| |
[Recensies]
000 - Algemeen
Lieve Van de Velde
Een bekend gezicht
095.1 / Regionale Televisie; Vlaanderen / Omroepreclame
Uit enquêtes blijkt dat één op drie televisiekijkers dagelijks naar zijn of haar regionale zender kijkt. De regionale zenders hebben onmiskenbaar met een eigen profiel en aanpak hun positie tussen de openbare omroep en de commerciële zenders gevestigd. Voor hun inkomsten zijn ze afhankelijk van ‘streekgebonden’ reclame, maar regionale bedrijven en handelaars hebben slechts uitzonderlijk ervaring met het medium televisie. Dit boekje wil potentiële adverteerders dan ook allerlei tips geven betreffende reclame. Die tips komen meestal uit de ervaring van de commercieel verantwoordelijken van de zenders of de reclameleveranciers. Wat zijn de kenmerken van een goede televisiespot? Wat voor soort spot is aangewezen? Moet hij ondersteund worden door reclame in andere media? Als voorbeeld worden de goede en slechte punten van enkele al uitgezonden spots geanalyseerd. Verder vind je nog een adressenlijst (zenders en reclameregie) en een lexicon van courante marketingtermen. Niettegenstaande het geheel vrij algemeen blijft en er vaak een toevlucht wordt gezocht in een wollig marketingtaaltje, is dit zeker een degelijke leidraad.
[Koen Vandebos]
Roularta, 101 p., ill., 875 F
ISBN 90-5466-324-3
| |
100 - Wijsbegeerte
Hubert Dethier
De tafel van smaragd
151 / Natuurfilosofie
Liefde; Filosofie / Eros En Thanatos; Westerse Cultuur
De Vlaamse filosoof Hubert Dethier brengt een erg boeiend overzicht van de filosofieën rond Eros en de Gouden Tijd. Eros wordt hier in de oorspronkelijke filosofische betekenis gebruikt als het onstuitbare zoeken van de mens naar absoluut geluk, waarin het erotisch-seksuele een belangrijke rol vervult als materieel-lichamelijke gangmaker. Dethier bespeelt een zeer breed spectrum van filosofen: vanaf de hermetische en pantheïstische tradities van de Renaissance (Mirandola, Cusanus, Michelangelo e.a.) over de natuurfilosofie van 16de-17de eeuw (kabbala, naturalisme, alchemie enz.) en de libertijnse beweging in haar zeer brede verscheidenheid (Montaigne, La Mettrie, Diderot, Rousseau, de Sade en het satanisme) tot de filosofie van het tragische levensgevoel in de hedendaagse kunst (theater, film). Het laatste hoofdstuk over de ‘Gouden Tijd’ (het utopisch Eldorado) verbindt de utopische geschriften (Fourier, Hegel, Lafargue, Engels, Morris, Camus e.a.) op een intrigerende wijze met het erotisch streven.
Dit werk is met veel verve geschreven maar heeft tegelijk de allure van een thematische encyclopedie. Doorheen dit boek wordt duidelijk dat de auteur de louter platonische interpretatie van Eros wil overschrijden naar een affectief- | |
| |
dynamische laag, waarin de mens totaal betrokken is op het object van zijn streven. De eros vertelt ons over de aanwezigheid van de Vrouw in een wereld vol rationaliteit waarin zij helaas voortdurend onzichtbaar wordt gemaakt, maar niet kan worden gedood ondanks eeuwen patriarchaat. De Eros is als een liefde binnen de totaliteit van het zijn. Of in Nietzsches woorden: ‘ja zeggen aan alles’. De beschouwingen over de orgiecultuur - een intermezzo waarin Dethier iets van zijn eigen filosofisch interpreteren prijsgeeft - maken zichtbaar hoe de filosofie tot hiertoe haast geen aandacht heeft gehad voor de feestelijke kant van het leven. Bovendien krijgt deze erotische filosofie ook een politieke relevantie langs de spanning tussen de verzoende (de aan het systeem aangepaste) filosofie en de tragische filosofie (het zich niet willen of kunnen aanpassen, de revolte en het omhelzen van het andere).
Je voelt in dit werk een permanente spanning tussen egoïsme (isolationisme) en altruïsme, tussen verbeelding en historische realiteit, tussen verhaal en werkelijkheid, tussen leven en dood, tussen macht en overgave. Ook komt de dubbelzinnige verhouding tussen eros en religie herhaaldelijk naar voren. Een boek dat voor het filosofisch denken een belangrijke impuls kan zijn om de eenheid tussen lichaam en geest ernstig te nemen in een tijd waarin het instrumenteel-technische denken zo sterk is geworden.
[Willy Deckers]
VUB-Press, 445 p., 995 F
ISBN 90-5487-153-9
| |
Catherine Keyl, Annette Heffels
Over leven
172 / Levenskunst
Catherine Keyl, gekend van haar talkshows op de Nederlandse televisie, beschrijft - samen met co-auteur/psychologe Annette Heffels - 10 indrukwekkende levensgeschiedenissen die getuigen van een bijzonder vermogen om nooit op te geven en tragische gebeurtenissen te leren accepteren. Over leven bundelt een aantal verhalen van mensen die in de talkshows hun relaas zijn komen brengen. In het kader van dit boek zocht Keyl die mensen opnieuw op om met hen te praten over hun leven na het programma. Uitvoeriger dan in de talkshows gaat ze in op hun persoonlijk drama en ontdekte ze een rode draad in deze onfortuinlijke levens. Annette Heffels nam daarna contact met hen op en probeerde de achtergronden van hun geschiedenis in kaart te brengen. De auteurs zijn op zoek gegaan naar de oorsprong van deze overlevingskracht. Catherine Keyl: ‘Er zijn mensen die voortdurend ongelukkig zijn, terwijl ze zo op het oog niet te klagen hebben, en er zijn mensen die ondanks de grootst mogelijke ellende steeds weer in staat zijn om zich te herstellen en iets van hun leven te maken’. De 10 verhalen, samengesteld met behulp van een journalistieke vraag- en antwoordtechniek, geven niet alleen een bijzonder menselijk relaas. Ze werden ook van deskundig commentaar voorzien. Hierdoor is het niet alleen mogelijk om je in het leven van iemand anders te verplaatsen, het geeft ook boeiende, semi-wetenschappelijke (psychologische) informatie.
[Patrick Vanhaecke]
Het Spectrum, 196 p., 495 F
ISBN 90-274-6381-6
| |
Michel De Montaigne
Ik hen nogal klein van stuk
155.3 / Michael De Montaigne
‘Er is geen kunst aan een regering aan de kaak te stellen, want alle menselijke zaken wemelen van onvolkomenheden en er is ook geen kunst aan om bij een volk verachting voor zijn oude gebruiken te wekken: er is nog nooit iemand geweest die als hij dat probeerde, daar niet in slaagde. Maar wel heeft menigeen die voor de staat die hij ten gronde had gericht een beter systeem in de plaats wilde stellen, zich bij dit streven lelijk in de vingers gesneden’. Een gedachte in deze essays over de ijdelheid, die de huidige anti-politieke stemmingmakers - of ze nu tot de publieke trendmakers of tol de van hun eigen gelijk doordrongen persmuskieten behoren - in hun zakken kunnen steken.
Dit maar om te zeggen dat ook in dit vierde deel van deze thematisch geordende integrale uitgave van de Essais, de spetters er blijven afvliegen. Hier met drie beschouwingen over het thema ‘vanitas vanitatum’. waarin Montaigne ons uitvoerig onderhoudt ‘over de verwaandheid’ - met een bijzondere nadruk op de persoonlijke kanten van zijn persoontje - ‘over de ijdelheid’ - waarin zijn reislust ruimschoots aan de orde komt - en ‘over het uiterlijk’ - waarin zijn bedenkingen gebundeld worden o.a. over de godsdienstoorlogen die het Frankrijk van zijn tijd teisterden. Zoals in de vorige uitgaven van dit verfrissende meesterwerk wordt de uitgavegeschiedenis, die drie fasen kent - 1580, 1588 en een derde, in de 18de eeuw teruggevonden. door Montaigne nog aangevulde uitgave, die men het ‘exemplaire de Bordeaux’ noemt -, in deze Nederlandstalige uitgave apart aangegeven.
[Jan Baes]
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 212 p., 999 F
ISBN 90-253-3389-3
| |
Jacques Tacq (red.)
Een hedendaagse Kant
156.2 / Immanuel Kant
Het postmodernisme heeft de pionier van het modernisme, Kant, op een zeer ambigue manier opnieuw in het voetlicht geduwd. Niet in een nieuwe neo-reflex, maar om hem te herdenken, herijken. Tekenend hiervoor is de accentverschuiving van de zuivere en praktische rede naar zijn esthetische (derde kritiek) en politieke geschriften. Na een inleiding van de socioloog Tacq, die dit boek redigeerde, waarin enkele centrale begrippen uit Kants denkarsenaal worden opgefrist, treden twee grote tenoren aan. Heinz Kimmerle promoveerde bij Gadamer, Gernot Böhme studeerde filosofie naast natuur- en wiskunde. Zij herlezen Kant op een actuele manier. Daarna volgen vier bijdragen waarin Lyotard en Derrida aan bod komen als gesprekspartners van Kant. Van den Braembussche handelt over het sublieme bij Kant en Lyotard; Oosterling over Lyotards politieke denken vanuit Kant. Oger herneemt nog eens Derrida's probleem van het kader, het binnen en buiten; Berns ontwikkelt Derrida's herneming van de praktische rede vanuit de notie van differantie. Voor wie, begaan met het hedendaagse Franse denken, vergeet dat ook die wortels heeft in de academische filosofiegeschiedenis.
[Eric Meganck]
Boom, 192 p., 790 F
ISBN 90-5352-369-3
| |
| |
| |
Martin Heidegger
De Duitse filosoof Martin Heidegger (1889-1976) wordt vaak gezien als de grondlegger van het existentialisme. Hij vervulde een brugfunctie tussen de 19de en de 20ste-eeuwse filosofie, en beïnvloedde o.m. filosofen als Sartre, Gadamer en Derrida. Hij mag dan wel als persoon controversieel geacht worden wegens zijn banden met het nazisme, zijn werk op zich heeft nog altijd niet aan belang ingeboet. Getuige de vele Heidegger-uitgaven die sinds eind vorig jaar van de persen rollen.
| |
Martin Heidegger
Inleiding in de metafysica
Metafysica / Martin Heidegger
Heideggers colleges over de Einführung in die Metaphysik stammen uit 1935, maar werden pas in 1953 voor het eerst uitgegeven. Tegelijkertijd met de zevende druk van zijn onvoltooide hoofdwerk en instant klassieker Sein und Zeit uit 1927, die binnenkort voor het eerst in het Nederlands verschijnt bij Sun in een vertaling van Mark Wildschut. Tot dan moeten we het doen met deze Inleiding in de metafysica, die letterlijk als ‘opmaat’ voor het meesterwerk aangekondigd werd. Nochtans betekende de publicatie van deze inleidende beweging een eindpunt voor Sein und Zeit. Heidegger liet nl. de vermelding ‘Eerste helft’ definitief vallen en verwees naar onderhavige Inleiding voor de verheldering van de vraag naar het Zijn als motivering voor ons menselijk bestaan. Hij achtte dit werk dan ook geschikt om de ontwikkeling van zijn denken sinds 1927 op te volgen. Deze colleges hebben bovendien het voordeel vrij leesbaar te zijn voor Heideggers normale, moeilijke doen. Als inleiding tot én opvolger van, lijkt dit de aangewezen gezel om Sein und Zeit te tackelen.
Eigenlijk gaat het hier niet om een studieboek over metafysica, maar een omvangrijke uiteenzetting over de Zijnsopvatting van de Europese filosofie en haar vergetelheid van het Zijn. Het geheel profileert zich als een opeenvolging van vragen en analyses vertrekkende van de grondvraag: ‘Waarom is er eigenlijk zijnd en niet veeleer niets?’ Verder komen ook de grammatica en etymologie van het woord ‘zijn’, de vraag naar het wezen van het Zijn, en de begrenzing van het Zijn - met aandacht voor de verhouding van het Zijn met ‘worden’, ‘schijn’, ‘behoren’, en vooral ‘denken’ - aan bod. Het boek sluit af met een verwijzing naar de tijdsanalyse van Sein und Zeit, wat de cirkel weer rond maakt.
[Kris van Zeghbroeck]
Sun, 239 p., 1790 F
ISBN 90-6168-423-4
| |
Martin Heidegger
De spreuk van Anaximander
157.3 / Martin Heidegger
Deze tekst, oorspronkelijk bedoeld voor de helaas 13 jaar geleden opgedoekte Nederlandse Heidegger Bibliotheek, vindt hier in de reeks ‘Wijsgerige verkenningen’, toch nog haar verdiende weg naar het publiek. De vorm van de verkenning oogt vertrouwd voor wie zich de Lannoo-uitgave van enkele van Heideggers kernteksten nog herinnert: minstens evenveel pagina's noten als tekst - Heidegger moet en zal enigmatisch zijn, was dat immers ook - naast handige vertaallijsten uit het Duits en het Grieks, de twee talen waarmee Heidegger speelde. Dergelijke initiatieven verdienen alle lof, niet alleen om hun academische degelijkheid, maar ook al omdat Heidegger, ondanks alle geruchten over zijn misstap in de oorlog, een filosofische mijlpaal vormt in deze eeuw. Meer bepaald is hij de schakel tussen Nietzsche en Derrida, tussen Husserl en Levinas, misschien zelfs tussen Freud en Lacan. In deze tekst gaat Heidegger op zoek naar de grond van het denken. Het resultaat is geen filologie of geschiedenis van de filosofie, maar een verfrissing van het denken, herbronning. Deze ‘destructieve terughaling’ werkt nog steeds door, zoals afdoende blijkt uit het notenapparaat. Dit is een studieboek, geen bedlectuur. Behalve voor kenners is echter geen andere manier voorhanden om met Heidegger mee te denken.
[Eric Meganck]
Universitaire Pers, 151 p., 850 F
ISBN 90-232-3268-2
| |
Jacob Van Sluis
Heidegger, denkwegen en dwaalwegen
157.2 / Martin Heidegger
Bij Heideggers overlijden in 1976 bleven twee vragen open: was hij nu eigenlijk een crypto-theoloog en/of een crypto-nazist? De eerste vraag werd ingegeven door zijn ophefmakende uitspraak, dat slechts een god (God?) ons kan redden. De tweede door zijn drukkend stilzwijgen rond zijn rectoraat onder het nazi-regime. Dit boek wil de filosoof Heidegger reconstrueren vanuit de culturele en wijsgerige context. De eerste helft van het boek, ‘Denkwegen’, blijft bij Sein und Zeit, een hoofdwerk van Heidegger, en de Kehre, een wending van het ‘menszijnde’ (Dasein) naar het Zijn. Het tweede deel, ‘Dwaalwegen’, een vertaling van Holzwege, tast naar de theologische en politieke context, implicaties van en reacties op Heideggers literair-esoterische denken. Het originele van dit wijsgerig boek zit hem in de dialoog tussen Heidegger en zijn tijdgenoten, zonder dat het een biografie wordt. Bedoeld voor belangstellenden die dit toch best laten liggen tot na een inleiding op een nogal moeilijk denker.
[Eric Meganck]
Damon, 224 p., 798 F
ISBN 90-5573-411-X
| |
| |
| |
Slavoj Zizek
Het subject en zijn onbehagen
157.3 / Psychoanalyse; Filosofie
Slavoj Zizek / Jacques Lacan / Daniël C. Dennett
De foto op de achterflap toont het reeds: adrenaline stroomt vantussen de bladzijden. Zizek, politiek actief filosoof, psychoanalyticus en cultuurcriticus, toont zich een ware lacaniaan waar helderheid hem worst zal wezen. Net als Schuins beziend (Boom, 1996) biedt dit boek een lacaniaanse lezing van de cultuur (film en literatuur), de politiek en de filosofie. De grondstelling lijkt me de volgende: de (post)moderne mens is nog steeds het cogito, op zoek naar haar subjectiviteit. In deze zoektocht blijft het subject echter ontsnappen aan haar eigen waarheid. Deze tragiek wordt nu net getoond in enerzijds elke betekenisvolle cultuuruiting - dat kan gaan van pure pulp tot Kunst - en anderzijds het falen van elk wijsgerig project of systeem, zoals bv. dat van Daniël Dennett. De hedendaagse cultuurexcessen op esthetisch, ecologisch en sociaal plan tonen het illusoire aan het cartesiaanse cogito en de kantiaanse wet en vragen net om het tegengewicht van het Onbewuste. Daarbij valt echter onmiddellijk het sjibboletkarakter van het Onbewuste op: het laat zich niet conceptualiseren als een cogito of een zedenwet. Overigens steunt het hele werk op de lacaniaanse provocatie als zou het subject van het Onbewuste hetzelfde zijn als dat van het cogito! Een moeilijk en controversieel boek, maar zeer waardevol voor wie de exploratie van onze cultuur eens anders wil afreizen en daarbij de lacaniaanse invalshoek niet schuwt.
[Eric Meganck]
Boom, 223 p, 790 F
ISBN 90-5352-345-6
‘Een ideologie waarin het subject ongehinderd zijn persoonlijkheid kan ontplooien [...] vindt Zizek op zeer verschillende plekken in de hedendaagse cultuur terug - om ze, liefst allemaal tegelijk, gepassioneerd te ontmaskeren. Een van zijn pijlen richt Zizek op het multiculturalisme dat eveneens een frictieloze omgang tussen mensen veronderstelt. [...] Volgens hem is een multiculturalist zeer tolerant ten opzichte van een “geïdealiseerde Ander”. [...] “Een multiculturalist reduceert de Ander steeds tot folkloristische Ander die zo'n lekkere exotische keuken heeft. [...] Eigenlijk is dat een omgekeerde vorm van racisme, waarin de multiculturalist de Ander als “authentiek” beschouwt. [Lacan] zou zeggen: zodra je het “reële” in de échte Ander ontmoet, functioneert de ideologie van de tolerantie niet meer. Dan wordt de fantasie van de ideale Ander doorbroken’.
Uit een interview met Slavoj Zizek in ‘Filosofie Magazine’, 1998, Nr. 1
| |
200 - Godsdienst
Eric Vanden Berghe
De kracht van God
232.41 / Heilige Geest / Theologie; Christendom
Zoals de producenten van champagnes en vuurwerk is ook de katholieke Kerk volop bezig met de voorbereiding van het nieuwe millennium. In de drie jaren die aan dit evenement voorafgaan, wordt in opdracht van de Belgische bisschoppen ieder jaar een toegankelijk theologisch boek uitgegeven over de drie pijlers van het trinitaire godsgeloof. In het voorbije kerkelijk jaar stond de figuur van Jezus Christus, beleden als de Zoon van God, centraal. Dit jaar schreef Eric vanden Berghe, hierin bijgestaan door collega's seminarieprofessoren, in de hem kenmerkende essayistische stijl een boek over de Heilige Geest. Nu is het in de loop der eeuwen gemakkelijker gebleken de Geest visueel af te beelden - zo ook de mooie duif van Chagall op de kaft - dan er zinvol over te spreken. Terwijl het vadersymbool eerder Gods ongenaakbaarheid, zijn transcendentie benadrukt, houdt het symbool van de Geest verband met Gods werkzame aanwezigheid, met zijn immanentie. God heeft zich immers na het sterven van Jezus niet definitief uit de wereld teruggetrokken, wat in dit boek herhaaldelijk wordt onderstreept.
Nadat het bijbelse spreken over de Geest is uiteengezet, wijdt de auteur een aantal hoofdstukjes aan wat het betekent geestelijke mensen te zijn. In het hoofdstukje met de titel ‘pertinente vragen’ wordt ingegaan op de kritische brief van een gelovige die een voorontwerp van het boek te lezen had gekregen en aanvoelt dat de theoloog de Heilige Geest te veel binnen de kerk situeert. Hoewel de auteur in dit hoofdstuk open ingaat op het probleem van het religieus pluralisme en bevestigt dat particuliere kerken Gods Geest niet voor zich alleen mogen opeisen, houdt hij in zijn antwoord toch vast aan de zinvolheid van het kerkelijke spreken over de universele heilsbetekenis van Jezus. Vanden Berghe deinst er evenmin voor terug weerbarstige geloofsthema's als de zonde tegen de Heilige Geest van onder het stof te halen en geeft ook aanzetten tot een theologie van de kerk als het werk van de Geest. Maar alles is zeer leesbaar gehouden en luchtiger gemaakt met prachtige liederen van Huub Oosterhuis.
[Peter de Mey]
Lannoo, 202 p., 495 F
ISBN 90-209-3236-5
| |
Van Eric vanden Berghe op Bibnet:
Literaire nieuwtjes
De gist en het deeg (Davidsfonds)
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
| |
| |
Henri Boelaars
De Ariadnedraad van een monnik
245.5 / Hildegard Von Bingen / Miniaturen
Henri Boelaars, benedictijnermonnik van de Sint Willebrordusabdij Slangenburg (Doetinchem, Nederland), heeft zich meer dan een halve eeuw - tijdens zijn dagelijkse geestelijke lezing - beziggehouden met de studie van het leven en werk van Hildegard von Bingen. Daarbij ging zijn voorkeur uit naar de 35 raadselachtige miniaturen, waarmee de heilige haar eerste boek Scivias liet illustreren.
Boelaars - voor zijn intrede in het klooster gevormd aan de kunstacademie - interpreteert de verschillende miniaturen vanuit de kleuren zilver, blauw en goud, die in de versiering van de teksten overvloedig aanwezig zijn. Deze kleurschakeringen reiken hem de sleutel voor het begrijpen van de wonderlijke figuren en voorstellingen, die eeuwenlang vergeten en onbegrepen bleven. Boelaars beperkt zijn verklaring niet tot een historisch-kritische interpretatie van de miniaturen, die zijn verstaan tot het verre verleden zou beperken. Integendeel, hij stelt uitdrukkelijk de vraag en geeft antwoord op wat Hildegards oeuvre voor de mens van vandaag nog kan betekenen. Hij bouwt een brug tussen de middeleeuwse 12de en onze aanstaande 21ste eeuw.
Zo wordt duidelijk wat Hildegard voor de auteur zelf betekent en wat hij in de beeldrijke titel van zijn boek aangeeft. Zoals de draad van Ariadne eens Theseus door het labyrint van Knossos naar de uitgang leidde, zo bracht Hildegard Boelaars in de geestelijke ruimte die hij zocht en nodig had om helemaal mens en religieus te kunnen zijn. De publicatie is mooi verzorgd en de 16 miniaturen in kleurendruk (zie ill.) helpen je zien en oordelen wat de monnikkunstenaar uit Hildegards denken en visioenen als oud en nieuw wist boven te halen. Het werk draagt het stempel van jarenlang nauwkeurig toekijken, overwegen en confronteren met mens en wereld, vroeger en nu.
[Frans Peerlinck]
Kok, 77 p., 798 F
ISBN 90-242-8560-7
| |
Catherine Cornille
De wereldgodsdiensten over schepping, verlossing en leven na de dood
203 / Vergelijkende Godsdienstwetenschap
Heeft het met de millenniumgekte te maken? Naarmate we het jaar 2000 naderen, klinken de vragen naar het wezen van de mens steeds luider. Schepping, verlossing en leven na de dood: het zijn vragen die in de wereldgodsdiensten gesteld worden. Vandaag worden ze opnieuw gesteld, en antwoorden worden gezocht in de interreligieuze dialoog. De vergelijkende studie van de godsdiensten is belangrijk, aldus de auteur, want het object van die studie is de religie. Daarvan somt ze enkele universele kenmerken op. Belangrijk zijn steeds de symbolen en de mythe. In een apart hoofdstuk maakt Cornille duidelijk dat de oorsprongsmythe - het scheppingsverhaal - een oorspronkelijke mythe is. Ze beschrijft vervolgens de schepping zoals die verhaald wordt in de orale culturen, in de Semitische en de Indische tradities en in de tradities van Oost-Azië.
In de godsdiensten wordt voortdurend de spanning bestudeerd tussen kwaad en heil, zonde en verlossing, chaos en harmonie, onwetendheid en kennis. Om met zijn eigen spanningen in het reine te komen, heeft de mens nood aan bemiddelaars. Er zijn menselijke bemiddelaars en er zijn goddelijke bemiddelaars, afkomstig uit een andere wereld. Een belangrijke vraag waarmee de mens vroeg of laat worstelt, is die van dood en hiernamaals. Cornille beschrijft hoe de dood wordt opgevat als oorsprong van de religie, waarin symboliek een bijzonder indringende betekenis heeft. Ze geeft ook een typologie van voorstellingen van dood en hiernamaals. In een laatste hoofdstuk ziet de auteur in het religieus pluralisme een vraagstuk. Het bestaan van andere religies, met hun eigen aanspraken op absoluutheid, kan worden ontkend. En in het fundamentalisme kunnen alle absoluutheidsaanspraken worden verworpen. Er bestaat een derde weg, zo onderstreept de auteur, en volgens haar de enige goede: die waarbij noch het eigen geloof, noch dat van de andere wordt genegeerd of gereduceerd, namelijk de weg van de dialoog.
Pluspunt aan dit boek is de heldere synthese die over het onderwerp wordt aangeboden: het geeft op een zeer toegankelijke manier een goed vergelijkend beeld van de wereldgodsdiensten.
[Frans L. van den Brande]
Davidsfonds, 128 p., 695 F
ISBN 90-6152-664-7
| |
Gerard Dekker e.a.
God in Nederland 1966-1996
205 / Godsdienst; Nederland
Dertig jaar geleden verscheen in het tijdschrift ‘Margriet’ een eerste groot opinieonderzoek naar geloof en Kerk in Nederland. Het waren hoofdzakelijk journalisten die in 1979 het initiatief namen tot herhaling van dit onderzoek. ‘Kruispunt-tv’, het rooms-katholiek programma, is niet hijgerig op zoek naar feiten over kerkelijk leven vroeger en nu. Het gaat erom zicht te krijgen op de verschuivingen in de christelijke godsdienst, weet te hebben van de godsdienstigheid der Nederlanders en meer duidelijkheid over de rol van de kerken in het publieke debat.
Daarom herhaalde men nu het onderzoek van 1966 en 1979. Een vergelijking over 30 jaar dus. In een eerste hoofdstuk vind je de veranderde opvattingen van Nederlanders omtrent de betekenis van Kerk en geloof voor de samenleving. Vervolgens wordt bekeken of katholieken, hervormden en gereformeerden dezelfde ontwikkelingen hebben doorgemaakt. Tot slot analyseert men de gegevens opnieuw m.b.t. de vraag of deze veranderingen ook gevolgen hebben voor de samenleving als geheel. In het slothoofdstuk vind je dan de belangrijkste conclusies van het onderzoek. Achterin het boek zijn de verantwoording en de vragenlijst met de recente tellingen opgenomen. Dit is wel- | |
| |
iswaar een cijfermatig weergeven van feiten. Journalisten hebben er nood aan. Het is voor beleidsmensen een onmisbaar gegeven, ook al gaat het over zaken die niet altijd in cijfers kunnen worden uitgedrukt. Toch is dit een aan te bevelen werk door eminente wetenschapsmensen. Het kan ons redden van sloganesk of modieus spreken over geloof en kerk.
[Jan Scheers]
Anthos, 153 p., 498 F
ISBN 90-414-0209-8
| |
Erik Galle
De spiegel doorbreken
235.7 / Spiritualiteit; Christendom
Het voorwoord van De spiegel doorbreken zet al in de eerste zin de toon: ‘In onze luidruchtige en haastige maatschappij, gedreven door de informatica-explosie en gebukt onder de dictatuur van de communicatiemedia, dreigt de moderne mens zich steeds meer vereenzaamd terug te vinden, afgesneden van de medemens, losgeraakt van vitale waarden’. Dit boekje ageert tegen de dominantie van de moderne massamedia, die de kijklustige mens steeds meer doet vervreemden van het ware leven. En dat moet gezocht worden in een leven waar ruimte is voor werkelijke zelfontwikkeling en een sociaal leven met diepgang. Erik Galle ijvert voor een doorbreken van de narcistische positie van de mens, die zich graag spiegelt aan zichzelf. ‘De kijklustige westerling [...] vergeet dat het oog [...] voortdurend buitenwaarts is gericht en een belemmering vormt voor introspectie en verwerving van zelfkennis’, zegt Piet Nys in het voorwoord. Met deze publicatie wil Galle de spiegel doorbreken door op zoek te gaan naar de ander. Hij bedoelt dit niet enkel als een immanente daad, maar eerder als een transcendent proces: ‘Een spiritualiteit die deze narcistische kijk op menswording als basis neemt, vindt daarin een veilige stapsteen naar een open houding, ten opzichte van het religieuze, ten opzichte van God. Deze god is dé Andere bij uitstek, een God van de uittocht die elke spiegel wil doorbreken’. Galle ijvert ervoor om tot het ware leven door te dringen. Hiervoor moet de moderne mens dringend de spiegels van zijn zelfvergoddelijking, die hem afsluiten van het goddelijke leven, doorbreken.
De spiegel doorbreken is erudiet en vlot geschreven. Het laat nochtans inhoudelijk weinig ruimte voor niet-gelovigen, die op een ‘immanentere’ manier toch diepgang zoeken. De lay-out van het boekje is luchtig: tussen de teksten is er veel witruimte ‘die uitnodigt tot bezinning’.
[Patrick Vanhaecke]
Acco, 118 p., 575 F
ISBN 90-334-3841-0
| |
Jacobine Geel
Eigen zinnigheid
223 / Bijbel
De bijbel heeft steeds in de belangstelling gestaan. Vandaag nog meer dan vroeger, want nu wordt hij ook door de katholieken gelezen en ook niet-gelovige schrijvers zijn soms getroffen door een of andere passage uit de Schrift. Jacobine Geel heeft aan 34 auteurs gevraagd een paar bladzijden te willen schrijven rond een bepaalde tekst uit het Oude of Nieuwe Testament. Meestal zijn de auteurs gelovigen, maar ook anderen komen aan bod. Daarbij valt het op dat de meeste schrijvers of dichters getroffen werden door teksten uit het Oude Testament; slechts een derde koos een tekst uit het Nieuwe Testament. Veel in Vlaanderen bekende auteurs zijn er niet bij. Vooral Schillebeeckx is ons bekend en hij heeft het over de tuin waar de nieuwe Adam, Jezus, de nieuwe Eva, Maria Magdalena, ontmoet. Alles samen de moeite om te lezen.
[Paul Pas]
Meinema, 127 p., 498 F
ISBN 90-211-3699-6
| |
Ans Kits e.a. (red.)
Zijsporen
234.9 / Liturgie / Vrouwen
De auteurs willen een aantal verschillende sporen van vrouwen (‘zij-sporen’) die wortelen en werken in verschillende geloofstradities bij elkaar brengen. Hoofdbedoeling voor de lezers is deze teksten te lezen, maar ook deze zij-sporen als werkwoord te gebruiken; het gaat dan om het opsporen van God en van bondgenoten. Tenslotte heeft deze titel nog een derde betekenis: de heersende theologie en liturgie wordt beheerst door mannen. Op zij-sporen reizen, is reizen op het spoor van vele vrouwen (en mannen) die uitgerangeerd werden omwille van verkeerde verhoudingen, vooral machtsverhoudingen, tussen de verschillende sporen. Deze zij-sporen hopen een bijdrage te leveren aan een rechtvaardigere samenleving waar macht niet het laatste woord heeft. Ervoor openstaan draagt bij aan de heel-making van deze samenleving.
De samenstellers onderscheiden sporen in de liturgie, sporen in het kerkelijk jaar, sporen bij kruispunten in het leven en liederen. In het eerste deel gaat het om liturgische teksten geschreven door vrouwen, met het oog op het gebruik ervan in verschillende liturgieën. Het tweede deel bevat teksten, symbolen en rituelen voor het kerkelijk jaar. Als symbolen worden elementen uit de natuur gebruikt, maar evengoed een ballon, een slagboom... De kruispunten in het derde deel zijn niet alleen de vrij traditionele hoogtepunten, maar ook een ritueel bij de verwerking van een incestervaring, een herdenkingsritueel bij de verjaardag van een overlijden... Tenslotte zijn 47 liederen opgenomen rond de meest verschillende onderwerpen, allemaal op tekst en/of getoonzet door vrouwen. Wie op zoek is naar originele liederen voor een viering kan hier zeker inspiratie opdoen of zijn gading vinden. Het gaat om poëtische en erg inlevend geschreven teksten, die universele thema's raken.
[Hilde Debacker]
Narratio, 128 p., 300 F
ISBN 90-5263-193-X
| |
| |
| |
Burton L. Mack
Wie schreven het Nieuwe Testament werkelijk?
227.3 / Nieuwe Testament
Burton L. Mack is een Amerikaanse bijbelgeleerde en godsdiensthistoricus, die zich meer dan 30 jaar lang heeft beziggehouden met de academische studie van religie en cultuur. Hij stelt dat wij veel te weten kunnen komen over de geschiedenis, literatuur, religie en culturen van het oude Nabije Oosten en over de Grieks-Romeinse wereld, waar de botsing van culturen plaatsvond die zowel het jodendom als het christendom voortbracht. Er is gedetailleerde kennis voorhanden van de oorspronkelijke talen en inhoud van ieder boek van de bijbel, zodat het mogelijk is de omstandigheden te beschrijven die de aanleiding tot het schrijven ervan vormden. De auteur zegt ook in staat te zijn om te verklaren waarom een nieuwe tekst geschreven werd, hoe elk geschrift putte uit andere teksten, ideeën en mythen, en hoe het creatieve element in een nieuwe literaire compositie werd bewerkstelligd. Voorts stelt hij dat de godsdienstgeschiedenis kan putten uit talrijke hulpbronnen en uit een nog breder cluster van academische disciplines, met inbegrip van etnografie, culturele antropologie, vergelijkende godsdienstwetenschap en de godsdienstsociologie. Zelden wordt in het openbaar een beroep gedaan op die kennis. Hij hoopt met dit no-nonsense boek over het maken van de christelijke bijbel of het Nieuwe Testament hierin verandering te brengen.
Velen behandelen de bijbel alsof hij een verzameling goddelijke orakels is die ontcijferd moeten worden, wil men de waarheid vinden die zij bevatten. Aan de andere kant is in onze maatschappij de algemene kennis van de bijbel in werkelijkheid zeer gering. De vroeg-christelijke cultuur maakte nu eens gebruik van de joodse wortels, dan weer van Griekse ideeën totdat de universele kerk, verblind door het Romeinse machtsdenken, een selectie heeft gemaakt en de canon opgesteld.
Het voorliggende boek bevat drie delen. Deel één handelt over Jezus en de Christus: de ontleding van botsende culturen, diverse leringen uit de Jezusbewegingen en fragmenten van de Christuscultus. In deel twee komt na Jezus Paulus aan bod en het traditionele beeld van de manier waarop het christendom begon. Nu moeten wij de traditionele opvatting van Paulus' bekering, missie en boodschap herzien aan de hand van de teksten van de oudste Jezusbewegingen die zelfstandig opereerden. Deel drie is gewijd aan de geschiedenis en de christelijke mythe. Het verzinnen van apostolische tradities, de toeeigening van Israëls geschiedenis en de schepping van de christelijke bijbel komen daarin aan bod. Diverse aanhangsels besluiten het boek i.v.m. situering in tijd en ruimte van de vroegchristelijke literatuur, de segmenten van de Q-bronnen zoals zij in het Evangelie van Lucas voorkomen met het schema van de inhoud van die bronnen, de uitsprakenverhalen in Marcus, de literatuur, noten van de vertaler en een trefwoordenregister. Een meesterlijk geschreven boek dat onze visie op het christendom zal verruimen.
[Gaston van Zeghbroeck]
Ankh-Hermes, 331 p., ill., 1190 F
ISBN 90-202-8145-3
| |
Peter De Mey e.a. (red.)
God: omschreven, niet afgeschreven
230.3 / Theologie; Christendom
Moedige én omzichtig, bescheiden gestelde, maar ook geëngageerde theologische reflecties van verschillende auteurs die erop gericht zijn de werkelijkheid van God te omschrijven. Hun benaderingen zijn geschreven in een geest van deemoed die elke vorm van opdringerigheid afwijst, maar die toch uitdrukking willen zijn van een gefundeerd doordenken en inleven. Essays die opteren voor openheid op geloof, geloofsaanvaarding en groei in geloof. Waarin God niet beschikbaar wordt gesteld volgens menselijke behoeften en Hem niet in definitieve vormen en concepten laten ‘inordenen’ naar menselijke overwegingen. De auteurs omschrijven die werkelijkheid van God zoekend, met aandacht voor de realiteit waarin de moderne mens te leven heeft en met aandacht voor vragen die betrekking hebben op een uiteindelijkheidsperspectief. ‘De bijdragen in deze bundel willen een begin maken met de onderneming van een theologie als het “verantwoord” noemen van de naam van God in een nieuwe context’. De verschillende artikelen gaan uit naar hedendaagse ervaringen als new age, het ecologisch bewustzijn, opvoeding, maatschappelijk engagement, zinzoeking, godsdienstonderricht en liturgievieringen. God laat zich immers vooral omschrijven vanuit menselijke ervaringen, ervaringen van zinvolheid en zinloosheid, van tevredenheid en gebrokenheid. Een belangrijke toegangsweg tot dit overdenken wordt dan ook gevormd door de persoonlijke biografie. In het essay ‘In aarden potten: het einde van een correlatie-didactiek’ stelt Peter Malfliet dat openbaring en ervaring geen tegenstelling vormen. Het weerstreven van dat onechte is in elke bijdrage voelbaar, wordt telkens - weliswaar vanuit verschillende invalshoeken - als uitweg voor het geloof en zijn beleving aangegeven. Wat vandaag is of zou kunnen zijn, wordt ook nooit losgedacht van wat het verleden bood en wat de toekomst mogelijk brengen kan. Een aansprekende publicatie die getuigt
van authenticiteit en ruimte geeft aan nieuw denken, aanvoelen en beleven.
[Guido Goedemé]
Acco, 220 p., 795 F
ISBN 90-334-3972-7
| |
Rubriek 300, Sociale wetenschappen: rechtzetting
In de recensie van het boek Rwanda, kerk en volkerenmoord (Li 1998, p. 129) van Mark Deltour is een onterechte kritiek geuit. De recensent maakte bedenkingen bij de selectie van de feiten in de chronologie i.v.m. een brief van gevluchte Rwandese priesters. De auteur heeft deze brief wel degelijk in zijn chronologie opgenomen op de correcte datum 2 augustus 1994. Els de Temmerman (Afrika, continent in beweging, p. 163) heeft het over deze brief op datum 2 augustus 1996 en Colette Braeckman op datum 2 augustus 1995 (De wortels van het geweld, p. 82). Een misverstand ten gevolge van verschillende dateringen in verschillende publicaties.
| |
| |
| |
300 - Sociale wetenschappen
Tannelie Blom
Complexiteit en contingentie
303.6 / Niklas Luhmann
Systeemtheorie; Sociale Wetenschappen
De Duitse socioloog Niklas Luhmann is een van de grote hedendaagse sociologen. Zijn globale systeemtheoretische aanpak wil de disciplinaire versplintering tegengaan. Tot voor kort was er geen Nederlandstalige introductie tot de systeemtheorie van Luhmann. Onlangs verschenen er bijna gelijktijdig twee inleidende studies. Uitgeverij Acco publiceerde Sociale systemen bestaan onder redactie van Rudy Laermans en bij Kok Agora verscheen dit werk van de jonge Nederlandse filosoof Tannelie Blom. De auteur beschrijft eerst de premissen van de algemene systeemtheorie. Vervolgens gaat hij dieper in op de hoofdbegrippen van Luhmanns sociologie: zin, complexiteit, reductie, contingentie. Zin is trouwens het fundamentele begrip van zijn sociologie. De moderne samenleving onderscheidt zich van de vroegere, meer eenvoudige maatschappij door functionalisering, complexiteit en differentiëring die steeds meer toenemen. Niklas Luhmann was ca. 20 jaar geleden in een grondige theoretische discussie verwikkeld met Jürgen Habermas, waarbij Luhmann pas de laatste jaren op zijn echte theoretische merites wordt beoordeeld door de meeste sociologen.
Wie de complexe theoretische concepten van Luhmann nog niet kent, heeft aan dit boek een flinke kluif. Alhoewel de auteur een verdienstelijke poging onderneemt om de moeilijke theorie uiteen te zetten, vergt de lectuur van dit werk toch een vrij grote inspanning. De systeemtheorie van Luhmann valt nu eenmaal niet eenvoudig uit te leggen.
[Jan Geeraerts]
Kok Agora, 337 p., 1300 F
ISBN 90-391-0730-0
| |
Bram Boxhoorn, Max Jansen
De integratie van Europa
339.5 / Europese Eenwording
De idee van Europese integratie is uiteraard ouder dan de 40-jarige Europese Unie. De Romeinen werkten op hun manier al aan integratie en ook later dook de gedachte aan een ‘verenigd Europa’ regelmatig op. Uit het Congres van Wenen, dat het Europa na Napoleon moest herinrichten, vloeide bv. een eerste samenwerkingsverband tussen Europese nationale staten voort, het Europese Concert. Het is dan ook hier dat auteurs Bram Boxhoorn en Max Jansen hun overzicht van de geschiedenis van de Europese integratie aanvatten. Toch is dit boek (zie ill.) meer dan zomaar een overzicht. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met kritische slotopmerkingen, die van het geheel een historische balans maken, zoals de ondertitel pretendeert. In het afsluitende hoofdstuk wordt een algemene balans opgemaakt en vooruit geblikt. Volgens de auteurs is er pas sprake van integratie als in een verband homogeniteit, legitimiteit en machtsconcentratie worden versterkt. Terwijl de economische homogeniteit binnen de EU onmiskenbaar is versterkt (open markt, vrije mededinging, de EMU), blijft de integratie op andere domeinen (buitenlandse politiek, sociale zaken) uiterst bescheiden en lijkt ze, ongeacht de voornemens in Maastricht, niet erg gewenst. Niettegenstaande de EU steeds verder werd uitgebouwd, leverden de meeste lidstaten weinig autonomie in. De nationale staten blijven hoofdrolspelers. De balans valt dan ook eerder negatief uit, ‘verscheidenheid in eenheid’ haalt het vooralsnog op ‘eenheid in verscheidenheid’. De auteurs pleiten met het oog op de uitbreiding van de EU voor een kritische en creatieve reflectie over eventuele andere organisatie- en werkvormen als de onwil tot verregaande en werkelijke integratie het blijft halen. Ze lanceren bv. de verrassende gedachte van een kerngroep van geïntegreerde staten met daarrond subgroepen van landen die op bepaalde domeinen hun autonomie willen behouden. Dit vlot leesbare en kritische boek, dat een
massa informatie levert, is wellicht in de eerste plaats opgevat als werkinstrument voor studenten, maar is boeiend leesvoer voor iedereen met belangstelling voor Europa.
[Koen Vandebos]
Coutinho, 367 p., ill., 1090 F
ISBN 90-6283-055-2
| |
Dirk Horringa
Het drama van de hyperwerkloosheid
318.9 / Werkloosheid; Nederland
Het beleid van het Nederlandse paarse kabinet kent heel wat bewonderaars. Toch is men in Nederland niet zo gelijkgestemd over het poldermodel. In een reeks columns in ‘Visie’, het blad van de handelsbank MeesPierson (voorheen ABN-Amro), maakte gewezen hoogleraar Dirk Horringa de afgelopen jaren brandhout van het beleid van zowat alle Nederlandse regeringen sinds de jaren '70. Dit boekje bundelt die columns en artikels. Volgens Horringa gaat het allesbehalve goed met Nederland en verhult de huidige bewindsploeg met gemanipuleerde cijfers een verborgen werkloosheid van maar liefst 26 procent. Dat betekent een tekort van 2,5 miljoen banen in de private sector. Dit komt door de waanzinnig hoge fiscale druk, die niet alleen zorgt voor kapitaalvlucht (o.m. naar België), maar ook talloze moeizaam opgestarte kleine en middelgrote bedrijven wurgt. Daartegenover staat de collectieve sector - ambtenaren, inactieven en ouderen - die steeds meer kost. Privatiseren van overheidsdiensten is dus de boodschap, het ambtenarenkorps dient gehalveerd. Ambtenaren moeten omgeschoold worden voor functies in marktconforme bedrijven. Verder moet een verregaande lastenverlaging ondernemingen toelaten banen te scheppen. Kleine ondernemingen, de ‘Reuzen van de toekomst’,
| |
| |
moeten beter ondersteund worden. Globaal gezien moet Nederland zich ontwikkelen als een kruispunt van technologie- en communicatiekanalen of, in Horringa's woorden, een ‘Multicultural HiTech HiTrust Global Trade and Communication Hub’. Hij wijst terecht op een aantal pijnpunten van het poldermodel, maar maakt er zich ook behoorlijk makkelijk vanaf. Zo doet hij weinig moeite om uit te leggen wie allemaal bij die 26 procent verborgen werklozen horen. Het zou vaagweg gaan om dat deel van de ‘beroepsbevolking die wordt getroffen door werkloosheid of andere vormen van inactiviteit’. Oost-Duitsland opvoeren als een na te volgen voorbeeld van een geslaagde privatiseringsoperatie lijkt me ook niet zo gelukkig. Horringa's visies zijn duidelijk liberaal geïnspireerd, maar hij herleidt de problematiek tot een erg simpele polarisatie tussen de collectieve en de marktsector. Omdat het om gebundelde columns gaat, lees je vaak hetzelfde en Horringa gebruikt ook wat te graag een irritant managers-Engels. Toch verdienen deze kritische opmerkingen zeker aandacht, al was het maar om de wat evidente euforie rond het poldermodel te nuanceren.
[Koen Vandebos]
Prometheus, 74 p, 375 F
ISBN 90-5333-615-X
| |
Over werkloosheid op Bibnet:
Literaire nieuwtjes
Viviane Forrester: De terreur van de economie (Ambo) |
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
P. de Keersmaeker, M.-A. Wilssens
De toegevoegde waarde
333.2 / Paul De Keersmaeker
In dit boek blikt politicus en bedrijfsleider Paul de Keersmaeker op zijn rijkgevulde loopbaan terug. Zoals andere drukbezette beleidsmakers, doet De Keersmaeker voor zijn verhaal een beroep op een journalist, in dit geval de exredactrice economie van ‘Het Nieuwsblad’ Marie-Anne Wilssens. Haar taak bestond erin de nodige structuur en spankracht aan het relaas van de hoofdrolspeler te geven. Paul de Keersmaeker werd in 1929 in het Vlaams-Brabantse Kobbegem geboren. Zijn ouders waren eigenaar van een brouwerij en een landbouwbedrijf, en behoorden tot de katholieke burgerij. In navolging van zijn vader werd hij reeds op 28-jarige leeftijd CVP-burgemeester van zijn geboortedorp. Via arrondissementele functies, uitgebreid dienstbetoon en gesteund door de Boerenbond, klom De Keersmaeker snel in de partijhiërarchie op: in 1968 werd hij lid van de Kamer, in 1974 van het Europees Parlement en in 1981 werd hij staatssecretaris voor landbouw en Europese zaken. Dit boek bevat verhalen uit die politieke loopbaan: zijn belangrijke rol in de communautaire onderhandelingen die leidden tot het Egmondpact, zijn essentiële bijdrage tot de fusies van de gemeenten in 1976, zijn radicaal optreden tegen de varkenspest in 1990, zijn pogingen land- en tuinbouw met milieuzorg te verzoenen, zijn lobbywerk om het mestdecreet bij te sturen, zijn actieve bijdrage tot het verdrag van Schengen... In 1992 kreeg hij geen nieuwe ministerpost en stapte over naar het bedrijfsleven. Hij werd o.a. voorzitter van de raad van bestuur van Interbrew en de Kredietbank.
Paul de Keersmaeker is geen man van de schijnwerpers. Hij voelt zich beter op de tweede rij, waar charisma minder belangrijk is, maar waar des te harder wordt gewerkt. Hij is een typische figuur van het Ancien Régime, die het dienstbetoon verdedigt (‘nooit heb ik er ook maar één centiem voor gevraagd of gekregen’), het spel van de politieke benoemingen aanvaardt en zijn macht ontleent aan het sterke maatschappelijke middenveld, waar de eigenlijke beslissingen in alle rust en zonder pottenkijkers worden genomen. Net zoals Dehaene en Tobback vindt hij de Nieuwe Politieke Cultuur veel geblaat en weinig wol: ‘Ik heb nooit anders geweten dan dat we ons vragen stelden over de gang van zaken in de politiek en dat alles voortdurend veranderde... Het is dus kortzichtig te denken dat wat er nu gebeurt een echte ommezwaai is’.
Het levensverhaal van De Keersmaeker blijft te veel hangen in de anekdotiek. Er worden geen pogingen ondernomen om de biografie in een breder maatschappelijk kader te plaatsen. De Keersmaeker rolt vanzelf van de ene functie in de andere. Over zijn positie in de CVP wordt nauwelijks gerept. Het is een louter descriptief apologetisch verhaal geworden. Bovendien merk je dat het boek haastig bij elkaar werd geharkt (storende herhalingen). Het is structureel zwak en in een vrij stroeve taal geschreven. De publicatie bevat geen register, geen chronologisch overzicht van de carrière van De Keersmaeker en geen lijst van zijn mandaten. Daardoor raak je voortdurend op de dool in het labyrint van zijn ontelbare functies en mandaten. Een stevige kritische studie zou deze te weinig bekende topfiguur veel meer recht hebben gedaan.
[Gunter Bousset]
Lannoo, 147 p., 595 F
ISBN 90-209-3198-9
| |
Susan Mitchell
Na het lezen van uw boek heb ik mijn man verlaten
315.1 / Vrouwenemancipatie
Een van de duidelijk positieve gevolgen van de emancipatiegolf in de jaren '70 is dat vrouwen nu zelf het initiatief durven nemen om hun leven te leiden en eventuele doodgelopen relaties te verbreken. Ze ondergaan niet langer - zoals hun moeders en grootmoeders - het lot dat de vrouw in het huwelijk was toegezegd. Een van de aanleidingen tot het nemen van zulk een drastische stap lag blijkbaar in de lectuur van boeken van bekende voorvechtsters van de gelijkberechtiging van vrouwen zoals Betty Friedans De mystieke vrouw (Muntinga, 1985), De vrouwelijke eunuch (Meulenhoff, 1992) van Germaine Greer, Erica Jongs Fear of flying (1970), Sexual politics (1970) van Kate Millet en Marilyn French' Ruimte voor vrouwen (Pandora, 1996). Dit gegeven bracht Susan Mitchell ertoe een aantal van die schrijfsters op te zoeken en hen te confronteren met de onmiskenbare invloed die hun boeken op het leven van hun lezeressen bleek te hebben. Het is een bijzonder levendig boek geworden dat evenzeer het wedervaren en de gevoelens van de vraagstelster als de dikwijls verrassende reacties van haar gesprekspartners weet te treffen. Naast voornoemde auteurs werden tijdens deze 10-daagse reis, die haar van Adelaide in Zuid-Australië naar de Verenigde Staten, Zweden en Engeland
| |
| |
bracht, ook nog Gloria Steinem, Phillis Chesler, Alice Walker, Naomi Wolf, Robin Morgan en Susan Faludi aan de tand gevoeld. Een sprankelend en spontaan boek dat ook zijn mislukkingen niet verbergt: m.n. de weigering van Germaine Greer om een gesprek toe te staan.
[Jet Sienema]
BZZTôH, 320 p., 690 F
ISBN 90-5501-487-7
| |
Reginald Moreels
Hoop voor de naakte mens
333.2 / Reginald Moreels
Voor Reginald Moreels kan je God niet voelen in preken of godsbewijzen, maar in mensen, gebeurtenissen en getuigenissen. Ook dit is een getuigenisboek waarin Omer Tanghe Moreels bevraagt over wat hem bezielt en daar zijn eigen ervaringen aan toevoegt. Met veel warmte spreekt Moreels over zijn gezin en zijn ignatiaanse opvoeding. In het boek komen zowel politieke, ethische als geloofskwesties aan bod en voor al deze thema's toont Moreels zich even erg betrokken. Zo houdt hij een even gefundeerd pleidooi voor terreindiplomatie als alternatief voor de wapenhandel, als een gelovig pleidooi voor het erkennen van Gods aanwezigheid in deze van lijden doordrenkte wereld. Moreels heeft een duidelijke boodschap. Hij getuigt tegen de bitterheid, de onverschilligheid en de eigendunk die de mens ontwaarden. Het WTK-model (wetenschap, technologie en kapitaal) dat de wereld regeert, heeft de mens niet vooruitgeholpen wat zingeving betreft. De welvaart kan het gevoel van ledigheid en zinloosheid niet wegnemen. Integendeel is het verkopen van gebakken lucht een topprioriteit geworden, want waar leegheid heerst moeten er producten komen' om dat gat in de mens te kunnen vullen. Voor niet confessionelen is het misschien moeilijk om de godsspraak in dit boek te vatten, maar dit warme pleidooi voor nederigheid, luisterbereidheid en medemenselijkheid beklijft hoe dan ook.
[Krista de Mey]
Lannoo, 239 p., 595 F
ISBN 90-209-3224-1
| |
Rudolf Maes (red.)
Democratie, legitimiteit, nieuwe politieke cultuur
332 / Burger En Politiek; België / België; Politiek
Iedereen heeft er tegenwoordig wel een mening over: de Nieuwe Politieke Cultuur (NPC) - in sommige media met een hoofdletter geschreven -, de mondige burger, de herwaardering van het parlement en de zgn. kloof tussen de burger en de politici. Mark Eyskens wees er trouwens enkele jaren geleden reeds op (De grote verjaring, Li 1995, p. 79): er bestaat geen kloof tussen de burger en de politici, wél tussen de burger (en politici) enerzijds en de politiek anderzijds. Waar gaat het eigenlijk over? Wat betekenen al die geladen begrippen en slogans die men te pas en te onpas gebruikt? Democratie, legitimiteit, nieuwe politieke cultuur doet een noodzakelijke poging om dit brede debat genuanceerd en wetenschappelijk te benaderen. Het boek is het verslag van het in mei 1997 te Leuven gehouden colloquium over het toenemend scepticisme van de burger over het functioneren van de verschillende overheden.
In de bijdragen van de leden van het departement Politieke Wetenschappen van de KU Leuven wordt aan de hand van recente theoretische inzichten en onderzoeksresultaten vooral een antwoord gezocht op de volgende vragen: hoe maakbaar is politieke cultuur? Wat weet de burger over politiek en hoe doorzichtig is de verkiezingsorganisatie? Hoe kunnen de werking van het parlement en de relatie parlement-regering worden verbeterd? Worden de regeringen niet beter rechtstreeks verkozen? Welke uitgangspunten kunnen dienen om de financiële beloning van de volksvertegenwoordigers te regelen? Wat te denken van cumul van (politieke) mandaten? Wat betekent de depolitisering van gerecht en administratie? Hoe kunnen we de democratische spelregels verbeteren en verfijnen? Hoe kunnen we de vraag naar een meer burgergerichte werking van de overheidsinstellingen realiseren? Vanuit verschillende perspectieven wordt op een gestructureerde wijze de politiek benaderd.
Dit boek is geen verzameling opiniestukken, wel een wetenschappelijk onderbouwd en beargumenteerd werk waarin de auteurs verschillende problemen schetsen en verbeteringen aanreiken. Vergelijkingen met het buitenland, cijfergegevens en enkele tabellen verduidelijken de Belgische situatie. Het is m.a.w. een zeer actuele en verhelderende bijdrage over de complexe werking van de Belgische democratie. Vanuit verscheidene langetermijnvisies worden concrete voorstellen voor verandering aangeboden. De auteurs ondergraven zowel de populistische slogans van de laatste maanden als de argumenten van behoudsgezinde politici. Interessant voor burgers én politici.
[Wout van Impe]
Acco, 144 p., 750 F
ISBN 90-334-3861-5
| |
Luc Peiren e.a. (red.)
Een eeuw solidariteit 1898-1998
317.22 / ABVV
In 1898 werd vanuit de Belgische Werkliedenpartij de Syndicale Commissie opgericht. Dit orgaan moest fungeren als federatie van de autonoom gegroeide socialistische vakcentrales en bonden en werd op die manier de voorloper van het huidige ABVV. De socialistische vakbond viert dit jaar haar eeuwfeest en daar hoort natuurlijk een overzichtspublicatie bij. In Een eeuw solidariteit 1898-1998 geven 10 historici hun visie op verleden en heden van het ABVV. Het boek bestaat uit twee delen, waarvan het eerste deel zeven chronologisch afgebakende hoofdstukken over een eeuw socialistisch syndicalisme omvat. Die geschiedenis begint uiteraard bij de Syndicale Commissie, die eind vorige eeuw letterlijk streed voor algemeen stemrecht, stakingsrecht en de wet op de arbeidsduur. Na de Eerste Wereldoorlog zag de vakbond zich aanvaard als sociale gesprekspartner en in 1937 werd het Belgisch Vakverbond opgericht, waaruit na de Tweede Wereldoorlog het huidige ABW ontstond. Dat ABW stelde zich autonomer op tegenover de BSP en toonde zich minder doctrinair, maar behield een fundamentele kritiek tegenover het kapitalisme. De vakbond groeide sterk, maar
| |
| |
werd in de jaren '60 qua ledenaantal overvleugeld door het ACV. In deel twee worden een aantal thema's belicht, zoals de aanpassing van het ABVV aan het federalisme door de oprichting van de intergewestelijke afdelingen. Verder komen ook het gebruik van de staking en de houding betreffende sociaal overleg en sociale zekerheid aan bod.
Bij een gelegenheidspublicatie weet je vooral dat je een vriendelijke, positieve benadering kan verwachten, maar dit boek is wetenschappelijk en vulgariserend, kritisch en genuanceerd. Het is ook een stijlvolle uitgave met mooie illustraties en een zakelijke, maar vlot leesbare tekst, die van het geheel meer maken dan een overzicht of huldeboek. Bovendien was het socialistisch syndicalisme in Vlaanderen nog niet zo vaak het onderwerp van historisch onderzoek en ook daarom is deze uitgave van belang.
[Koen Vandebos]
ABVV, 198 p., ill., 800 F
ISBN 90-5544-125-2
| |
340 - Economie
Frank van Empel, Salem Samhoud
Eigen doel
366.1 / Prestatievermogen / Ondernemen
Dit boek gaat over het verwezenlijken van eigen doelen door zowel individuen als organisaties. Het maken van keuzen staat centraal in het betoog van de twee auteurs: een journalist en een ondernemer. Daarbij houden mensen en organisaties wel voortdurend rekening met anderen, maar gaan uit van zichzelf: de eigen ervaring als enige houvast. Na hun nieuwe theorie van de vrijheid te hebben uiteengezet, weiden Van Empel en Samhoud uit over de angst om te kiezen. Beiden noemen zich aanhanger van de ‘Nieuwe Economie’ die niet voortvloeit uit economische modellen, maar uit een perceptie van de werkelijkheid in de hoofden van economische journalisten die door de gevestigde orde van economen wordt bestreden. De Nieuwe Economie trekt alles wat de economen reeds decennia verkondigen in twijfel. In die zin is ze een uiting van vrijheidsbeleving en anarchisme.
Daarna zetten de auteurs uiteen hoe individuen en organisaties zichzelf kunnen veranderen en verbeteren. Daarbij gaat het niet alleen om het ontwikkelen van een algemene visie en het stellen van eigen doelen, maar ook om de uitvoering ervan. Al zijn Van Empel en Samhoud fervente voorstanders van het harde vrijemarktsysteem, zij zijn niet blind voor het gevaar dat de arbeidsmarkt in de toekomst alleen nog maar succes zal opleveren voor een kleine elite van kenniswerkers, terwijl het leeuwendeel van de mensen noodgedwongen langs de kant staan. Wel menen zij dat dit probleem een uitdaging vormt voor onderwijzers en docenten, trainers, werkgevers, politici enz. Volgens hen zitten er in de meeste mensen nog vele ongebruikte capaciteiten die men dient te activeren. Bovendien gaat het leiding geven aan hoogopgeleide medewerkers steeds meer lijken op het coachen van sportploegen. Hiervan geven de auteurs een uitgewerkt voorbeeld, dat zij halen uit de wereld van het volley- en voetbal in Nederland. Tenslotte beschrijven ze het nieuwe type van ‘entrepreneur’ dat dynamiek brengt in de Nederlandse economie. Eigen doel (zie ill.) is zoals het behandelde onderwerp nogal onconventioneel, maar de idee die erin gepromoot wordt, wordt met veel overtuiging naar voren gebracht. Heilige huisjes worden niet gespaard. Voor al wie direct of indirect bij het bedrijfsleven betrokken is.
[Edgard Andries]
Academie Service, 219 p., ill., 790 F
ISBN 90-5261-235-8
| |
Lucio Velo
Belastingparadijzen
346.2 / Belastingparadijzen
Een mooi en verzorgd kijk- en bladerboek, met aantrekkelijke illustraties die aantonen dat de belastingparadijzen meestal ook toeristische troeven hebben. Uit fiscaal standpunt legt de auteur er de nadruk op dat de keuze van een belastingparadijs een complexe en genuanceerde technische keuze is, die juridisch grondig voorbereid moet worden en dat het niet alleen gaat om het gebruik van directe fiscale voordelen of leemten, maar ook om aangepaste vennootschapsvormen die specifieke constructies toelaten, zoals bv. de trust en de stichting. Ook de bescherming van het bankgeheim kan een criterium zijn.
Per land worden achtergrondfactoren geschetst en worden de juridische mogelijkheden keurig op het rijtje gezet. Het geheel vormt een interessante introductie die, ondanks de vrij droge materie prettig leest en die zelfs tot nuttige denksporen kan inspireren om aan belemmeringen te ontsnappen die het zakendoen in een overgeregulariseerde sfeer soms bemoeilijken. Voor verdere stappen is men uiteraard aangewezen op het deskundige advies van gespecialiseerde juristen.
[Marcel Bulckaert]
Zuid Boekprodukties, 167 p., ill., 598 F
ISBN 90-6248-934-6
| |
Herman van der Wee, Monique Verbreyt
De Generale Bank
345.6 / Generale Bank
Een klomp van een boek, keurig verzorgd en geïllustreerd, dat zich naar eigen zeggen tot een breed publiek wil richten. Maar gezien de (relatief) hoge prijs wordt dit een gemiste kans, de boeiende inhoud ten spijt. Het indrukwekkende boekwerk werd uitgegeven ter gelegenheid van de 175ste verjaardag van de ‘oude dame’, opgericht onder Willem I met steun van de Nederlandse vorst in 1822. De instelling was anderhalve eeuw ingrijpend verankerd in de Belgische economie, maar kantelde in het kader van de europeanisering in het Franse mandje van de groep Suez, na een korte flirt met de Amro-bank. De geschiedenis van de
| |
| |
bank, onlosmakelijk verbonden met die van ons land, wordt uitgebreid uit de doeken gedaan. Allerlei algemene en privé-archieven werden hiertoe nagelezen. Het boek werd verrijkt met talrijke fascinerende illustraties en tijdsdocumenten.
Een wetenschappelijk onderbouwde bijdrage, (ondanks de onvermijdelijke afrondingen en polijsting in de context van de opdracht) tot de geschiedenis van het Belgisch bankwezen en van het samenspel van politiek, economie en establishment in het onafhankelijke België. Maar ook een boeiend kijk- en leesboek in verzorgde uitgave.
[Marcel Bulckaert]
Lannoo, 448 p., ill., 1650 F
ISBN 90-209-3143-1
| |
390 - Recht
Marcel Colla
De pensioenwijzer
396.84 / Pensioen, Pensioenstelsels; België
Ons wettelijk pensioenstelsel is hoofdzakelijk gebaseerd op drie stelsels: werknemers, zelfstandigen en ambtenaren. Door de wet van 1 juli 1997 zijn er ingrijpende veranderingen aangebracht, niet zozeer om het pensioenstelsel te vereenvoudigen, integendeel, maar vooral om budgettair binnen de perken te blijven. Inderdaad rijst er reeds enkele jaren de vrees, aangezwengeld door sommige politici, dat het huidige systeem onbetaalbaar zou worden. België dient ook de pensioen-
| |
Norbert De Batselier
In goede staat
393.3 / Staatshervorming; België
De Vlaamse socialist Norbert de Batselier (geb. 1947) begreep op 24 november 1991, de beruchte zwarte zondag, dat het niet goed ging met zijn partij en met ons politiek systeem in het algemeen. Hij begon aan een lange vernieuwingstocht, die uitmondde in het radicaal-democratische project ‘Sienjaal’. SP, VU, Agalev, enkele jongerenorganisaties, de christelijke arbeidersbeweging en de socialistische vakbond waren geïnteresseerd, maar het project kwam niet echt van de grond: te hoogdravend, te ideologisch, te sloganesk en te vrijblijvend. Tegelijkertijd ontpopte De Batselier zich tot partij-ideoloog en duwde de SP in de richting van een pragmatisch socialisme à la Blair en Kok.
De Batselier, op dit ogenblik voorzitter van het Vlaams Parlement en burgemeester van Dendermonde, koppelt zijn rood-groen socialisme aan een Vlaams imago. In In goede staat (zie ill.) legt hij uit hoe onze staatshervorming verder moet evolueren. De Batselier heeft een hekel aan de emotionele en clichématige toon die het denken over de staatshervorming vaak overheerst. Hij wil op een nuchtere, rationele wijze en op basis van cijfermateriaal onze staatsinrichting analyseren. Bovendien zegt hij de waarheid niet in pacht te hebben. Dit boek mag als een werkdocument worden beschouwd. De auteur vertrekt vanuit de historisch moeilijke verhouding tussen het socialisme en de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Tot op heden is het woord ‘Vlaanderen’ in progressieve middens besmet. Onmiddellijk roept het reminiscenties op aan onverdraagzaamheid en egoïsme, ja zelfs aan fascisme. Dat gevoel mag volgens De Batselier niet leiden tot omgekeerde demagogische stellingnames in unitaristische richting. Hij wijst ook op emancipatorische socialistische figuren zoals Vermeylen, Huysmans en De Man, die ernaar streefden regionale, Europese en internationale belangen tot eenheid te brengen.
De Batselier is ervan overtuigd dat een verder doorgedreven federalisering onze structuren helderder en efficiënter zal maken. Tegelijk wil hij een duidelijke en doorzichtige solidariteit tussen de bevolking over de gemeenschappen en gewesten heen. Hij huldigt de tweepijlertheorie. Voor de inkomensvervangende pijler van de sociale zekerheid (o.a. werkloosheidsuitkeringen, pensioenen) pleit hij voor een zo groot mogelijke federale solidariteit; de kostencompenserende pijler van de sociale zekerheid (kinderbijslagen, gezondheidszorg) daarentegen wil hij federaliseren. Maar de financiering van de gezondheidszorg moet wel van de federale overheid blijven komen en aangepast zijn aan de behoeften van elke regio. Hij wil de Walen duidelijk niet in de armoede storten. Een systeem dat economische kloven veroorzaakt of bestendigt wijst hij radicaal af. De Batselier schenkt bijzondere aandacht aan Brussel, het armoedegebied bij uitstek van ons land. Onze hoofdstad is een kruispunt waar meerdere gemeenschappen samenleven in een multiculturele context. Er is dringend nood aan een voluntaristische, krachtige aanpak, waarbij Brussel minder als een hopeloos probleem en meer als een boeiende uitdaging wordt beschouwd. Parallel pleit hij voor een socialer en democratischer Europa, met strengere regels ter bescherming van de werknemer. In dit boek komen ook een aantal typische Nieuwe Politieke Cultuur-thema's aan bod. Onze democratie moet doorzichtiger worden en de besluitvorming zo dicht mogelijk bij de bevolking gebracht. Zijn voorstellen: gemeentelijk stemrecht voor niet-Belgen, gemeentelijke referenda, beperking van de macht van de (niet democratisch verkozen) intercommunales en grotere slagkracht voor de provincies. Denker en doener De Batselier is een politicus van groot formaat. Hij wil zijn partij vernieuwen tot een socialisme zonder dogma's: rood-groen, radicaal-democratisch, Vlaams en Europees. Dit boek over de institutionele
toekomst van ons land moet daartoe bijdragen. Het is een gedegen, onderbouwd en nuchter werkstuk geworden. Vraag is of we nog over een ‘vooruitstrevende visie’ kunnen spreken. De Batselier is erg voorzichtig in zijn analyse en wil blijkbaar SP-unitaristen en de Franstaligen niet voor het hoofd stoten. Zijn ideeën, eindeloos gewikt en gewogen, zijn bij een groot deel van de Vlamingen reeds aanvaard. In goede staat is qua vorm stroef, te technisch en structureel onevenwichtig. Zakelijkheid is goed, maar het had toch iets meeslepender gekund.
[Gunter Bousset]
VUB-Press, 205 p., 498 F
ISBN 90-5487-186-5
| |
| |
| |
Stefaan De Clerck
Het bos en de bomen
393.71 / Justitie, Rechterlijke Macht; België / Stefaan De Clerck
Stefaan de Cierck (geb. 1951) was pas een jaar minister van justitie toen in de zomer van 1996 de affaire-Dutroux losbarstte en het falen van ons gerechtelijk systeem pijnlijk werd blootgelegd. Jong en nieuw in het vak torste hij de hoop van zowat de hele bevolking en in de eerste plaats van de ouders van de vermoorde kinderen. Gesteund door de hele regering ging De Cierck naarstig aan het werk. Hij diende tientallen wetsontwerpen in, waarvan er einde 1997 reeds 28 gestemd waren. Maar de meeste wetten zijn technisch en weinig spectaculair, fundamentele veranderingen hebben tijd nodig en de gerechtelijke molens draaien traag. Hoe substantieel de koerswijziging ook is, op het terrein zijn nog maar weinig veranderingen te zien. De ouders van de vermoorde kinderen, met in hun kielzog een gedeelte van publieke opinie en pers, vinden dat het allemaal te traag gaat en keren zich tegen hem. De minister van justitie wordt braafheid, traagheid en besluiteloosheid verweten.
Als reactie op dat onbegrip en om het vertrouwen van de bevolking terug te winnen, schreef De Cierck Het bos en de bomen: justitie hervormen. Gevreesd kon worden dat het een typisch apologetisch boek zou worden in onbegrijpelijk kabinetsjargon. Niets van dat alles: het is een helder, vrij objectief en vlot geschreven overzicht van de tekortkomingen van ons justitieel systeem met een staalkaart aan mogelijke oplossingen en ideeën ter verbetering. De Cierck, die in dit boek zichzelf niet spaart, bewijst dat alvast hij door de bomen het bos nog ziet en dat hij het gerechtelijk systeem door en door kent, ook historisch.
In het eerste deel behandelt De Cierck de basisprincipes van een efficiënte justitie. Hij ziet er drie: de essentie van justitie is het oplossen van vele soorten conflicten in een complexe samenleving. Het gerechtelijk apparaat streeft er ten eerste naar om conflicten op de beste manier en rekening houdende met de beginselen van behoorlijk bestuur, op te lossen. Ten tweede is de magistratuur onafhankelijk. Dat neemt niet weg dat externe controle op de werking van het gerecht (o.m. de Hoge Raad voor Justitie) noodzakelijk is. Justitie stelt ten derde steeds de mens en de menselijke waardigheid centraal, of hij nu slachtoffer, verdachte of veroordeelde is. Het gerecht moet hen in de toekomst op een meer geïndividualiseerde wijze benaderen. Vanuit die basisprincipes formuleert hij vier grote beleidsdoelstellingen:
* het gerecht moet beter en performanter worden georganiseerd. Er is nood aan een managementcultuur. Geschillen moeten binnen een redelijke termijn worden beslecht en alle partijen moeten volledig geïnformeerd en betrokken zijn. |
* De criminaliteit moet efficiënter bestreden worden. Het tijdsverschil tussen het opduiken van nieuwe criminele fenomenen (hooliganisme, financieel-economische delinquentie...) en de reactie van justitie moet verkleinen, o.a. door intensere internationale samenwerking. |
* De magistraten moeten niet enkel uitstekende juristen zijn, maar ook aan de hoogste intellectuele en morele standaard beantwoorden. De bevolking moet opnieuw respect krijgen voor de magistratuur, die objectief wordt benoemd en permanent wordt gevormd en geëvalueerd. |
* De kloof tussen maatschappij en justitie moet worden gedicht. Justitie maakt deel uit van de maatschappij en is geen wereld op zichzelf. Nieuwe communicatievormen zijn daartoe essentieel, o.a. persrechters en justitiehuizen. |
Stefaan de Cierck staat voor een haast onmogelijke opdracht: hij moet op een democratische (scheiding der machten!), doordachte en behoedzame wijze al die ideeën in de praktijk omzetten en het conservatieve gerechtelijke systeem hervormen. Maar tegelijkertijd mag hij zijn achterban, de verontwaardigde kiezer die grote veranderingen wil, niet verliezen. Dit didactische, goed gestructureerde boek kan zeker bijdragen tot een beter begrip van de burger in de mallemolen die justitie heet. En voor de snelheidsduivels heeft De Cierck deze boodschap: ‘Bosbouw is een geduldig werk; er zijn wel wat snelgroeiers, maar de sterkste bomen groeien langzaam’.
[Gunter Bousset]
Lannoo, 184 p., 395 F
ISBN 90-209-3330-2
| |
[Vervolg Marcel Colla De pensioenwijzer]
leeftijd tussen mannen en vrouwen op gelijke hoogte te brengen. Hoedanook blijft het berekenen van een pensioen een kluwen van factoren en parameters, zoals loopbaanduur, loopbaanbreuken, coëfficiënten, plafonds, familiale toestand e.d., die de moed ontnemen om eraan te beginnen.
Met De pensioenwijzer wil Marcel Colla de geïnteresseerde een gids meegeven in dit doolhof. Vanuit de twee grootste stelsels, nl. deze voor werknemers en zelfstandigen, serveert de schrijver een globale informatie en een gestructureerde manier van pensioenberekening. Grootste probleem rijst natuurlijk wanneer iemand zijn beroepsloopbaan in verschillende stelsels heeft opgebouwd, wat de laatste jaren eerder regel dan uitzondering is. Naast de modaliteiten voor pensioenaanvraag worden hoofdzakelijk de voorwaarden en pensioenberekening voor werknemers en zelfstandigen belicht. Interessant is eveneens de ruime informatie betreffende andere uitkeringen of vormen van voorkeurstarieven of subsidies die een gepensioneerde kan bekomen, en daardoor zijn financiële toestand wat verlichten. De meeste pensioenuitkeringen zijn nl. niet bepaald royaal. Het ambtenarensysteem, waarin toch ook een grote groep vertoeft, en waarvan de wetswijziging later zou komen, is hier niet behandeld. De pensioenwijzer is geen ontspanningslectuur. Het geheel is zo eenvoudig mogelijk gehouden, maar desondanks temperen de ontelbare afwijkingen het enthousiasme voor de berekening snel. Het boek geeft geen verwijzingen naar relevante basiswetten of koninklijke besluiten, wat toch wel een manco is voor wie er professioneel mee bezig is. Het doel om door meer informatie te verstrekken, de angst voor het wegvallen van het pensioen weg te nemen, is niet bereikt. Was het niet beter geweest de energie in een uniforme en gemakkelijke pensioenregeling te steken i.p.v. in een brochure voor wiskundeknobbels?
[Dirk Wouters]
Roularta, 183 p., 495 F
ISBN 90-5466-319-7
| |
| |
| |
Jenny Paschall, Ron Lyon
Gekke wetten
390 / Recht; Humor
Gekke wetten is een compilatie van allerhande situaties die de wetgever heeft gemeend te moeten reglementeren. Op een humoristische wijze wordt een overzicht gebracht van datgene waartoe onze wetgevers in staat zijn. De lering die het boekje uitdraagt, is de vraag waar de grens van regelgeving ligt. Het spreekt vanzelf dat een complexe samenleving behoefte heeft aan afspraken en regels om goed te functioneren. Deze afspraken nemen dan de vorm van wetten aan. Op een bepaald ogenblik stel je vast dat het doel de middelen heiligt en verzeil je in een kluwen van wetten en regels, die zichzelf zelfs tegenspreken. In dat opzicht wordt ook wel van wetsvervuiling gesproken. Daarbij kan dan terecht de vraag worden gesteld of het adagium dat iedereen geacht wordt de wet te kennen, nog wel geldig is, of überhaupt kan worden gerespecteerd. De auteurs hebben een aantal onderwerpen samengebracht in afzonderlijke hoofdstukjes. Uiteraard is het grootste deel van de teksten afkomstig uit de Verenigde Staten, maar er werd toch wel een inspanning geleverd om ook elders capriolen van de wetgever terug te vinden.
[Marc Tysebaert]
Elmar, 128 p., 295 F
ISBN 90-389-0638
| |
Over Nederlands recht op Bibnet:
Literaire nieuwtjes
J.A.C. Beitels (red.): Jeugdpsychiatrie en recht (Van Gorcum) |
Mirjam Elias: Onder dienders (Balans) |
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
Jos Vander Velpen
De blauwe ridders
395.74 / Rijkswacht; België; Geschiedenis
In 1992 verscheen het boek Sire, ik ben ongerust (Kritak) van KUL professor Lode van Outrive en de criminologen Yves Cartuyvels en Paul Ponsaers. Het gaf een gedegen historisch overzicht van het Belgische politiewezen in de periode 1794-1991. Jos vander Velpen pakt nu de draad weer op in zijn nieuwe boek. De laatste 10 jaar is de rijkswacht erin geslaagd om haar imago bij het grote publiek gevoelig te verbeteren. Het rechtse odium werd vakkundig weggewerkt door een nieuwe generatie universitair geschoolde officieren die de demilitarisering van het korps onder de stuwende impuls van generaal Willy Deridder tot een goed einde brachten. De ‘georganiseerde misdaad’ werd het nieuwe te bestrijden kwaad. Langzaam maar zeker wist de rijkswachttop ook haar concept van de zgn. eenheidspolitie aan de regering op te dringen, zodat ze een sinds lang gekoesterde droom zullen waarmaken, nl. de definitieve uitschakeling van haar eeuwige (kleine) concurrenten de gerechtelijke politie en - in mindere mate - de gemeentepolitie. Binnen afzienbare tijd zal de rijkswacht de facto verwezenlijken waar enkele jaren nog zo voor werd gewaarschuwd: ze zal m.n. een ‘staat in de staat’ worden. Het concept van de eenheidspolitie betekent ook het einde van het primaat van de justitie op de politie. Het democratisch deficit wordt volledig als men bedenkt dat ook de externe controle op de gecentraliseerde politie praktisch onbestaande zal worden. Wat kan je trouwens verwachten van een ‘politiek’ orgaan als het controlecomité P dat aan zijn eigen interne twisten ten onder gaat? Jos vander Velpen brengt een goed gestructureerd overzicht van de geschiedenis van de rijkswacht in de jaren '90. Hij toont aan hoe dit militair gestructureerde korps op enkele jaren tijd haar imago van boeman wist om te buigen tot een nieuwe bedrijfscultuur met een positieve uitstraling: de rijkswacht als de grote bestrijder van het kwaad. Vander Velpen
biedt een zeer goed gedocumenteerde blik achter de schermen van de rijkswacht.
[Jan Geeraerts]
EPO, 285 p., 698 F
ISBN 90-6445-050-1
| |
Pim De Vos
Achter de blinddoek van vrouwe Justitia
EU-Nede 395.5 / Rechtspraak; Nederland
De justitie staat de laatste tijd sterk onder druk als gevolg van een reeks gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan in de justitionele sfeer. Zowel op de politieke agenda als in de pers is het een actueel thema geworden. Maar de wereld van de gerechtsgebouwen en de advocatuur zijn velen onbekend. Pim de Vos, die jaren praktijk als advocaat achter de rug heeft, is uiteraard goed geplaatst om de blinddoek van vrouwe Justitia even op te lichten en een blik op haar gelaat toe te laten.
Het boek dient in eerste instantie niet om een grondig inzicht in de gerechtelijke structuur te verkrijgen. Wel worden een aantal begrippen en een aantal actoren binnen de gerechtelijke sfeer toegelicht. Zo kan bv. een leek met meer achtergrondkennis een krantenartikel lezen. Auteurs achtergrond als advocaat treedt in de uiteenzetting sterk naar voren. Dat is enerzijds goed omdat de band met de praktijk wordt gelegd, vaak d.m.v. voorbeelden, maar anderzijds geeft het een beeld dat van binnenuit komt, nl. van iemand die zelf als actor bij het gebeuren is betrokken en daarover noodgedwongen zelf een visie ontwikkelt. Het boek en de terminologie zijn gebaseerd op Nederland en niet alle elementen zijn onmiddellijk op een Belgische situatie overdraagbaar. Toch is dit werkje aan te raden voor al wie zich wat wil verdiepen in de juridische wereld en zijn mening wil onderbouwen.
[Marc Tysebaert]
Bruna, 199 p., 395 F
ISBN 90-229-8368-4
|
|