Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Klioos kraam. Deel 2 (1657)

Informatie terzijde

Titelpagina van Klioos kraam. Deel 2
Afbeelding van Klioos kraam. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Klioos kraam. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.83 MB)

ebook (3.64 MB)

XML (0.65 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Klioos kraam. Deel 2

(1657)–Anoniem Klioos kraam–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Klachte van Amelia, Princesse van Oranje, Op het overlijden van zijn Hoogheit

 
MYn lief, mijn lust, mijn leven,
 
Ach, Henrik, ach! moest gy my dan begeven?
 
Verlaat ge my zoo dra?
 
Gy scheit te vroeg van uw Amelia;
 
Die acht geen hoge staten
 
Nu zy van u, is ach! van u, verlaten.
 
Zy roept u, met een zucht,
 
Gy hoort het niet, zoo ver voor uit gevlucht.
[pagina 57]
[p. 57]
 
Ik wensch dat gy 't moght horen,
 
Niet om te zien hoe ik in rou zal smoren;
 
Maar zoo gy 't horen kost,
 
Gy waart niet doodt, en ik van rou verlost.
 
Nu gy my zyt ontogen,
 
Zoo volght mijn ziel uw ziel, voor heen gevlogen.
 
Mijn trouwe bedtgenoot,
 
Mijn groote min is sterker dan de doodt:
 
Die zal ook nimmer maken
 
Dat ik altijt niet zal van liefde blaken.
 
Al wort uw lichaam asch,
 
Ik blijf uw lief die ik te voren was.
 
Die assche zal niet doven
 
De gloet daar door uw boezem raakte aan 't stoven.
 
Nu neemt mijn vreught de wijk.
 
Ik leef, en ziet, mijn leven is een lijk
 
Ter aarde neêrgesmeten:
 
Maar och ik zal hem nimmermeer vergeten.
 
Ja Lethe, noit beschreit,
 
(Die door het nat van haar vergeltheit
 
't Geheugen weet te krencken)
 
Noch eeuwig aan zijn sterven zal gedenken.
 
Daar al de werelt treurt
 
Om zoo een ramp, die zoo veel herten scheurt,
 
Hoe zou die my bestrijden,
 
Had niemant met mijn lijden medelijden?
 
Maar ach! dit groot gevaar,
 
Dat op my valt, valt my noch veel te swaar.
 
Mijn tranen en mijn zuchten
 
In een gestooft, met zoo veel ongenuchten,
 
Zijn spijs voor mijn gemoedt.
 
Ik voedt mijn rou, en word'er van gevoedt.
[pagina 58]
[p. 58]
 
Ik weet haar stof te geven.
 
'k Sterf zonder doot, ik leve zonder leven:
 
Nu ik onsterflik sterf,
 
En noch de doot, noch ook het leven derf.
 
De sterf bui heeft geslagen
 
Die boom ter neêr, die, in zijn winterdagen,
 
Het landt noch vruchten droeg,
 
En dorren dan zijn bladen niet te vroeg?
 
Moght hy niet langer bloeien,
 
Met welig loof, zoo lang hy scheen te groeien?
 
De bloeimaandt komt wel weêr;
 
Maar gy, mijn lief, maar gy, nu nimmermeer.
 
Zal al die glans verdwijnen?
 
Zoo zie ik wat het is, hier wat te schijnen.
 
Treft my dit hertewee
 
Om dat die Helt most sterven voor de vree?
 
Zoo sal 't my meer verdrieten.
 
Hy vocht, maar om de vrede te genieten.
 
En mist hy nu dat goet
 
Verkregen door het strijdtbaar Hollandts bloet?
 
Hoe zalmen zoo vergelden
 
Die oorloghsdeught van 't puik der oorloghshelden?
 
Waar toe ben ik zoo hoog
 
Getrokken, tot in top van 's werelts oog
 
Uit edel bloedt geboren?
 
Ik die zoo veel bezat, heb veel verloren.
 
Maar gy, ô Nederlant,
 
Wat zijtge nu in een bedroefde stant?
 
Wat wort u ramps beschoren?
 
Gy hebt het hooft, en ik het hert verloren.
 
Ik, die in rou verslensch,
 
Ik droeve vrou, heb noch een blijde wensch:
[pagina 59]
[p. 59]
 
Ik wensch alleen om tranen,
 
En dat dan bey mijn oogen wierden kranen,
 
Waar door de rouw, vol smert,
 
My tapte een vloet van 't overlopendt hert.
 
Moght my die wensch gebueren,
 
Zoo zou ik om mijn Henrik eeuwig treuren:
 
Nu 't sterflot, streng van noodt,
 
Ontzeit mijn man het leven, my de doodt.

R. Anslo.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Reyer Anslo

  • over Frederik Hendrik van Oranje, prins van prins van Oranje, graaf van Nassau

  • over Amalia van Solms