Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klioos kraam. Deel 1 (1656)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klioos kraam. Deel 1
Afbeelding van Klioos kraam. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Klioos kraam. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.35 MB)

ebook (3.63 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klioos kraam. Deel 1

(1656)–Anoniem Klioos kraam–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio *3r]
[fol. *3r]

Vertoog.

EErbiedig boog zich Klio voor Febus, zooze met haar gezellinnen hem omheint hadde. 't Zy, zeize, my gegunnd, dat ik een Kraam voor Nederduitsche Gedichten oprechte laat; ik will (is't uwe will) betoonen wat miin vermoogen is, om wonder uit te werken, door die beroemde geesten van dat gewest; ja meer dan ik ooit by eenige landaard in de wiide wereld deê. Daarom, ô aerdriiks vreugde koesteraar! keuntge my deez' billiike beê niet weigeren; te meer miin zusteren my om zulks niet beniiden zullen; want ik aan elk van haar, by u, beloove dat ik hunn queekzel, dat bequaam is, daar in ook opveile zal, zodanig als 't geen my eenig en eigen toebehoort. Dieswegen, eerder dan beniid te worden (waaren wy met die menschheden behefft) zoud ik zorgen by zommige van haar in kleinachting te raaken, by die die alreê reeden aan boeken van twaalf ja viifentwintig guldens, daar ik naau deel aan hebbe, 't zy dan door lofdichten dien die werken bepeerlen.

O uitdeelster van miin Dafnis hairen! (zo luide het geluid, met een minneliik gelaat verzelld, dat hierop uit de mond van Apollo voort quam, doen die beroemde Zanggodin sweeg) ik will dat gy niet langer als 't u lief is hier toe vertoeven zullt. Te met meende ik u zelven van zulks aan te maanen, zo verr is't van daar dat ik 't u weigeren wou. ô neen, miin Eereroem! (voer hy vrindeliik voort) vaar voort met uw voorneem. Betoon dat te met meer deftigheids in een gedicht, van weinig woor-

[Folio *3v]
[fol. *3v]

den, u eenig toekomende, vallt te vinden, dan in zo veel die men in een half riem papier qualiik of nievers naa kan bestommelen, daar gy geen deel aan meugt hebben. en (als versteurt, ziin stemm verstiivende) sprak hy: Dat gy in minder achting zoud ziin dan een uwer gezellinnen, by wien of waar 't ook mochte weezen, ging niet alleen miin lauwerkroon te na, maar deê miin pruik, zo riik van straalen, die alle starren dooft, verdonkeren. Doch bezadigder, na niet lang gesweegen te hebben, zeid hy: alzo ik geen aanziender van perzoonen ben, en begeer dat gy zullt weezen, will ik dat niet versmaad zullen ziin die t' eeniger maaten lof door haar lofdichten verdienen, om plaats daar meê te mogen griipen in uw begreepen Kraam, al waar 't een Ambachtsman, een ongelettert gast, die echter, door een grootsche geest gedreeven, dingen deede die de dag waerdig waaren; want de Dichtkonst, die in d' aangeboorentheid bestaat, geen behulp behoeft, als alleen gequeekt en gekoestert te ziin, door achting van anderen; dan springtze als een bronn die heele landen zeegent. Deez' oirzaak alleen doet de beroemde Jan Vos zo overtreffeliik op zijn Heldetoon zingen, dat de Niid hem naauw genaaken derr, terwiil hy by breinriike lieden de naam geniet van onnavolgeliik te ziin, en niet, van een taalgeleerde, aan ziin werk, tot ververbetering by te doen is; dies is 't van hem, tot dien, die Latiin leerde om een Poëet te worden, wonder well gezeid:

 
Men trekt het goudt, door zweet, uit diepgegraave daalen:
 
Maar daar 't van zelf niet groeit is 't door geen zweet te haalen.
 
Zoo is de Dichtkunst ook: men krijgtze door de gunst
[Folio * 4r]
[fol. * 4r]
 
Van d' eedele Natuur. gy doet vergeefsche dingen.
 
De Grieks' noch Roomsche taal doet niemant vaarzen zingen.
 
Geleertheidt strekt niet dan een vijl voor deeze kunst.
 
Gy raakt door 't school niet op Parnassus steile spooren.
 
Men maakt geen Dichter; neen: men wordt 'er een gebooren.

Maar, op dat ik my niet missgaa, moet ik weêr wenden in 't redeneeren tot u miin meestgeächte Klio! 'k voorzie en ben (zeid' hy) verzeekert uw Kraam geen ander Opening, na d' eerste, gebeuren zal, zonder verzien te ziin met zonderlinge stoff, gestelld op hooger en hooger toon van treffliikheid, zo zal 't elk van uw koesterkinderen aanmaane en moedige; ja kan ik die geesten te recht, al liet ik verkondigen:

 
Wie Vondels lier wil steecken naer de kroon,
 
Die tart, als Pan, Apollos hoogen troon,
 
En krijght in 't endt den welverdienden loon
 
Van Midas ooren.

zy zouden de deftigste Dichter derre denken voorby te streeven; maar neen, ik laatze loopen, zonder boete te verbeuren, en beloove aan niemand te misgunnen dat hy meer zou vermoogen; want miin en uwe gloori in de haare bestaat; doch wiens brein in 't bekkeneel niet averechts zitt, zal noch namaals met my moeten zeggen:

 
Den Agrippijnschen vogel, blanck van pluim,
 
Gaat bruizen, als een schip voor wint door 't schuim;
 
Of schept zijn' adem op het luchtig ruim,
 
En laet zich hooren.
 
Hy smaeckt al zingend, hoe hem is bereit,
 
Om zijner vaerzen heilge majesteit,
 
Een zetel midden in d' onsterflijkheit.
 
Hy klapt zijn wiecken,
[Folio *4v]
[fol. *4v]
 
En boven 't wisselbare licht der maen
 
Opstijgend, durf den jammerpoel versmaên
 
En zet zich neffens den Dirceesche zwaen
 
Den roem van Griecken.

De Zanggodin, na Febus voor zoo vorderliik goedvinden gedankt te hebben, haalde, van onder haar opperkleed, hervoort de naamen van deez navolgende Gedichten, om in d' Eerste Opening te vertoonen.

A.

S. Abbes Gabbema.

Op d' Af-beeldinge van den Heer Theod. Saakma 38
Aan S. van Griethuysen. 116
Op 't ooverlyden van Albert Gualtheri 168
Aan Danïel Snoek 299
Op 't ooverlyden van Boxhorn. 333
Aan Margareta de Heer 343
Op Max. de Cocq. 354

R. Anslo.

Op 't Reegenen in 't Vreedejaar. 5
Op een Pater-noster van Pruimesteenen 33
Op de komste van M. le Blon uit Sweden. 121
Sweetsche Pallas 142
Papier voor Goudt. 150
Jaargetyde van haar Maj. van Sweden. 179
Op de dood van C. van Baarle. 227
De loop van aldeweerelt, voor Sal. van Aldeweerelt en zijn Bruit. &c. 294
Op de Lijkreden van Brandt. 328
[Folio *5r]
[fol. *5r]

T. Assellyn.

Aan J. van Vondel. 196
Op de dood van J. van Gaalen. 319
Lijkstaatzy oover J. van Gaalen. 321

B

C. van Baerle.

Op 't Treurspel van Vos. 139
Op 't Treurspel van Brandt. 140
Op het Beekje van L. Baeck. 161
Op de naem van de stadt Grol. 186
Danck aen Tesselschade. 236
Op't Festoen van Teesselscade. 237

J. Boogaard.

Aan Margareta de Heer 52
Op 't Eeuwig Verbond tusschen Engeland en Holland. 115
Op d' Af-beelding van R. Junius. 183
Aan de Heer H. Spiegel. 222
Vaudois. 305
Weekelijkke Bedestonden. 339
Op 't verjaaren van den Heer Theodorus Saakma. 349
Aan den zelfden Heere. 351
Op des zelfden Af-beeldinge 351
Eclips. 362

G. Brandt.

Op doodt van Mathisius, 154
Op het graf des zelfden. 158
Op d'Af-beeldinge van Niellius. 167
Op 't huldigen van G. Bikker. 191
Op de geboorte-dag van A. Borremans. 205
Op 't Houwelijk van J. van Overbeeke. 247
Op de Print van Karel d' Eerste. 293
[Folio *5v]
[fol. *5v]

H. Bruno.

Aen Jacob van Wassenaer 39
Op 't opspringen van 't Hollands Magazijn te Delft 58
Danck-dicht op 't behouden inkoomen der Scheeps-vlooten. 137
Op de Doodt van J. de Groot. 203
Aan d' Inwoonders van Hoorn 234
Op Brandts Torquatus. 363

S. Brunsvelt.

Op de Zegevieringh over 't Vreêverbondt met Engeland. 115
Lauwerkrans om 'tHooft van M. de Heer. 344

J. vander Burgh.

Ter Bruilofte van Huygens. 230

D.

J. de Decker.

Suchten oover Tromp. 45
Vier deelen der Aerde 54
Moedigende aenspraeck van Nederland aen sijne Zeehelden. 187
Op eens Vorsten Af-beeldinge. 246
Leanders wensch. 291
Tergedachtenisse van J. van Galen. 320

J. Dullaart.

Op 't Viool-speelen van Henrik Maas. 167
Opd'Af-beeld. van de Herderine Anna. 221

G.

H. Galama.

Op d'Af-beeldinge van L. Koster. 203
Aan S. Abbes Gabbema. 323
[Folio *6r]
[fol. *6r]
Op de doodt van Maria Boelens. 352.

H. Geestdorp.

Op de doodt van Henrik Casimier 35
Op't Huwelijk van Benedictus van Velsen en Sophia van Roorda. 200
Klachte van Sophia Hedwig. 358

S. van Griethuysen.

Aen Adrianus Hasius. 13
Op d' Orgeldeuren te Zeerijp. 164
Onder 't zelfde Orgel. 165
Yets uyt het Latijn van Huygens. 196
Rijmtrant op 't voorgaende. 198
Op d' Inkomst en Huldinge van Graef Wilhelm van Nass. tot Gronningen. 225
Op d'Af-beeldinge van Marg. de Heer. 308
Aen Margarita de Heer. 308
Waerschouwinge aen Ad. Nieuwhoff. 330

H. de Groot.

Op de Zeilwagen van Prins Maurits. 176
Aen den gevangen Admirant. 178
Klachte der Vrouwe van Mechelen. 251

H

P.C. Hooft.

Op het Orgel-gebruick van den Heer van Zuylechem. 46
Op de Beurs t' Amsterdam. 229
Brief uyt Florence. 267

C. Huygens.

Schipbreuck van Goedthals. 123
Graf-schrift van F. Aug. Thuanus. 141
Op de vertalinghe van Sibylle van Griethuysen. 197
Den selven trant. 199
[Folio *6v]
[fol. *6v]
Op Brunoos Psalmen. 273
Op d' overwinninge van Hulst. 334
Op de Prins van Oranjen. 335
Op de wonderlijkke droochte des Herfts. 335

I

I.S.V.C.

Voorwind naa nieuw Batavie 129

G. Jacobs.

Klinckdight, op de Spaensche neêrlaeg in Duyns. 195
Op d' Afbeeldinge van zijn Hoogheyt Willem Henrik. 290
Aen Margareta de Heer. 346

D. Jonctys.

Neederlandsche donderslagh, gevallen onder de Spaensche Vloot.193
Aan A.M. Schurman.290

K

N. Klinge.

Troostrijm aan Upke Wijtzema en S. van Griethuyzen. 353

M

F. Martinius.

Oover 't jaar 1648. 6

M. v. Mervede.

Op de dood van zijn Hoogheyt en geboorte van den jongen Prins. 289
[Folio *7r]
[fol. *7r]

N

J. Nicolai.

Rouwklaghte oover M. van Jaarsma. 324

O

J. Oudaan.

Op de verdediging des kooninkx door Salmaas. 171

R

L. Reael.

Grafschrift voor Kornelis de Haan. 192
Lijkdight over Willem van Nassouw. 302

H. Rintjus.

Mintriomf ter Bruiloft van Mejontsma. 239

A. Roemers.

Op de vertalinge van de eerste weke door den vryheer van Asperen. 245

S

L. Sanderus.

Traanen oover Karel Stuart. 258

J. Six.

Op de behoude weêrkomst van Tromp. 134
Grafschrift van J. van Galen. 318

T

Tesselschade.

Maria Magdalena an de voeten van Jesus. 173
[Folio *7v]
[fol. *7v]
Zinnebeeld op Maria Magdalena. 174
Op d'Afbeeldinge van Hooft. 205

V

D. Victorin.

Aan den Konink van Spanjen. 31

J. van Vondel.

Op de Waepenkroon van Amsterdam. 1
Op de Taefelkrans van G. Hulst. 8
Uytvaert van Tromp. 11
Blyde inkomst van Koninginne Kristine te Rome. 40
Jaghtzangh. 47
Op 't onweeder van 's landts bussekruit te Delft. 56
Inwydinge van het Stadthuis t' Amst. 61
Ter bruiloft van J. de Witt. 124
Vrye zeevaert onder de vlag van Tromp. 132
Op een marmor beeld van koning David. 158
Op de Heelkunst van P. Barbette. 181
Ter bruilofte van Huidekooper. 206
Op 't ooverlijden van Vossius. 243
Op de teeckeningen van Kat. Questiers. 254
Op d' ondergangk van Aken. 265
Uitvaert van Orfeus. 274
Speelstrijt van Apollo en Pan. 282
Op d' Afbeeldinge van Tromp. 304
Scheeps-kroon van J. van Galen. 312
Grafschrift. 316
Ter lijkstaetzy van J. van Galen. 316
Op d'Afbeelding van Ferdinand den III. 332
Op Hoorn. 348
Op Roome. 365
Op Keulen. 366
Op Antwerpen. 366
[Folio *8r]
[fol. *8r]

Jan Vos.

Op het reegenen in 't Vreedejaar. 3
Strijd tusschen de dood en natuur. 16
Aan J. Six. 55
Inwydinge van het Stadthuis. 98
Op het zelfde gebouw. 114
Blyde inkomst van Huidekooper. 127
Op't geschilderde hooft van Gust.Adolf. 132
Op Amsterdam. 137
Op de Blockhuizen. 138
Op de kamer der Burgermeesteren. 138
Op 't Weeshuis. 138
't Oostindisch huis. 138
Op 't Tuchthuis. 138
De Waagh. 138
Op het Schermschool. 139
Op de Schouwburg. 139
Op een Kriekesteen. 159
Magdalene voor Kristus voeten. 175
Op een schilderij daar Jozef van Jemsar tot onkuisheit verzoght wordt. 185
Grafschrift van de Haan. 193
Op de gheschilderde Bloemen van Pater Zegers 199
Huwlijk van J. Huidekooper. 209
Op Magdalena Baak. 226
Aan de Lijkdragersvan Vossius. 244
Aan Arnout Hooft, dat hy 't licht vergun aan zijn Vaders history. 248
Aan de Heerlijkheit van Huidekooper. 262
Op het Lijk van Leander in de armen der Zeegoddinnen. 292
Op de print van Tromp. 304
Aan de Burgermeesters t' Amsterdam. 311
Lijkstaatzi op J. van Galen. 317
Grafschrift. 317
Op zijn Afbeeldinge. 318
[Folio *8v]
[fol. *8v]
Op d'Afbeeldinge van F. Banning Kók. 336
Van Kornelis Bikker. 336
Van Huydekooper. 337
Van Tulp. 337
Van de Graaf. 338
Van Korver. 338
Op 't oordeel van Angelo. 357

W

J. Westerbaen.

Op de dood van. H. de Groot. 183
Grafschrift. 184
Klaghte van Henriette de Bourbon. 255
Op d'Inleydinge tot de Praktijk van den Hove van Holland, door W. de Groot. 347

Th. Wibinga.

Op't Hoogeliet Salomons in rijm gestelt door Simon Abbes Gabbema. 341

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken