Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van het Taalverbond. Jaargang 1 (1889)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jaarboek van het Taalverbond. Jaargang 1
Afbeelding van Jaarboek van het Taalverbond. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Jaarboek van het Taalverbond. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.50 MB)

Scans (170.37 MB)

ebook (3.32 MB)

XML (0.55 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van het Taalverbond. Jaargang 1

(1889)– [tijdschrift] Jaarboek van het Taalverbond–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Jngezonden]

Het Taalverbond
Antwerpen, den 6den November 1887.

Geachte Heer en Medelid,

 

Ik heb de eer U ter kennis te brengen, dat de leden van Het Taalverbond, op 6 dezer te Brussel in algemeene zitting vergaderd, de bureelen der verschillende afdeelingen onzer ‘Vereeniging’ hebben samengesteld, als volgt:

Afdeeling Taalkunde:

Voorzitter, de heer de Geyter, te Antwerpen.
Ondervoorzitter, de heer van Veerdeghem, te Luik.
Secretaris, de heeren KeslerGa naar voetnoot(1) en T'sjoen, te Brussel.

Afdeeling Fraaie Letteren:

Voorzitter, de heer Antheunis, te Brussel.
Ondervoorzitter, de heer R. Styns, te Brussel.
Secretaris, de heer Brans, te Brussel.

Afdeeling Tooneelkunde:

Voorzitter, de heer Rosseels, te Antwerpen.
Ondervoorzitter, de heer Gittens, te Antwerpen
Secretaris, de heer de Quéker, te Brussel.

Afdeeling Geschiedenis:

Voorzitter, de heer VuylstekeGa naar voetnoot(2), te Gent.

[pagina XIV]
[p. XIV]

Ondervoorzitter, de heer P. Fredericq, te Gent.
Secretaris, de heer Segers, te Lier.

Afdeeling Volkskunde:

Voorzitter, de heer Pol de Mont, te Antwerpen.
Ondervoorzitter, de heer Teirlinck, te Brussel.
Secretaris, de heer Gittée, te Charleroi.

Afdeeling Kunstcritiek:

Voorzitter, de heer Rogghé, te Gent.
Ondervoorzitter, de heer Geets, te Mechelen.
Secretaris, de heer Wattez, te Doornik.

Verder werd de heer Frans van Cuyck, te Antwerpen, door de leden aangeduid, om den heer Pol De Mont, ontslaggever, in hoedanigheid van Bestuur-secretaris te vervangen. De heer Jos. Blockhuys, mede te Antwerpen, zal voortaan het ambt van schatbewaarder bekleeden.

Taalverbond.
Antwerpen, 3 December 1887.

Den heer voorzitter der afdeeling....

Geachte Heer,

 

In onzen omzendbrief van 6 November ll. hebben wij de eer gehad, U de samenstelling der bureelen der verschillende afdeelingen van het Taalverbond te laten kennen.

Wij drukken de hoop uit, dat Gij U uwe benoeming zult laten welgevallen, en zonder verwijl u zult beijveren om de afdeeling, aan wier hoofd Gij staat, in werking te doen treden. Zooals U bekend is, wordt door ons reglement bepaald, dat elke afdeeling haar eigen reglement zal opmaken. Wij verzoeken U, aan het adres van den algemeenen secretaris een afschrift van di reglement, alsook een exemplaar van al de omzend- en bijeenroepingsbrieven, welke van uwe afdeeling uitgaan, te laten geworden. De kleine onkosten, door het drukken zulker briefjes veroorzaakt, zullen door de algemeene kas gedragen worden. Alle drukwerken van anderen aard worden alleen door het algemeen bestuur uitgegeven.

[pagina XV]
[p. XV]

Wij veroorloven ons, uwe aandacht in te roepen op de twee volgende punten:

1o Op de wenschelijkheid, dat elke afdeeling het programma harer werkzaamheden voor de naaste toekomst opmake, opdat de aandacht der leden op de verschillende punten, die dienen behandeld te worden, getrokken worde, en opdat het beoogde doel en de weg, langs waar men het wil bereiken, klaar aangeduid wezen.

2o Op het nut, dat er kan liggen voor de maatschappij en voor hare afdeelingen, dat de leden dezer laatste elkander meermaals in het jaar ontmoeten in de steden of gewesten, waar zij verblijven. Inderdaad, aangezien het onmogelijk is, meer dan eene of twee algemeene vergaderingen van de maatschappij of van hare afdeelingen bijeen te roepen in het jaar, valt het niet te betwijfelen of bijeenkomsten van ledengroepen, waarin de punten, door het bestuur der afdeelingen aangeduid, zullen behandeld worden, zouden van wezenlijk nut zijn. Even wenschelijk en noodzakelijk is het, dat dergelijke groepen in betrekking komen en blijven met het bestuur hunner afdeeling. Daarom zal het noodig zijn, dat elke groep een harer leden aanduide om de briefwisseling met het bestuur der afdeeling te voeren.

Volgens ons reglement zal het Taalverbond verschillende soorten van werken uitgeven. Wij roepen uwe aandacht in op de wenschelijkheid om bruikbare stof voor deze uitgave te verzamelen. Brengt uwe afdeeling niet genoeg samen om een afzonderlijk boekdeel te vullen, dan zouden toch de stukken, door haar ingezonden, plaats kunnen nemen in een jaarboek, dat zonder twijfel door onze Vereeniging zal uitgegeven worden. Een verslag der beraadslagingen over punten van algemeen belang in den schoot der afdeelingen gevoerd, of eene samenvatting dier beraadslagingen, zouden allereerst geschikt zijn om in dat jaarboek plaats te nemen.

Aanvaard, heer Voorzitter, de verzekering onzer bijzondere hoogachting.

 

De Secretaris,

Frans VAN CUYCK.

De Voorzitter,

D. SLEECKX.

[pagina XVI]
[p. XVI]

Taalverbond.

Verslag over de werkzaamheden tot den 19den Februari 1888, voorgelegd in de bestuurvergadering van dien datum.

Het is thans zoowat een jaar geleden, dat er voor den eersten keer van onze maatschappij spraak was. Zij is nauwelijks vóor eenige maanden bepaald tot stand gekomen, en reeds ware het onvergeeflijk, te twijfelen aan haren goeden uitslag.

Van de zes afdeelingen, waarin het Taalverbond zich gesplitst heeft, wachten er enkel nog twee op hare inrichting, die van Geschiedenis en die van Kunstcritiek, en wij mogen de gegronde hoop koesteren, dat ook zij eerlang teeken van leven zullen geven. De afdeeling Taalkunde zou heden morgend zelf in werking treden.

Laat ons de werkzaamheden der drie overige afdeelingen afzonderlijk in oogenschouw nemen:

I. Fraaie Letteren. Deze is de eerste, die voor goed haar beslag heeft gekregen.

Na eenige plaatselijke bijeenkomsten, riep het bestuur reeds den 18den December al de leden in algemeene vergadering naar Brussel, waar eene verordening en een puik programma werden aangenomen.

De Antwerpsche groep is insgelijks gevormd, met den heer Jan Van Beers tot voorzitter en den heer Felix Withaegens tot secretaris. Het reglement werd verleden Donderdag, 9 Februari, gestemd, en moedig zal men weldra den arbeid beginnen.

Wat de Gentsche groep betreft, de dagbladen hebben ons gemeld, dat onze vrienden uit ‘de stad van Leie en Schelde’ niet geslapen hebben, doch officiëel ontvingen wij nog geen bericht. Wij wachten met vertrouwen.

II. Volkskunde. Wel heeft deze afdeeling tot hiertoe nog geene algemeene vergadering belegd, doch eerlang zal zulks evenwel gebeuren, want de voorzitter en zijn secretaris zijn met hunne voorbereidingen bijna klaar.

Niettemin werd reeds veel werk afgedaan. De Antwerpsche

[pagina XVII]
[p. XVII]

groep heeft al lang haar reglement en haar programma, zelfs... hare bibliotheek, waarop 's dichters woorden: ‘Eikels worden boomen’ toepasselijk zijn. Een folkloristisch tijdschrift is geboren en een vraagboek onder de pers, beide dank aan de heeren De Mont en Gittée, wederzijds voorzitter en schrijver der afdeeling. Bovendien zal de heer De Mont, te zamen met den secretaris der Antwerpsche groep, den heer De Bom, binnen kort een lijvig boek uitgeven, dat, benevens een tweehonderdtal sprookjes, volksliederen, legenden en sagen bevatten zal.

Ik vermeld dat alles te dezer plaats, omdat het Taalverbond in 't algemeen, en de afdeeling Volkskunde in 't bijzonder, ongetwijfeld den stoot tot die groote bedrijvigheid hebben gegeven.

Te Brussel ook is eene plaatselijke groep gevormd.

III. Tooneel. Op dit gebied is men evenmin werkeloos gebleven. Korts na de stichting dier afdeeling was de voorzitter, de heer Rosseels, reeds gereed met zijn programma, dat hoogst belangrijk mag heeten, en waarvan een en ander besproken werd op de vergaderingen der Antwerpsche groep van de Tooneelafdeeling. Eene algemeene zitting zal binnen korten tijd gehouden worden.

Zietdaar, mijne Heeren, een beknopt overzicht van hetgeen het Taalverbond tot den huidigen stond verricht heeft. Alle begin is moeilijk, doch laten wij ons langzaam haasten, wij zullen er wel komen. De grond is nu bewerkt, van den oogst mogen wij zeker wezen.

De Algemeene Secretaris,

Frans VAN CUYCK.

Taalverbond.
Antwerpen, 5 Maart 1888.

hoofdbestuur.

 

Geachte Heer,

 

Onder de talrijke punten, behandeld op de Bestuurvergadering van het Taalverbond, den 19den Februari ll. te Antwerpen gehouden, zijn er enkele, welke wij nuttig achten ter kennis te

[pagina XVIII]
[p. XVIII]

brengen van hen, die deze zitting niet bij woonden, of te herinneren aan hen, die tegenwoordig waren.

Er is daar gewezen op de noodzakelijkheid, dat zooveel plaatselijke groepen mogelijk worden gevormd door personen, in eene zelfde stad wonende en tot het Taalverbond behoorende; op de wenschelijkheid, dat deze groepen regelmatig bijeenkomen en dat zij zich in betrekking stellen met het bestuur van elke afdeeling. Het bijzonderste en nuttigste werk moet verricht worden in de afdeelingen en voorbereid in dezer plaatselijke groepen.

Nog werd er getoond, hoe nuttig het is, dat door afdeelingen en plaatselijke groepen propagande gemaakt en leden aangeworven worden voor het Taalverbond, niet enkel in de gemeenten, waar het bestuur der afdeelingen zetelt en plaatselijke groepen zijn ingericht, maar ook bij iederen beoefenaar van het vak, dat tot de werkzaamheid der afdeeling behoort. Met Hollandsche letterkundigen, beoefenaars van taalkunde, tooneel, geschiedenis, volkskunde, zouden betrekkingen dienen aangeknoopt te worden om de gewenschte samenwerking met Noord-Nederland tot stand te brengen.

Er is beslist, dat eene algemeene vergadering van het Taalverbond en van al de afdeelingen zal belegd worden te Gent, op den tweeden Paaschdag aanstaande. De afdeelingen zullen hunne zittingen des morgens houden, de algemeene zitting zal des namiddags plaatsgrijpen.

De besturen der afdeelingen worden verzocht, eene dagorde voor hunne zitting op te maken en bij tijds aan den algemeenen secretaris te laten geworden; alsmede de punten op te geven, die volgens hen op de algemeene vergadering dienen behandeld te worden. Het Bureel van het Taalverbond zal de dagorde der Algemeene Vergadering opmaken, zooveel mogelijk uit deze punten.

Nog werd er vastgesteld, dat in den loop van dit jaar het eerste jaarboek van het Taalverbond zal verschijnen. Het zal bevatten: Eene opgave der leden met adres en lijst hunner bijzonderste werken; de reglementen van het Taalverbond en zijne afdeelingen; de verslagen der werkzaamheden en zittingen; bijdragen van taal- en letterkundigen aard, van geschiedenis, volkskunde

[pagina XIX]
[p. XIX]

en kunstcritiek; toelichtingen van punten, behandeld in de afdeelingen. Met het verzamelen der stof zal elke afdeeling voor haar deel zorgen. De verslagen zullen dienen te loopen tot de Paaschzitting, met inbegrip dezer. De bijdragen van allen aard zullen door de afdeelingen aan het Hoofdbestuur moeten verzonden worden den 1 Juni aanstaande.

Aanvaard, geachte heer, onze vriendelijke groete.

 

De Secretaris,

Frans VAN CUYCK.

De Voorzitter,

D. SLEECKX.

Taalverbond.

Toestand der maatschappij op den 2den April 1888, dag van de Algemeene Vergadering te Gent.

Onze maatschappij telt heden niet minder dan 118 leden, die verdeeld zijn als volgt:

Andenne, 1 lid.
Antwerpen, 38 leden, benevens twee maatschappijen: de Nederlandsche Studentenkring en de Vlaamsche Eikel.
Ath, 1 lid.
Brussel en voorsteden, 27 leden en éene maatschappij: de Distel.
Charleroi, 1.
Denderleeuw, 1.
Doornik, 1.
Gent, 10 en drie maatschappijen: De Taal is gansch het Volk, de Zetternamskring en 't Zal wel gaan.
Hasselt, 1.
Hoei, 1.
Kortrijk, 1.
Lier, 2.
Lokeren, 1.
Luik, 2 en de maatschappij Kinkersgenootschap.
Mechelen, 6.
[pagina XX]
[p. XX]
Meenen, 1.
Nieuwpoort, 1.
Ninove: de maatschappij Studielust.
Roeselare, 1.
St. Niklaas, 1.
Duitschland, 1 lid, namelijk de heer Flemmich, te Frèiburg.
Nederland, 11.

Sedert de bestuurvergadering, gehouden te Antwerpen, den 19den Februari laatst, is het Taalverbond samengesteld uit zeven Afdeelingen, namelijk van Fraaie Letteren, Taalkunde, Geschiedenis, Volkskunde, Tooneel, Kunstcritiek en Onderwijs. Deze laatste, waarvan de heer A.C. Van der Cruyssen op bovengemelde bestuurvergadering met levendige toejuiching tot voorzitter werd gekozen, kwam tot stand, nadat overal de noodzakelijkheid gevoeld en de wensch uitgedrukt was, om leeraars en onderwijzers, die aan onze taal zulke gewichtige diensten kunnen bewijzen, in onze maatschappij eenen werkkring open te stellen.

Het Taalverbond telt niet alleen, zijne jeugd in aanmerking genomen, een buitengewoon groot aantal leden, doch het verheugt zich nog bovendien in eene levendige werkzaamheid, door allen aan den dag gelegd, om het doel der jonge stichting: de bloei onzer taal en letteren, de kennis van ons volk, alsmede zijne hergeboorte, krachtdadig te helpen bevorderen. Te Antwerpen, Gent en Brussel zijn plaatselijke groepen gevormd, die eene veelbelovende geestdrift aan den dag leggen en van de toekomst heel wat goeds laten verhopen.

Ja, voor 't oogenblik kan er in onze jonge Vereeniging nog van niets anders spraak zijn dan van beloften, doch deze zullen volbracht worden, daar blijft de goede geest, die ons allen bezielt, borg voor.

Omstreeks den 1sten October aanstaande zal het jaarboek van het Taalverbond verschijnen, hetgeen eene eerste rijpe vrucht van ons aller arbeid wezen, en een schitterend getuigenis afleggen moet van de leefbaarheid onzer maatschappij.

Gij hebt allen, Mijne Heeren, den omzendbrief ontvangen van den heer De Geyter, voorzitter van de Afdeeling Taalkunde. De leden dezer afdeeling hebben het zich niet gemakkelijk gemaakt.

[pagina XXI]
[p. XXI]

Indien zij hunne taak, de schepping der verschillige vaktalen, al ware het slechts in drie jaar voleinden, dan zullen zij niet alleen een werk hebben verricht, dat hun ter eeuwige eere strekt, maar het Taalverbond zal aan de Vlaamsche zaak, neen, aan heel onzen Nederlandschen stam eenen dienst hebben bewezen, grooter en gewichtiger dan ooit eenige instelling van dien aard heeft gekunnen.

Er is nog een ander belangrijk werk, dat het Taalverbond moet tot stand brengen, namelijk de Geschiedenis der Vlaamsche Beweging. Hoe dikwijls werd ons niet reeds daarnaar gevraagd door allen, die de ontwaking van onzen stam belangstellend gadeslaan? Maar 't is een reuzenarbeid, waartoe ieder onzer het zijne moet bijdragen, wil hij gelukken. En van waar zou de eerste stoot uitgaan, zooniet van het Taalverbond? Laten wij dan allen met ijver en moed beginnen aan de oprichting van dat monument, hetwelk nog van onze maatschappij zal doen spreken, lang nadat al de leden het aantal onzer duurbare dooden met 119 zullen hebben vermeerderd.

Het verwondere U niet, Mijne Heeren, dat ik hier slechts gewaag van beloften. Immers, het Taalverbond is nog jong. Wij moesten allen, gansch het land door verspreid, tot elkander worden gebracht en met elkaar verbroederen. Wij moesten de grondslagen leggen onzer nieuwe stichting en eenen band smeden, hecht genoeg om ons bijeen te houden, doch zonder te knellen evenwel en de vrije bewegingen der afzonderlijke krachten te belemmeren. Wij moesten ons toch vergewissen omtrent het vereenigd kunnen van ons allen. Maar nu, dat wij gevoeld hebben, hoe sterk wij te zamen zijn, welke macht wij vormen, thans is de tijd van aarzelen, van wikken en wegen en plannen beramen voorbij, thans moeten wjj door daden toonen, dat wij iets degelijks en duurzaams tot stand kunnen brengen.

Dan, het verblijdt ons, te mogen bestatigen, dat het Taalverbond toch al iets verricht heeft, ik bedoel de schepping van een voor ons land nieuw wetenschappelijk vak: de Folklore.

Ja, gij zult mij zeggen, dat die nieuwigheid veertig jaar oud is; dat de Duitscher Wolff reeds in 1843 een folkloristisch tijdschrift uitgaf, en dat de heer Pol De Mont vóor ettelijke jaren de kolom-

[pagina XXII]
[p. XXII]

men van Jong Vlaanderen openstelde voor bijdragen van volkskundigen aard. Men gelieve echter te bedenken, dat beider pogingen mislukten of geenen blijvenden indruk achterlieten. Het stond er mee geschapen ongeveer als met de ontdekking van Amerika vóor Christoffel Colombus.

Maar ieder zal gereedelijk erkennen, dat het Taalverbond de Colombus is dier andere nieuwe wereld, de Folklore, die eene milde bron oplevert van verstandelijk genot en eene gansche omkeering zal teweegbrengen in de studie der geschiedenis, tot hiertoe veel te weinig aan het volk en zijne beschaving gewijd.

Zoodus, men bewere niet, dat het Taalverbond nog niets heeft voorgebracht.

Evenwel moet het beste inderdaad nog komen, wat niet belet, dat wij van heden af de toekomst met hoop en vertrouwen mogen te gemoet gaan, eendrachtig ‘vri ende vro!’

 

De Algemeene Secretaris,

Frans VAN CUYCK.

De Algemeene Voorzitter,

SLEECKX.

 

Op den tweeden Paaschdag hield onze maatschappij te Gent hare jaarlijksche algemeene vergadering, welke door een zeventigtal leden werd bijgewoond. De gemeenteraad had bereidwillig vier zalen van het stadhuis te hunner beschikking gesteld. Ten half elf 's morgens, nadat de voorzitter, de heer Sleeckx, de aanwezigen een hartelijk welkom toegesproken en de werkzaamheden geopend verklaard had, verspreidden zich de leden ieder in zijne afdeeling, waar de zitting dadelijk aanvang nam, want de dagorde was groot en belangrijk en de tijd zeer beperkt.

Afdeeling Fraaie Letteren.

Bij afwezigheid van den heer G. Antheunis, nam de heer A.G. Van der Cruyssen het voorzitterschap waar.

De heer Brans, secretaris, behandelde de zaak van het Jaarboek van het Taalverbond, en, antwoordend op de vraag: ‘Wat moet het bevatten?’, maakte hij eene schets van den inhoud, welke zou

[pagina XXIII]
[p. XXIII]

bestaan uit: 1. Verordeningen, en 2. Verslagen, beide in beknopten vorm, van de maatschappij en hare afdeelingen; 3. De programma's van werkzaamheden der afdeelingen; 4. De bibliographie van de leden van het Taalverbond; 5. Bijdragen van elke afdeeling.

Na eenige opmerkingen van de heeren Sleeckx, Ad. Hoste, Vuylsteke en Van Cuyck, werd het voorstel van den heer Brans aangenomen. De vergadering was het eens, dat het Jaarboek een fraai en degelijk werk moest zijn, belangwekkend en boeiend.

Onderwijs.

Nadat de heeren Van der Cruyssen, Dr. Camil De Neve en J. Kesler wederzijds tot voorzitter, ondervoorzitter en schrijver waren gekozen, ging men over tot de dagorde.

1. De heer Kesler sprak over de uitgave van een tijdschrift voor Onze Jongens.

Het mag terecht verwondering baren, dat zoo iets in ons land nog niet bestaat, terwijl men er overal elders verscheidene aantreft. Er is misschien geen werk, dat zooveel nut sticht als een leerzaam en onderhoudend blad voor de jeugd. Het schenkt aan de schoolknapen en -meisjes een voortgezet onderwijs in allerlei kundigheden, het spreekt tot hunne verbeelding en wekt hunne scheppende fantazie op. En terzelfder tijd dat het zulke gewichtige diensten aan de kinderen bewijst, strekt het ten bate van die ouders, aan wier opvoeding en onderricht de laatste hand niet werd gelegd, ja, van alle volwassenen, geletterden en anderen, wier geheugen het in menig geval ter hulp komt.

Een tijdschrift voor de jeugd zou in vaderlandschen zin moeten opgesteld wezen. Het moet liefde kweeken voor Zuid- en Noord-Nederland, zijne taal en volk, zijne geschiedenis en instellingen, zeden, gebruiken, wetenschap en kunst. De inhoud zou dus samengesteld zijn uit bijdragen van allen aard, ook zuiver letterkundige; elk vak zou op tijd en stond zijne beurt krijgen.

Deze fraaie voordracht van den geachten redenaar werd door de vergadering levendig toegejuicht.

2. Nu trad de heer Mac Leod op met het volgende onderwerp: ‘Welke zijn de beste middelen, die aangewend moeten worden, om de Noord-Nederlandsche boeken van natuurwetenschappen te verspreiden in België?

[pagina XXIV]
[p. XXIV]

De literarische werken beginnen meer en meer bekend te worden, doch de wetenschappelijke treft men, zelfs bij lieden van 't vak, nog maar zelden aan. Jammer genoeg. Immers, de Fransche boeken over wetenschap, welke men in België, zoo niet uitsluitend, dan toch meest gebruikt, zijn gewoonlijk niet op de hoogte, tengevolge van de onbekendheid der Franschen met vreemde talen. Daarentegen bestudeeren de Hollanders al de uitgaven, op dat gebied in den vreemde verschenen, wat voor gevolg heeft, dat zij gelijken tred houden met de vordering der wetenschap heel de wereld door. Voeg daarbij eene behandeling der leerstof overeenkomstig onzen eigen aard, benevens het voordeel onzer taal, welke door zichzelve alle begrippen en eigenschappen weet uit te drukken, en men is overtuigd van de wenschelijkheid om de Nederlandsche werken van natuurwetenschap in Vlaamsch-België te verspreiden.

Het Taalverbond zou eene lijst zulk er boeken kunnen uitgeven en die zenden aan het Staatsbestuur, de gemeentebesturen, de schoolopzieners, kortom, aan al degenen, die in het onderwijs gezag uitoefenen.

De voorzitter. de heer Van der Cruyssen, bedankte den geleerden en begaafden spreker. Zijn voorstel zou het eerst op de dagorde van de afdeeling Onderwijs worden gebracht, en hij twijfelde niet, of het algemeen bestuur van het Taalverbond zoude zijn voorstel gaarne uitvoeren.

Volkskunde.

De heer K. De Bom, secretaris der Antwerpsche groep, neemt de taak waar van den heer Aug. Gittée, secretaris, die afwezig is.

Het reglement der afdeeling, opgemaakt door den heer Gittée, wordt door Pol De Mont, voorzitter, gelezen, en daarna door de aanwezige leden mits enkele kleine wijzigingen goedgekeurd en aangenomen. Vervolgens wordt er overgegaan tot de dagorde.

1. De heer de Mont wijst op de groote bruikbaarheid van de schatten der volkskunde in de Froebel- en de lagere scholen. Sprookjes, vertelsels, liedjes, rijmpjes, raadsels enz., zijn altemaal zooveel onverbasterde uitingen van den Nederlandschen volksgeest, en door ze in ons onderwijs te pas te brengen, zou het

[pagina XXV]
[p. XXV]

meer en meer nationaal worden. De folklore doet de opvoeders van beide geslachten krachtige en voortreffelijke middelen aan de hand ter ontwikkeling van hart en geest hunner kweekelingenGa naar voetnoot(1).

Nadat verder over deze belangrijke zaak door de heeren Paul Fredericq, de Bom, Is. Albert, Mulder en Van de Venne nog een en ander was in het midden gebracht, besloot de vergadering, op voorstel van haren voorzitter, het Algemeen Bestuur van het Taalverbond te verzoeken, een vertoog te zenden naar den Minister van onderwijs, ten einde hem dat gewichtig vraagpunt in overweging te geven.

2. De heer de Mont wijst op het feit, dat de vertelsels, rijmpjes, enz., in Noord-Nederland dezelfde zijn als bij ons. Het ware dus zeer wenschelijk, dat ook ginds gezameld werde, om te kunnen vergelijken. Daarom moeten er betrekkingen aangeknoopt worden met Noord-Nederlandsche folkloristen, bij wie men tevens belangstelling zou opwekken voor het Taalverbond in het algemeen.

De heer Paul Fredericq verzekert, dat bij onze Noorderbroeders de belangstelling voor de uitingen van den nationalen volksgeest dagelijks aangroeit. Onlangs werd er eene maatschappij voor folklore gesticht, waarmede het bestuur onzer afdeeling zich in betrekking zou dienen te stellen, ten einde alzoo bij te dragen om aan onze bemoeiingen een algemeen Nederlandsch karakter te geven.

Nog werd de wensch uitgedrukt, in dag- en weekbladen propaganda te maken voor de wetenschap der volkskunde.

3. De heer De Bom behandelt het volgende punt: Wat er dient in het oog gehouden te worden bij het verzamelen van volksoverleveringen. Spreker geeft eenige wenken betreffende het stellen van sprookjes en roept bijzonder de aandacht der verzamelaars op eene trouwe, onvervalschte opteekening. Platheid moet zeker vermeden worden, doch men moet ze ook niet willen schaven en opsmukken, want dan schieten zij er hunne kleur en frischheid bij in. Dan is 't kunst, en geene natuur meer.

Eene woordenwisseling ontstaat, over het stellen in dialect, tus-

[pagina XXVI]
[p. XXVI]

schen de heeren Paul Fredericq, De Mont en De Bom, tot dat zij het eindelijk eens worden, dat men met goed gevolg gebruik zal maken van typische gewestelijke woorden en uitdrukkingen, maar voor het vertelsel in zijn geheel de algemeene taal moet bezigen.

4. De heer Is. Teirlinck, ondervoorzitter der afdeeling, leest het eerste gedeelte eener belangrijke studie over onze oude kruidkundigen in folkloritisch opzicht, waarin hij zeer wetenswaardige bijzonderheden meedeelt over plantenbijgeloof en populaire geneeskunst bij onze voorouders.

Ten laatste legt de heer Van Langendonck eene proeve van folkloristische bibliographie neder op het bureel.

De voorzitter, M. De Mont, bedankt hem en maakt bekend, dat reeds sedert ettelijke weken hij eenen Gentschen uitgever eene uitvoerige ‘Stelselmatige Lijst’ - het werk van hem en den heer De Bom - ter perse ligt. De lijst van den heer Van Langendonck zal met vrucht daarmee kunnen vergeleken worden.

Taalkunde.

In de afdeeling Taalkunde werd door den voorzitter, den heer Julius de Geyter, het plan der eerste en voornaamste werkzaamheden uiteengezet. Voor elk vak van wetenschap, kunst en menschelijke bedrijvigheid zou eene volledige, duidelijke en gepaste vaktaal dienen bijeengebracht te worden. In sommige der vakken zou die taal in gedrukte bronnen geheel of grootendeels te vinden zijn; voor andere zou zij dienen geschapen of volledigd te worden. Door de vergadering worden bevoegde mannen in Noord- en Zuid-Nederland benoemd, die voor de inrichting eener onderafdeeling voor elk vak afzonderlijk zullen te zorgen hebben. Deze zullen zich vakgenooten toevoegen, en met hen eene woordenlijst opstellen, die aan het bestuur der afdeeling zal ingezonden en door de zorgen van het Hoofdbestuur zal gedrukt worden.

Door den heer Teirlinck wordt eene bijdrage geleverd over de namen der insecten.

Tooneel.

In de afdeeling Tooneelkunde wordt door den voorzitter, den heer Em. Rosseels, kennis gegeven van een ontwerp van Regle-

[pagina XXVII]
[p. XXVII]

ment der afdeeling. Dit wordt besproken en aangenomen. Namens het bestuur der afdeeling wordt voorgesteld, ten eerste: een Repertorium te laten verschijnen van al de tooneelstukken, in Nederland sedert 1830 gedrukt; ten tweede: te vragen, dat door de besturen der drie grootste Vlaamsche steden beurtelings elk jaar een prijskamp voor het leveren van tooneelstukken worde uitgeschreven. Deze beide punten worden zeer uitvoerig besproken en ten slotte aangenomen.

Kunstcritiek.

In de afdeeling Kunstcritiek wordt de zitting geopend door eene redevoering van den heer voorzitter Willem Rogghé, die wijst op de veelvuldige punten, welke in deze afdeeling dienen behandeld te worden. Door den heer Coremans wordt voorgesteld een tijdschrift voor kunstcritiek uit te geven. Dit voorstel wordt niet aangenomen. De vergadering vindt, dat niet het getal der tijdschriften dient vermeerderd, maar hun gehalte verbeterd te worden. Door den heer Max Rooses wordt voorgesteld om in aansluiting met de afdeeling Taalkunde een vakwoordenboek voor kunst bijeen te brengen. Dit wordt goedgekeurd. Ook wordt er gewezen op de wenschelijkheid, dat beoefenaars der verschillende kunsten tot leden van het Taalverbond worden aangenomen.

 

Ten éen uur gebruikten de leden gezamentlijk het noenmaal in het Hôtel Bouard, waar eene opgewektheid en broederlijkheid heerschten, die ons Vlaamsch hart goeddeden. Er werden geene gezondheden ingesteld, maar zonder toasten zou het gezellig maal toch niet afloopen De heer Sleeckx, die de tafel voorzat, dronk op den groei en bloei der maatschappij, waarop de heer Rooses het woord nam om de vergadering op het hart te drukken, dat de voorspoed van het Taalverbond afhangt van den ijver en werklust zijner leden. De vereeniging heeft reeds den verheugenden uitslag opgeleverd, ouderen en jongeren, die elkander weinig ontmoetten, bijeen te brengen. Dat die eendrachtige samenwerking dure en versterke, en dat de jongeren de hier aanwezige veteranen en aartsvaders der Vlaamsche beweging heil en gezond-

[pagina XXVIII]
[p. XXVIII]

heid toewenschen! De namen van Sleeckx, Rosseels, Van Beers, Rogghé, Peeters werden daarop lang en luide toegejuicht. De heer Van Beers hield dan eene warme, bezielde toespraak, waarin hij de hoop uitdrukte, dat de jonkheid zou verwezenlijken al het schoone, dat de ouderen voor land, taal en volk gedroomd hadden. De heer Pol de Mont, alhoewel lijdend aan stemverdooving, sprong niettemin recht als de tolk der jongeren, ten einde den oproep des vorigen sprekers, waarin wel een toontje van twijfe en weemoed had geklonken, geruststellend te beantwoorden. De Mont verzekerde, dat de jongeren hetzelfde doel nastreven als hunne geestelijke vaderen, al zijn hunne middelen niet immer dezelfde. Vervolgens stelde de heer Paul Fredericq eenen dronk in op de Vlaamsche vrouwen, die de tafel met hare tegenwoordigheid vereerden. Die toast werd door mevrouw Cortebeeck flink beantwoord. Geestig stak zij den draak met de pseudo-Flaminganten, die onder de vrienden, in de herberg, breed opgeven van hunne vlaamschgezindheid, maar bij hunne tehuiskomst den flamingantenfrak aan den kapstok hangen en met vrouw en kinderen Fransch spreken.

Eenige andere heeren namen nog beurtelings het woord, doch intusschen was het tijd geworden voor de

voetnoot(1)
De heer Kesler heeft bedankt.

voetnoot(2)
In de plaats van den heer Vuylsteke, die bedankt heeft, werd de heer Fredericq aangesteld.

voetnoot(1)
Zie nader over dit punt het tijdschrift Volkskunde, 1ste jaargang, bl. 1.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • F. van Cuyck

  • Domien Sleeckx


datums

  • 6 november 1887

  • 3 december 1887

  • 19 februari 1888

  • 5 maart 1888

  • 2 april 1888