene breete, gestreecken, geploucht, ende ten wedersyden geschaeft, ende met veeren vast geleyt, net affgereet, soo dat behoort,
Noch sal hij aennemer leueren twaelff eijcke kruijs kosynen, hoogh buijte canten nege voet, de wijten na de teijckeningen, de stijlen swaer 5½ en seven duijm de dreppels op een steen, het glashout na den Eysch, de glashouten met de bouen dreppels anderhaluen duijm oversteek, voorts te stoppen met vensters en ramen als van de onderste geseijt is, uijtgesondert in plaets vande bouenste grendel een knipslot; noch sal hij in dese kosynen soo onder als bouen leueren schoon spiegel glas met de wint roeden daer aen,
Noch sal hij op dese twaelff kosijnen leueren twaelff kornissen van grenen hout, swaer seuen en twaelff duijm, ende sal dese kornissen met loot beleggen soo dat vereijscht, ende volgens het bort datmen hem aennemer sal leueren,
Noch sal hij leueren op de middelmuer een muerplaet lanck tweentwintich voet, en rontom opde buijte mueren een plaet swaer acht en derthien duijm, voorts sal hy het kabinet ende bordes ouerrubben met greene rubbens van vier duijm vierkant, ende de rubbens oversolderen met greene delen met veeren daer in,
Op dit voors. werck sal hij stellen twee moerkapbinten, met sijn stijlen, kerbeels, binten, maeckelaer, flieringen, ende nock, altsamen van goet gesaecht greynen hout, lanck en swaer als op de teijckeningh te sien is, met noch twee halve binten op de Eynden, ende vier hoeckepers, onder swaer 6 en 8 duijm, ende bouen 5 en 6 duijm, de houckepers met haer sterstucken, alles op den gront gevrocht, in sulcker manieren als aende kap van noortwest paueljon aldaer te sien is, mitsgaders het in ende aen wercken vant kruijsgewelff, swaer ende gefatsonneert als op de bijgaende teijckening te sien is,
De voors. kapbinten gestelt synde, sal hij deselue overspannen met greijne ribben, de middelt op een voet, onder swaer 3½ duijm vierkant, bouen swaer 3 en 2½ duijm, lanck nae den eysch, de selue sal hij ouerplancken met goede drooge stijue greijne delen, gestreeken, geleijt, ende wel gespijckert, net afgereet soo dat behoort, ende t'gewulfsel van onder sal hij beschieten met schoon, droog wageschot, dick een haluen duijm, aen de onder syde glat geschaeft, ende alle de blaeden eens omgaende beijde eijnden van eender breete, gestreecken, geploucht, vast gemaeckt ende net afgereet, sal oock maecken inde houcken ofte eggen een rondt wellijsgen, ende onder elcke maeckelaer een gesneen roosgen, ende onder daer den booch sal beginnen een wageschotte lijst, wolgent'bort datmen den aennemer leveren sal, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Metselwerck
Dit Werck sal aengeleijt werden drie voet beneden de vloer, vierdalff steen, ingesneden alle twee lagen een klasoor tot op derdalff steen, daer mede opgaende tot aende vloer, ende daer een halff steen laten leggen, gaende op met twee steen ter hoochten van acht voet daer weder een halff steen laten leggen, gaende op met anderhalff steen ter hoochten van veerthien voet, alle de middelmueren salmen maecken van een steen dick, gefondeert na behooren, noch twee schoorsteenen te maecken, volgens de teijckeningh, met hartsteen als inde teijckeningh te sien is, dit werck sal gemaeckt werden van goeden leijtsen hartsteen het geene dat buijten komt, ende de binnenmeren van goeden Iselse steen, ende met goede vriesche kalck wel gebout, ende sal niet vermogen meerder dan drie duijsent steen met en hoet kalck te wercken, int metselen vant muerwerck vande west ende noortwest sijde vant voors. Speelhuijs, sal den aennemer in elcke tobbe kalck doen een schop tras,
In dit voorschreuen Speelhuijs sal den aennemer leggen een vloer van roo heelbacke tegelen, in bastaert tras, geleijt opden laech backsteen, groot 20 en 24 voet,
Noch sal hij aennemer leveren de lijst ende plint tot de schouw, volgens de teyckeningh,
Noch sal hij dit Werck decken met vande beste maes ofte Engelse leijen, vierkant dack, ende de wolleuen en nock, sal hij met loot beleggen, en alles maecken tot Prijs van meesters, dies haer verstaende,
Noch sal hij aennemer tot dit werck leueren alle de spijckers ende Iserwerck, hoe het genaempt soude mogen sijn, ende voorts al het steyger gereetschap tot op maecken van dit werck, ende sal wercken op syn eygen bier,
Alle t'voors. werck sal hij aennemer wel werckelijck wercken, ende het dijckenhout dat hij sal leueren moet wesen goet Wesels ofte rijns hout, het ander goet greijnen hout, ende wageschot, alles sonder vier, spint, ofte quade quasten, dat het werck soude mogen hinderlijck sijn, het Iserwerck sal wesen goet suerlants, ofte Sweets ijser, datmen kout konnen buijgen sonder breecken, ende alle het loot moet wesen goet hulst loot, ende swaer dat ijder voet vierkant weecht seven pont,
Den aennemer sal gehouden wesen het voors. Speelhuijs volcomentl., volgens dit besteck, op te leueren ende volmaeckt te hebben, tegens het midden vande maent September eerstcomende, ofte vuijterl. int laetste vande selue maent; op de verbeurte van hondert guldens, die hem aen syn bedongen loon sal werden gekort,
Ende sal den Aennemer gehouden wesen te stellen goede suffisante borge tot contentement van syn Excie. ofte desselffs gecommiteerde,
De betaelinge sal geschieden op Ordonnantie van syn Excie., in drie termijnen, te weten een derde paert gereet, ofte op de hant, het tweede derdepaert soo wanneer t'werck onder t'dack sal wesen, ende het derde ende laetste derdepaert, soo wanneer het werck volcomentl. gedaen, opgenomen, ende gepresen sal wesen, ende sal d'opneminge geschieden acht off veerthien dagen naert t'voltrecken vant voors. werck,
Op de Voors. Conditien heeft den Contrerolleur Sherwouters het voors. Speelhuijs besteet te maecken, aen Pieter Corneliss Timmerman, ende Claes Dircx Metselaer, voorde somme van drie duijsent ende drie hondert gul., ende hebben deselue tot borgen gestelt Bartholomeus ende Laurens franss Drijfhout, Actum hage den achtsten July 1636, Onder stont door Expressen last van zijn Ex. onderteijckent J. Sherwouters, noch was ondert. bij Pieter Corn. van koeuenhoouen, Claes Dirricksen dorthoven, als borch Bartholomeus Franss. Drijfhout en Laurens franss. Drijfhout, [in ander handschrift] Den xj Julij 1636 is hier op Ordonnn. verleent op volbrengen[?] ouer den 1en 1/3 termijn vande somme van 3300 te seggen 1100 gul. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 2Uittreksel door K.A. Ottenheym van het bestek dd. 11 januari 1640 (Nass. Dom. folio: ARA 1.08.12 nr. 1329), ondertekend door Buysero en Catshuysen. Kopie uit 1645, gewaarmerkt door Frederik Hendrik:
‘Bestek van de stallinge, coetshuijsen ende offitien die gemaeckt sullen worden op honsholredijck 1640’
74 artikelen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 t/m 17 metselwerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18 t/m 25 hartsteenwerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26 t/m 47 houtwerk
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 3Extract uijt t besteck van t metselwerck hartsteenhouwerije houtwerck, ijserwerck enz. tot opbouwinge vande stallingen coetshuijsen ende andere offitien tot honsholredijck in dato 11 januarij 1640. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijvouchsel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lxxiDen aennemer sal tot sijnen last nemen het maecken ende stellen van vijff huijsen, nevens ende lancx het pleijn over de stal met haer front jegens het westen, welcke vijff huijsen t'samen breet moeten wesen achtien roeden ende dat volgens de grondt ende staende tekening daer van gemaeckt met de letteren A ende B. alles buijten costen van Sijn hoocht. dan sullen de selve huijsen den aenneemer in eijgendom toebehooren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lxxiiVan het voorsz werck sal het noorder paviljoen tegen den nieuwen thuijn inde aenstaende maent van Meij moeten onder dack sijn, ende de stallinge t' enemael opgemaeckt, ende gedaen sijn inde maent Maert xvic eenenveertich ende voorts het geheele werck in dese bestecke vermelt prima November daer aen volgende niets uijtgesondert op de verbeurte van vijfthien hondert gulden, die den aenneemer aen sijn bedongen loon sal gecort worden, gelijck den aennemer daer tegen wert toegesecht ene leveringe ter beliefte ende discretie van Sijn Hoocht., t' sij van een Brabantse wagen met een paer peerden, ofte gene Sijne Hoocht. gelieven sal, soo wanneer alle het voorn. werck volgens desen bestecke voor den gepresigeerden tijt loffelijcke sijn gedaen ende gepresen. |
|