Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leesidee. Jaargang 4 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leesidee. Jaargang 4
Afbeelding van Leesidee. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Leesidee. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leesidee. Jaargang 4

(1998)– [tijdschrift] Leesidee. Kritisch-bibliografisch tijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 81]
[p. 81]

Met en zonder lauwerkrans

Een uitmuntend boek, naar opzet, inhoud en vorm, zoals er nog zelden worden gepubliceerd. Het herinnert ons aan de tijd van Christoffel Plantijn, toen een boek een esthetisch hoogstandje was, zowel als een intellectueel genot. Riet Schenkeveld-Van der Dussen verdient alle lauweren en lauwerkransen. Samen met enkele andere hoogleraren uit de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden heeft ze een bloemlezing gemaakt van ongeveer 160 schrijfsters uit de twee regio's verdeeld over drie eeuwen. Vele van deze schrijfsters zijn nauwelijks bekend, omdat ze niet opgenomen worden in de Grote Literatuur-overzichten.

 

De redactie heeft een keuze moeten maken uit de talloze vrouwelijke auteurs; ze deed dit op basis van inhoudelijke criteria (diverse literatuurgenres) en beschikbaarheid (gedrukte vorm). Hoewel een evenwicht werd nagestreefd tussen Noord en Zuid, blijkt, vooral in de 18de eeuw, een overwicht van (gedrukte, cq gekende) Noordelijke schrijfsters, wat er kan op wijzen dat de Zuidelijke Nederlanden nog veel onderzoek te wachten staat. Elke schrijfster wordt kort biografisch en bibliografisch voorgesteld, hoewel er meestal gesteld wordt dat we ‘over haar leven niet veel weten’. Daarna volgen fragmenten uit haar werk én één of meerdere afbeeldingen van de schrijfster zelf en/of van de eerste uitgave van haar werk of manuscript. Bondig en vlot wordt elke schrijfster gesitueerd in haar cultuur-historisch tijdskader. Vragen daaromtrent worden systematisch beantwoord in een inleiding van 100 pagina's, die model kan staan voor wetenschappelijke auteurs: de analyse is degelijk, helder en vlot leesbaar. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen Noord en Zuid vanwege de verschillende historiek, en ook tussen religieuze en wereldlijke literatuur. Vrouwen blijken immers grotendeels beperkt geweest te zijn tot vrome, ‘stichtelijke’ literatuur (vooral in het Zuiden), gedichten en proza over ‘vrouwelijke’ onderwerpen, zoals de gezinsrol van vrouwen, het huwelijk, de opvoeding, de natuur, het gevoelsleven, en (later) de vaderlandsliefde. Het zijn nu precies deze ‘vrouwelijke’ onderwerpen die aanleiding waren tot de uitsluiting van schrijfsters uit de Grote Literatuur. Ze werden gecatalogeerd als ‘vrouwenliteratuur’, wel nuttig voor de huiskring en de school, maar niet voor de literaire canon. Wie vanuit de dominante norm de teksten leest van deze vrouwen, is geneigd het daarmee eens te zijn: gelegenheidsgedichten, menggedichten, teksten over vriendschap en vroomheid. Bij nadere lectuur blijkt dat in taalbeheersing en de diverse genres deze vrouwen meer gelijken op hun mannelijke tijdgenoten dan van hen verschillen. De doorbraak, de erkenning, voor hun talent dateert van eind 18de eeuw, met vrouwen als Betje Wolff en Aagje Deken in het Noorden en midden 19de eeuw met vrouwen als Maria-Francisca Doolaeghe en de zussen Loveling in het Zuiden.

Als één van de verschillen tussen Noord en Zuid kan men zien dat schrijfsters in het Zuiden vaak ongehuwde of religieuze vrouwen of begijnen zijn, terwijl ze in het Noorden (vooral in latere periodes) vaak gehuwd zijn met predikanten. Na 1830 speelt het taalbewustzijn bij vrouwelijke auteurs een even grote rol als bij hun mannelijke collega's: literatuur moet bijdragen tot volksopvoeding, tot een Vlaams bewustzijn binnen de Belgische natie.

In beide regio's is de toegang van vrouwen tot de literaire cenakels meer dan eens te wijten aan verwantschap of bekendheid met literatoren. Hen werd immers de toegang tot het degelijke onderwijs ontzegd, zodat ze afhankelijk waren van zelfstudie of privé-onderwijs.

De meeste schrijfsters pleiten voor onderwijs, en getuigen in hun persoonlijk leven van moed en dissidentie, maar identificeren zich in de eerste plaats als goede huisvrouw, echtgenote en moeder: blijkbaar een geïnternaliseerde norm. Deze schrijfsters (met uitzondering van de domineesvrouwen) stopten vaak hun creativiteit na hun huwelijk. Stopten ze dan ook hun intieme vriendschappen met geestesgenoten, boezemvriendinnen, met wie ze hun werk en hun emoties uitwisselden?

Het is jammer dat men, zelfs in een juweel als dit boek, kritisch moet blijven. Daarom enkele vragen: waarom zo weinig verwijzingen naar de orale literatuur, waarin vrouwen beslist goed vertegenwoordigd waren; waarom de belangrijke rol van vrouwen in het verspreiden en waarderen van de volkstaal niet geaccentueerd? Nu wordt de indruk gewekt dat schrijfsters heel ernstige vrome, preutse dames waren, terwijl er voldoende aanwijzingen zijn voor zeer humoristisch, volks, satirisch werk van vrouwen, zij het dan vaak in de vorm van populaire liederen. Wie de keuze maakt voor literatuur in gedrukte vorm, moet op zijn minst melding maken van de onderschatte orale cultuur die deels een vrouwencultuur was. Een gelijkaardige vraag kan men stellen bij het weglaten van de briefvorm, een genre waarin vrouwen uitblonken, waarin ze zich konden uitleven zonder interferenties. In de Gouden Eeuw waren er, zowel in het Noorden als in het Zuiden, veel vrouwelijke boekhandelaarsters en uitgeefsters, vaak weduwen die de handel van hun man overnamen. Zij komen in dit boek niet ter sprake, maar het blijft toch een raadsel waarom uitgeefsters niet meer aandacht besteedden aan schrijfsters?

Het is bekend dat vrouwen eeuwenlang uitgesloten werden uit het literatuurbedrijf, én uit de normatieve literatuuroverzichten. Dit boek heeft hen zichtbaar gemaakt op een zodanige manier dat geen enkel zichzelfrespecterende canon in de toekomst hen nog kan ‘vergeten’.

De teksten uit de bloemlezing zijn aangepast aan het moderne spellingsbeeld, met hier en daar verduidelijkingen in de marge. Het drukwerk, de lay-out en de papierkwaliteit zijn subliem.

[Monika Triest]



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850: van Anna Bijns tot Elise van Calcar


auteurs

  • Monika Triest