| |
Overzicht van Tijdschriften
Het Juni-nr. van ‘Dietsche Warande en Belfort’ is bijzonder belangrijk. Het opent op een piëteitsvolle studie van Jufvr. Belpaire over den schilder Eduard Huberti. ‘Over uitspraakleer’ heeft het in een flink opstel Dr. Jozef Mansion. Prof. Van der Essen handelt over de wetenschap in 't goudland. En Dr. Persijn schenkt ons, Goddank, een voortreffelijk literair overzicht van een veertigtal bladzijden. Met dit opstel vangt eene nieuwe reeks aan, weliswaar met andere inzichten dan de vorige, deelt de schrijver mede. ‘Vroeger immers werden meer de letterkundige stroomingen in 't oog gehouden; nu, op raad van paedagogen waaraan ik mij volgraag onderwerp, zal de letterkundige kroniek zich schikken, meer geographisch naar taal en volk, bij zoover dat voortaan elk groot land om de beurt een hedendaagsch overzichtje zal worden gewijd.’ Worden in deze kroniek o.m. besproken: ‘Een gelukkige Familie’ en ‘Een voor Een’, de twee laatste prachtromans van Robbers; ‘Naar het Levend Model’, door Jeanne Reyneke Van Stuwe; ‘Armoede’, van Ina BoudierBakker; ‘De Vreemde Heerschers’, van de Schartens en ‘'t Ezelken’, van Buysse. Ook een heele rij dichters komen aan de beurt: Bontens met zijn ‘Praeludiën’, Getijden, van P.N. Van Eyck, Gedichten van Binnewiertz. En dan komt nog eene reeks kritische werken voor de pin. En in 't volgende nr. gaat het al dadelijk over de Spaansche letterkunde. Een diepgaande, zaakrijke studie; iets meer dan een literaire vogelvlucht, want een breed overzicht van Spaansche kunst en kultuur.
Mochten wij nu geregeld zoo'n voortreffelijke kroniek aantreffen. We lezen verder in hetzelfde nr. een zeer goed gedicht van Joz. Crick en een vers Aan St Agnes door Pater Reypens S.J., Prof. Van der Essen vervolgt zijn studie.
In zijn literaire kroniek uit de ‘Nieuwe Gids’ van Juni, trekt Kloos te velde tegen Dirk Coster, die in ‘De Wereld’ schreef dat de criticus zich niet moet aanpassen aan het te beoordeelen werk, doch er zich tegenover heeft op te stellen, als criticus alle werken te bezien heeft van uit het ‘idee’ dat hij in zich heeft en als het Ware beschouwt.
| |
| |
‘In gemoede vraag ik aan ieder: heeft men ooit zoo iets zots, iets zóó volstrekt-onkritisch' en subjectief's hooren aanprijzen als deze “allernieuwste” en “beste” methode van “hoogere” kritiek?’
Als het eenig-juiste standpunt blijft Kloos handhaven, dat, waarbij de criticus zich boven particuliere overtuigingen plaats om alléén de vraag te stellen of het werk dat hij onder oogen krijgt een kunstwerk, d.i. een ontroerende, levende weergave van leven, 't zij dan van reëel of zuiver-psychisch leven is.
Van de verdere bij dragen noemen wij: Het Vergif, door Aart v.d. Leeuw; De bron van China's wijsheid, door A.S.M. Wickevoort Crommelin; Naar Brussel, door Franz de Backer; Poëzie, door P.N.v. Eyck, J. Reddingius e.a.
Naast deze literaire kroniek wenschten wij nog een enkele kantteekening te maken. Als Kloos er nu zoo prat op gaat, op die eenig-goede literair-kritische methode, waarbij niet uitgezien wordt naar de persoonlijke godsdienstige of staatkundige overtuiging van den schrijver, maar alleen een uitsluitend-literaire maatstaf wordt aangewend: hoe komt het dan, vragen wij, dat hij moedwillig een heele richting in onze literatuur, nml. de katholieke schrijvers, zoo uit het Noorden dan het Zuiden en hunne organen ‘De Katholiek’, ‘Van onzen Tijd’, ‘Dietsche Warande en Belfort’ e.a. doodzwijgt? Of kan een katholiek misschien nooit tot de echte kunstenaars behooren? Kloos zelf veronderstelt het tegenovergestelde waar hij beweert: ‘Zoowel een katholiek toch als een atheïst, zoowel een Protestant als een Israëliet, zoowel een Boedhist als een aanhanger van een ander “isme” kunnen kunstenaars wezen: en de kritikus heeft dus in zijn beschouwing boven al de particuliere overtuigingen te staan, of deze ten minste ter zijde te laten, want de eenige vraag die hij zich stellen mag is, of het kunstwerk dat hij onder oogen krijgt, inderdaad een kunstwerk is’ Katholieke kunstenaars kunnen dus evenwel bestaan als niet-katholieke. Nu, feitelijk bestaan er katholieke prozaschrijvers en dichters, bij de vleet zelfs. In 't Noorden o.m.: Brom, Binnewiertz, Rutten, Smulders, Viola, De Klerk, Koenen, en dan in 't Zuiden een heele groepeering. Maar Kloos doet alsof ze niet bestonden; hij stopt ze allemaal in denzelfden doofpot. Zit hem misschien nog altijd dat ‘vervloekte, ergerlijke christendom’ in den neus? Dan is bij hem de praktijk leelijk In strijd met de theorie. Hij moge dus, vooraleer Dirk Coster de les te lezen, zijn eigen wijze van kriticeeren eens van naderbij toetsen aan hetgeen hij leert te zijn het eenig-juiste kriterium.
Het Juli-nr. brengt verzen van Hein Bocken, François Pauwels en Aug. Peaur. Aan Léon Dierx, wijdt Jules Schürmann een gevoelvol vers. Het slot ervan luidt als volgt:
Dichter, de aard heeft u genomen
Met uw weemoed en uw droomen
Maar uw lied zal immer klinken,
Waarom loutrend licht blijft blinken,
Verder nog een prachtige schets ‘Tommy's Uitvaart’, door Fernand Toussaint van Boelaere, Tooneelbeschouwingen, door Frans Mijnssen, een opstel over de vierjaarlijksche, door Cornelis Veth, en het vervolg van Heyermans'
| |
| |
Berlijnschen roman Duczika ‘het groot-formaat Falklandje waarvan “De Nieuwe Gids” den primeur heeft’ (G. Van Eckeren).
Boekbeoordeelingen door Aletrino.
In zijn literaire kroniek krijgt Kloos Verwey te pakken. Stel u maar eens voor dat Verwey, Kloos op de teenen wil trappen en hem eens duchtig de les lezen omdat hij in ‘De Nieuwe Gids’ Alex. Gutteling's Shelley-vertaling afkeurde. 't Is feitelijk te mal om los te loopen, dat Verwey, die vroeger wel eens schuchter-deemoedig bij Kloos aanklopte om hem zijne eerste gedichten, Persephone o.m. voor te lezen en zijn goedkeuring weg te dragen, thans den zooveel ouderen en flinker-beslagen Shelley-kenner eenige nieuwe inlichtingen omtrent den engelschen dichter wil verstrekken!!!
Wij gelooven dat in dezen literairen twist Kloos het rechte eindje vast heeft. De vertolking van Gutteling wordt door Verwey overschat. Kloos heeft het in vorige kronieken ten overvloedigste bewezen. Tegen die zware taak was de jonge Gutteling niet opgewassen; van 't oorspronkelijke geeft hij dan ook maar een flauw beeld weer. ‘En ik vind het noodig, zegt Kloos, dit hier nogmaals te verklaren, omdat anders het publiek allicht zou kunnen gaan meenen, dat deze vertaling een trouw beeld geeft van 't oorspronkelijke en dus den grooten Engelschen dichter zou kunnen gaan minderachten, omdat de vertolking hen slechts weinig treft.’
Overigens, Alex. Gutteling heeft indertijd Kloos nog al geweldig aangepakt in ‘De Beweging’, en dat zal Kloos ook nog niet vergeten zijn. Want hij behoort nu eenmaal tot het ‘genus irritabile’. In het Augustus-nr. lezen wij twee flinke schetsen van Felix Timmermans: Pallieter, Een fijne morgend in de Mei, Een Meiavond; gedichten van Bergman, Pannekoek, Reimond Kimpe en Willem Kloos. 't Is inderdaad jaren geleden dat we in ‘De Nieuwe Gids’ een vers van Kloos lazen. In zijn literaire kroniek behandelt Kloos Johannes Reddingius' Romantische Jongen. Een Levensbeeld. ‘Wij wisten van Reddingius reeds dat hij een aangenaam dichter was, wiens beste verzen ook nog bij het nageslacht in den smaak zullen vallen, maar door dit laatste boek is het op verrassende wijze gebleken, dat hij ook een treffend uitbeelder van de door hem zelf geziene schoonheid des werkelijken levens weet te zijn.’ Over Conscience schrijft o.m. André De Ridder. ‘Nu Conscience (uitgeroepen wordt) als de groote tusschen de grooten, is het misschien de plicht van een paar Vlaamsche intellectueelen - gesloten voor alle vooropgezette nationaliteitsfierheid en al te gemakkelijken geestdrift - zich af te vragen of heel die hulde wel wettig is...’.
Verder: ‘Conscience heeft zeker nooit gekend de Levensliefde - die het leven verheerlijkt en schoon vindt tot in zijn ontaardingen, tot in zijn verrotting, tot in zijn kwaad en den mensch bemint zelfs als misdadiger’ (bl. 188).
Op bl. 190: ‘Conscience heeft in geen enkelen zijner romans gegeven dat beeld van lijden, van ellende, van verschrompeling, van ontaarding en verdierlijking dat van het menschelijk leven soms maakt de vreeselijkste hel die kan worden ingedacht, dat schrikkelijke, tragische beeld ons later gegeven door de Russen en Noren, door Flobert en Zola. Daarom weigeren onze koelere, bewustere geesten in Conscience te herkennen een groot volksschrijver.’
En slot: ‘Gekomen na Conscience kan dus - zooals men uit deze studie
| |
| |
allicht heeft opgemaakt - een nieuwe literaire jeugd nochtans dien patriark onzer letteren blijven huldigen. We zijn bewustere, ongerustere, gecompliceerdere menschen, we willen ons werkelijk een hoogen paal in volle werkelijkheid planten, we gaan gebukt onder den zwaren last der driften en kennen de cynische waarheden van de wereld, we zoeken naar nerveuzere, meer genuanceerde uitdrukking van gevoel, naar schoonzingende en lichte woordkunst, we zijn een nieuw geslacht. En als zulks juist zullen we, zonder Conscience te willen herbeginnen, hem onze dankbare herinnering wijden. In hem leeft een deel der schoonheid van Vlaanderen Hij was anders, slechter en beter dan wij...’
Wij deelen deze uitspraken mede, zonder er een commentaar aan toe te voegen. En hiermede besluiten wij dit overzicht.
| |
De Lelie (Katholiek Dames-tijdschrift, verschijnende iedere maand. - 7 fr. - Beheer voor abonnementen: België, Montignystraat, 72, Antwerpen.
Afleveringen 8 (April 1912) tot 12 (Augustus 1912) (Derden jaargang) behelzen de volgende letterkundige bijdragen:
Nr 8. - De H. Moeder Maria (legende naar het Duitsch, door K.). Sinite parvulos. Berusting (H. Lhorijn). Gedichten. Wiegeliedje (H.J.K.R.B). Een lief geschenk (Schets door M. Joz. Van Bergen). Nooit (gedicht door J. Martialis Vreeswijk). Liedjes aan mijn zoontje (K. Van de Woestijne). Eer de mail sluit (vervolg van Stephanie Vetter's verhaal dat ook in de volgende afleveringen voortgezet wordt en in de Augustusaflevering tot zijn einde komt.
9. - Mei 1912. Soedaneesche legende (E. Van der Straten). In de Augustusaflevering staat Nr II (De Tortel) van die legende. Nachtelijke tocht (gedicht, A. Van Cauwelaert). Mei-Bee - Dit is de wind, de hooge wind. (Gedichten, A. Lhorijn).
10. - Juni 1912. Waarom broeder Joannes op den kloostertrap sliep (Sprookje. Uit het Duitsch van M. Herbert door Maria Hüffer). Lente (gedicht. J. Simons). Zomeravond (gedicht. A. Coussens).
11. - Juli 1912. Over de Bergen (gedicht. A. Lhorijn). Iets over vrouw en lectuur (Beschouwingen door J. Wigman).
12. - Augustus 1912. Buiten het reeds vermelde: Assumpta (gedicht. A. Lhorijn).
Elk nummer bevat daarenboven artikelen over allerlei zaken waarin een verstandige vrouw belang stelt: Kunst, Opvoedkunde, Handwerk (o.a. de puike reeks artikelen over Kantwerk door H. Baccaert). Boekennieuws, enz. Als bijvoegsels werden gegeven patronen van kunstnaaldwerk en een lief liedje, Op de Hoeve (gedicht: V. de la Montagne - Muziek: A. De Boeck).
In ieder huisgezin bloeie ‘De Lelie’. Drie jaargangen bewijzen dat het een prachtige reine bloem is in den Nederlandschen tuin.
| |
De Vlaamsche Vlagge. 38e jaar, 3e aflevering. Paaschverlof 1912.
Behelst vooral bijdragen over strijdende Vlaamsche beweging: Opvatting der Vlaamsche beweging vroeger en nu, Vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool. Ook eenige goede gedichten en schetsen door studenten. Uit ‘Het werk der Lichtbeelden in onzen Strijd’ is veel nuttigs te rapen.
| |
De Student. 32e jaar, 2e aflevering. Paschen 1912.
F. Drijvers schrijft over wijlen E.H.M. Jules Bouten: Dat was nu eens een practische Vlaming tot in de kleinste bijzonderheden. Hadden wij er zoo wat
| |
| |
meer!’ - Bijdragen over Vlaamsche beweging en letterkundig werk van studenten. - Over Volkstaal (onder toezicht van Dr Goossenaerts). - Nieuws over het Algemeen K. VI. Studentenverbond. - Mengelingen (deze zijn steeds belangrijk). - Boekennieuws. - Allerlei.
| |
Biekorf. 23e jaar. (4 fr. - Verschijnt om de veertien dagen bij L. De Plancke, Heilige Clarenstrate, te Brugge.)
Tken 6 - 15: Lentemaand - Koornmaand 1912. Biekorf houdt zich bezig met Etymologica - Kennis van plaatsnamen. (Tken 8 - 9 - 12). Heeren A. Dassonville en Lamerant schreven daarover.
E.H. Claerhout schreef over oudheids- en volkskunde ‘Oud Vlaanderland (V) Friesch Vlaanderland (Tk 8). Een oudfrankisch beschavingsbeeld (10). Het geraamte van Ipswich (11). Plan eener Tooghalle te Pitthem (id.). De jonge steentijd te Caster (12). De tijdrekening der oortijdsche tijdvakken (13). Oude volkenkunde (15).
T.K. Caes deelt allerlei spreuken mede over Langstlevendheid (15).
Op zuiver-letterkundig gebied telt Biekorf een heele schaar vaste medewerkers die knap dichten en vooral smakelijk vertellen:
Theo Brakels: Een Bloemenkrakeel (6). Brief aan mijn vriend (10). Als 't avondt (11).
A. Coussens hekelt vinnig, zooals ze dat verdienen, de uitlatingen over Vlaanderen van den bekenden Deenschen schrijver Holger Drachman (7); dicht over ‘de Heilig Bloedprocessie’ (10) vertelt K. Brönstedt na over den kunstsnob ‘schrijver Putbies Jensen’ (13).
Noorderwacht (schuilnaam van Filliaert uit Nieuwpoort) dicht over Judas (7). Goê-Vrijdag; Paschen; Non praevalebunt (8). Van de zee (12). Zwaluwen; Merci; Karkiet (11).
J. Hagen vertelt van de twee honden Boer en Gentle (Tk 9); van de echtgenooten Giljom en Floranse.
J. Filliaert kent de volksmenschen: visschers, zeelieden vooral. Hij vertelt van den ‘Dolenden MuZiekant’ (11) en van den zeebonk ‘Oude Ko’ (14-15).
C. Gezelle zond een van zijn zeer goede gedichten ‘Weezen-eerste-Communie’ (11).
Arm. Van Veerdeghem dichtte ‘O Laat me’ - ‘Verzwonden Waan’ (13).
Warden Oom, de reeds bekende schrijver van ‘Herwording’ en ‘Trimards’, zond eene schets ‘Zwervers’ (15).
Allerlei wetenswaardigheden over Guido Gezelle en onuitgegeven gedichten worden medegedeeld in eene bijzondere kronijk Gezelliana (6-7-9-11-12-14) door E.H. Caesar Gezelle.
Van E.H. Legein, die leeraar was aan 't Seminarie te Roeselare met Guido Gezelle, worden uitgegeven: ‘Een Meilied’ (11) en ‘Een eenvoudig Kerstlied’ (15).
Over Kerkkunst, namelijk over St Michielskerk te Kortrijk (6); St Salvator te Brugge (7) verschenen degelijke bijdragen.
Men voege daarbij allerlei Mengelmaren - Boekennieuws - Spreuken en besluite dat de bijen van Biekorf veel honig aanbrengen.
| |
| |
| |
Hooger Leven - Ons Volk. (Verlofabonnementen.)
Deze weekbladen stellen verlofabonnementen in voor studenten uit het middelbaar onderwijs, wijsgeeren en seminaristen. - Hooger Leven tegen o.o5 het nummer (Bureel: Parijsstraat, 81).
Wie geen verlofabonnement heeft op Hooger Leven, kan geen op Ons Volk verkrijgen. Dit laatste kost 0.75 's jaars. Daarvoor wordt toegezonden: één nr met nieuwjaar - drie in de Paaschvacantie - acht in de groote vacantie.
De dienst der verlofabonnementen op Ons Volk wordt door Hooger Leven waargenomen.
| |
Nova et Vetera. April-Juni 1912 - 1e jaar nr 2. (De Meester, Roeselare.)
Nova et Vetera is een drimaandelijksch tijdschrift met afleveringen van 75 tot 100 bladzijden - kost voor België 6 fr.
Tijdschrift voor humaniora, handelende over Latijn - Grieksch - Nederlandsch - Fransch - Aardrijkskunde - Geschiedenis - Wiskunde - Natuurwetenschappen.
De omslag is Vlaamsch. De meeste artikelen zijn in't Fransch. Schreven in het Nederlandsch:
L. Reypens S.J., over zakelijke Woordkennis in de letterkundige opleiding.
J. Fierens: De godsdienst in Egypte ten tijde van Amenophis IV.
Ook eenige boekbesprekingen zijn in't Nederlandsch.
Het taalgebruik is dus vrij. Onder de bestuursleden zijn verscheidene Waalsche leeraars. Zoo er niet meer Vlaamsche artikelen in verschijnen is dit wellicht de schuld der Vlaamsche leeraars die geen Vlaamsche bijdragen sturen. Het tijdschrift ziet er voor vakmannen zeer belangrijk uit.
In den Nederlandschen Boekhandel te Antwerpen verschijnt onder redactie van Ary Delen het tijdschriftje
| |
De Boekenwurm, een klein maandschriftje voor de vrienden van het boek.
Het heeft tot beginsel ‘nooit vervelend zijn’ en hoopt eene nieuwe behoefte te scheppen: behoefte aan het schoone boek - naar inhoud en ook naar vorm. - Aan letterkundige kritiek doet het niet mede.
De jaargang kost 3,50 fr. (12 afleveringen van twee vel druks). Afzonderlijke afleveringen 0,40 fr.
Inhoud van het Eerste Nummer: Inleiding. - Auteurs en Boekkunst. - De gulden snede. - De Typographie van Rijksdrukwerk. - Goethebriefwisseling. - Kind, Kunst, School. - Langs de gangen van den Boekenwurm: Aanteekeningen.
|
|