| |
| |
| |
[Vervolg Recensies]
Religieuze Kunst
Het evangelie in miniatuur
738.7 / Kerstverhaal / Miniaturen
Roger Raveel
Het evangelie in miniatuur, uitgegeven in samenwerking met The British Library, bevat 10 afbeeldingen van uitzonderlijke illustraties uit gebedenboeken en de bijhorende evangelieteksten. Tot de belangrijkste miniaturen behoren: twee voorstellingen van de boodschap van de enge) aan Maria, een presentatie van het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth, een afbeelding van de geboorte van Jezus uit het Sforzagetijdenboek van Gerard Horenhout, een miniatuur van de herders in Bethlehem, een voorstelling van Jezus' besnijdenis en opdracht in de tempel; verder een voorstelling van de aanbidding door de wijzen uit het Oosten, de vlucht naar Egypte, en een miniatuur van het huiselijk leven van Maria, Jozef en Jezus in Nazaret. De manuscripten, met hun ingewikkelde motieven en met hun glans van goud en kleuren, weerspiegelen het hoogtepunt van de middeleeuwse verluchte handschriften. De bijbelteksten, afkomstig uit de evangeliën van Matteüs en Lucas, zijn ontleend aan de Willebrordvertaling van de Katholieke Bijbelstichting.
De titel is ruimer dan de gepresenteerde inhoud: niet het hele evangelie, maar de bekendste scènes uit het kindheidsevangelie van Jezus werden opgenomen. De index helpt je een juiste voorstelling te maken omtrent de originele miniaturen. De uitgave is schitterend geslaagd en laat iets vermoeden van de pracht van de enorme collectie getijdenboeken die The British Library rijk is, en waaraan Europa's grootste miniatuurschilders hebben meegewerkt. De publicatie doet dromen van verdere uitgaven die de oude miniaturen dichter bij het moderne publiek brengen, hetzij als belangrijke passages uit de evangelies, hetzij als interessante thema's uit de levens van grote of populaire heiligen.
[Frans Peerlinck]
Ten Have, 28 p., ill., 498 F
ISBN 90-259-4745-X
| |
De religie van het leven
736.8 / Roger Raveel / Religieuze Kunst
Op initiatief van Gabriël Desmaele, pastoor van Maria Hulp der Christenen te Machelen aan de Leie, werd aan kunstenaar Roger Raveel gevraagd om voor het interieur van de kapel een plastische uitbeelding van een religieus thema te bedenken. In 1989 boetseerde Raveel het tabernakel en ontwierp het altaar. Ondertussen werden de binnenmuren van de kapel beslagen met houten kaders en behangen met schilderdoek. Uit de vele gesprekken met pastoor Desmaele groeide bij Raveel een eigen religieus-esthetisch concept, dat na zowat drie jaar tot volle ontplooiing kwam. In 1993 werd de kapel ingewijd en voor het publiek opengesteld.
De publicatie bevat bijdragen van pastoor G. Desmaele, A. Goeminne, L. Bekkers, J. Hoet en gedichten van A. van Wilderode, J. Gisikin, en R. Jooris. Verder vele mooie kleurenfoto's van het interieur van de kapel, reproducties van de verschillende schilderijen en kunstwerken, en teksten uit de Schrift die tot de kunstwerken inspireerden of ze verklaren. Raveel heeft in ‘De religie van het leven’ typisch christelijke en bijbelse symbolen geschilderd of geboetseerd zoals de gekruisigde Christus (zie ill.), het lam, de hand Gods, de duif, Maria en het kind, de levensboom, de prediking, de wolk, het reële water. Maar ook profane beelden als man en vrouw, het roggeveld, de zuil (tabernakeltoren) mengen zich in zijn inspiratieveld. Raveel kreeg in de bidplaats Maria Hulp der Christenen de volle vrijheid om ‘zijn’ religie te scheppen. Het hele project werd door de kunstenaar opgedragen aan de parochiegemeenschap van Machelen aan de Leie, die hem ook de ‘spiegel om de wereld te bekijken’ bood. De verschillende bijdragen evalueren het werk van Raveel. L. Bekkers schrijft: hij heeft ‘in deze pretentieloze, minimale ruimte een perfecte symbiose tot stand gebracht van zijn aandacht voor het picturale en een opdracht die voor hem een belijdenis werd’. Participeren aan de religie van het leven is ‘niet alleen genieten van een esthetisch effect. Het is ook over de grenzen van tijd en ruimte heen in voeling treden met de Schepper, de ongrijpbare God’. Raveel toont zich in zijn werk niet gelovig in de klassieke zin van het woord. Wel heeft hij een plaats weten te creëren, waarin reflectie, meditatie en spiritualiteit hun eigen kansen krijgen.
[Frans Peerlinck]
De Loze Vink, 44 p., ill., 595 F
ISBN 90-72408-03-9
| |
Teken- en schildertechnieken
Jeremy Galton
Kleuren kiezen en mengen aquarel, olieverf, acryl, gouache, pastel
741 / Kleurenleer
Wie schildert, weet hoe belangrijk het is om de juiste kleur te verkrijgen voor een bepaald onderwerp. Dit boek wil daarbij een wegwijzer zijn. Eerst krijg je heel wat uitleg: hoe de verf gemaakt wordt, waaruit olieverf, waterverf, acrylverf of pastel bestaat en hoe je ermee werkt. Alles wordt geïllustreerd met werken van bekende schilders. In het tweede hoofdstuk wordt met 10 kleuren (het palet van de beginner) aangetoond hoe men te werk gaat bij het mengen. De auteur leert je hoe kleuren te observeren, geeft uitleg over kleurverhouding en hoe je een definitieve kleur vaststelt. Er wordt ook getoond hoe je een mengsel bekomt zonder troebele resultaten, uitgelegd wat glaceren en wassen bij waterverf betekent en hoe je nat in nat kunt werken. Verder is een hoofdstuk gewijd aan probleemgevallen zoals: gebladerte, luchten, sneeuw, water. Tenslotte leer je oordelen over het al of niet geslaagd zijn van een schilderij qua kleur, verhouding, toon en harmonie.
Dit is een naslagwerk dat bestendig binnen handbereik zou moeten liggen. Alle waardevolle tips kan je benutten om een eigen stijl te ontwikkelen en het nodige zelfvertouwen te verkrijgen. Ook de vele voorbeelden helpen daarbij.
[Maria Sys]
Gaade, 142 p., ill., 595 F
ISBN 90-6017-019-9
| |
| |
| |
Hugo Brutin
Achiel Pauwels
726.8 / Achiel Pauwels
Beeldhouwwerken van Achiel Pauwels (geb. 1932) zijn van keramiek en zelfs porselein: de zeggingskracht van een werk in de ruimte, drie dimensies, uitgebreid met kleur, glans (het porselein) en textuur (korrelig en gekloofd bij keramiek). Afmetingen lopen samen met ambities breed uiteen, van speelse bijnaminiatuurtjes tot levensgroot en van beschilderde tegels of schalen tot heuse beeldengroepen. Die confronteren ons met de poppenkast van de macht of de schande van Sarajevo. Installaties zonder conceptueel te doen, realisme zonder plat te zijn. Het menselijk figuur krijgt lichte ingrepen die afgestemd zijn op het materiaal en de sfeer, en wordt als motief verrassend genoeg vaak uitgebreid met zijn omgeving. Hoe een compact beeldje ‘naakt in een landschap’ kan zijn, is een bron van plezier. Wat hij hierdoor ook breed weet te houden is het publiek, dat zich tamelijk moeiteloos in een veld van associaties kan begeven. Associaties met kunst, zo verscheiden als Romaans en rococo; maar ook met naïeven, volkskunst, suikergoed - soms is een religieus beeld op het randje suikerzoet - en poppentheater. Dat laatste was een jeugdpassie van de kunstenaar. Zo lezen we in het begin van Hugo Brutins ‘proeve tot monografie’ over Achiel Pauwels. Die valt eigenlijk wat dunnetjes uit voor ‘die brede wereld die hij gecreëerd heeft’. Eerder een verkenningsronde dus, chronologisch, thematisch en volgens medium, de drie dooreengevlochten, wat de indeling weinig sluitend maakt. Brutins typeringen van en lof voor het werk lijken mij behoorlijk accuraat. Hij kan hierbij steunen op de (af)beeld(ing)en die voor zich spreken. De fotograaf leent ons zijn oog, zeker bij werk in de ruimte, met omgeving vaak en tegelijk met een huid, waarop materie en bewerking afgelezen moeten worden. Phile Deprez kweet zich respectvol van deze dubbele taak; van een complex en belangrijk werk krijgen we zowel een totaalbeeld als details. Aanstekelijk zijn
ook de sfeerbeelden in het atelier, waaruit iets van het scheppingsproces duidelijk wordt. Centraal daarin staat het tekenen, van schetsboek tot grote ontwerpbladen. Voor de onafgebroken schetser en virtuoze tekenaar bleef er weinig plaats over. Maar in afwachting van een ‘vollediger en diepzinniger studie’ over een oeuvre voor iedereen mag deze er zeker zijn.
[Gerolf van de Perre]
Lannoo, III p., ill., 1650 F
ISBN 90-209-3258-6
Hans Kanters: ‘Slow Motion’
Achiel Pauwels: ‘Sarajevo, 1993, “Elegie”’
| |
Hans Kanters
EU-Nede 737.8 / Hans Kanters
‘Het eeuwige circus van de verbeelding’ (ondertitel) is een kijkboek samengesteld door autodidactisch beeldend kunstenaar Hans Kanters. Geboren in 1947 en opgegroeid in het naoorlogse Amsterdam, in een overbevolkte buurt tussen marktkramers, dronkaards en hoeren. Als jongetje al ziet hij de gekste beelden in het behang. Omdat hij na zessen de straat niet meer op mag. houdt hij zich voornamelijk bezig met tekenen. Hij raakt, zoals zoveel geniale mensen, met moeite door de lagere school. Verder studeren is er niet bij. dus ook geen academie. Hij heeft trouwens geen enkele ambitie om kunstenaar te worden. Zijn grote wens is acteur worden. Bij een toneeltoemooi in Amsterdam wordt hij twee jaar na elkaar tot beste acteur verkozen. Later figureert hij nog in enkele televisieprogramma's. Ondertussen heeft hij verschillende baantjes, van loopjongen tot huisschilder, maar hij blijft tekenen, nu in Oost-lndische inkt. En wanneer hij in olieverf begint te schilderen, gaat zijn werk plots verkopen. Bij zijn eerste expositie is het meteen raak, alles verkocht. Van arme luis naar welstellende kunstenaar. Hij gaat zich volledig toeleggen op het schilderen met als resultaat een collectie magisch realistische schilderijen met de meest bizarre creaturen. Zijn schilderijen zijn technisch zeer verfijnd. Als toeschouwer kan je niet onberoerd blijven bij deze werken. Kanters dwingt je om partij te kiezen. Je bent voor of tegen, maar aangrijpen doet het. Ondertussen heeft hij Nederland omgeruild voor het warmere zuiden en werkt sinds 1993 op Ibiza. Vanaf 1986 voegt hij steendrukken toe aan zijn oeuvre. In 1994 maakt hij zijn eerste beeldhouwwerk in brons met verlorenwastechniek. De onderwerpen blijven boeiend. Het boek (met Nederlandse en Engelse tekst) wordt ingeleid door Gregor Frenkel Frank, die in Ibiza verscheidene dagen optrok met de kunstenaar. Hij schetst een bijzonder leuk geschreven portret van een gedreven kunstenaar. Hierna volgt een overzicht van
het werk van Hans Kanters van 1966 tot 1997. Het bevat 112 mooie kleurenafbeeldingen van zijn oeuvre. Bij elk werk staan de titel, het jaartal en (op enkele uitzonderingen na) de afmetingen vermeld. Achteraan staat nog een korte beschrijving van hoe Hans Kanters te werk ging bij het maken van zijn litho's en beeldhouwwerken. Je vindt er ook een overzicht van de afgebeelde werken. Het is een zeer verzorgde uitgave op glanspapier, voorzien van een prachtige omslag. Ter gelegenheid van de eerste editie kwam er tegelijkertijd een collectioneursuitgave van 200 gesigneerde en genummerde exemplaren. Deze uitgave bevat tevens vier genummerde en gesigneerde litho's. Een aanrader.
[Patrick Cryns]
Inmere, 167 p., ill., 1584 F
ISBN 90-6611-195-X
| |
| |
| |
Ernst van de Wetering
Rembrandt, the painter at work
EU-Nede 737.5 / Rembrandt
Deze luxueus uitgegeven (Engelstalige) monografie over Rembrandt is zowel qua inhoud als qua uitvoering zeer waardevol. Het is duidelijk dat Van de Wetering geen louter biografisch werk over Rembrandt heeft willen afleveren. Hijzelf noemt zijn publicatie een ‘geïntegreerde studie’. De biografie kreeg, naast de chronologische opsomming van de feiten achteraan, een vrij ongewone plaats, nl. op de binnenzijde van de stofwikkel.
De 11 hoofdstukken waaruit het boek is opgebouwd, wil het werk van Rembrandt niet zozeer zuiver kunsthistorisch benaderen, dan wel de technische aspecten onder de loep nemen. De auteur gaat hierbij tot op het bot. Anderzijds stelt hij zich zeer eenvoudige en daardoor de minst voor de hand liggende vragen, zoals: ‘Heeft Rembrandt wel degelijk bestaan?’. Geschreven bronnen, waaronder een verslag van een notaris uit 1632 en notities, opgetekend door een lid van de hofhouding van Cosimo III de Medici, tijdens diens Europese rondreis in 1667, moeten wel tot een positief antwoord leiden. En meteen wordt ook de mythe doorbroken van een Rembrandt, die aan het eind van zijn leven verarmd en eenzaam geworden zou zijn, want in dit Italiaanse dagboek wordt hij beschreven als ‘Reinbrent, pittore famoso’. Andere literaire bronnen door Van de Wetering gebruikt, zijn o.a. Carel van Mander en Samuel van Hoogstraten, belangrijk omdat ze tijdgenoten waren van Rembrandt, maar ook latere gezaghebbende kunsttheoretici als de 19de-eeuwse Eugène Fromentin en Max Doemer, die in de vroege 20ste eeuw publiceerde.
Bovendien doet Van de Wetering ook beroep op iconografisch bronnenmateriaal, al is hij er zich van bewust dat hiermee bijzonder kritisch moet worden omgesprongen. Hij heeft elk schilderij van Rembrandt als een proces willen zien, d.w.z. dat grondig wordt ingegaan op het gebruik van diverse dragers en hun behandeling, vooraleer de meester aan zijn voorbereidende tekening begint - hoe en met welk materiaal kwam die tot stand? - om dan uiteindelijk met verf en penseel aan de slag te kunnen. Welke verf gebruikte Rembrandt en welk bindmiddel? En werden voorbereidende schetsen gemaakt op tafeletten (uitwisbare tafeltjes)? Waarom veranderde de meester in de loop van zijn carrière zo drastisch van penseelvoering? Allemaal vragen, waarvoor met computertechnologie, chromatografie, röntgenfotografie enz. naar een oplossing werd gezocht en waarvan de conclusies dit boek stofferen.
Van de Wetering verstaat de techniek om een - sterk geïnteresseerd - lezerspubliek te boeien. De Engelstalige vaktermen, die de leesbaarheid van het geheel mogelijk zouden kunnen hinderen, werden achteraan verzameld in een verklarende woordenlijst. Voor de talrijke illustraties passen alleen maar superlatieven: zeer hoog kwaliteitsniveau, zowel voor de detailopnamen als voor de totaalvoorstellingen, authentieke kleuren, haarscherpe lijnen in de tekeningen en verhelderende infrarood- en röntgenopnamen. Van elk werk waarover in de tekst sprake, werd zonder uitzondering een reproductie afgedrukt.
Een boek om te koesteren en om geregeld opnieuw ter hand te nemen en een hoofdstukje te herlezen. Een standaardwerk ook over de 17de-eeuwse Hollandse schilderkunst in het algemeen en over Rembrandt in het bijzonder.
[Kristien Philippe]
Amsterdam University, 340 p., ill., 2500 F
ISBN 90-5256-239-7*
| |
780 - Muziek, Dans & Film
EU-Nede 793.4 / Theater Carré; Geschiedenis
Het theater Carré werd te Amsterdam gebouwd als circustheater door de legendarische Oscar Carré, en ingewijd in december 1887. Behalve als circustheater, deed het in de loop van zijn geschiedenis ook dienst als opera- en operettezaal, en was er zowel dramatisch toneel als variétéen revuetheater te zien. Na de Tweede Wereldoorlog werd Carré ook kleinkunsttempel: hier was het dat Toon Hermans zijn grote successen vierde en na hem o.m. Herman van Veen, Paul van Vliet, Jasperina de Jong en Freek de Jonge. Ook Annie M.G. Schmidt kende hier met haar musicals triomfen. In 1976 werd het eigendom van de stad Amsterdam. Van 1991 tot 1993 werd het grondig verbouwd en gemoderniseerd, met eerbied voor de oorspronkelijke architectuur.
Carré is en blijft in Nederland en tot ver buiten de grenzen een begrip in de theater- en amusementswereld. Ter gelegenheid van de 110de verjaardag van het theater werd dit boek uitgegeven. Het bevat een korte geschiedenis van het gebouw, vele verhalen en anekdotes over beroemde ensembles en artiesten, en is verlucht met tientallen foto's en documenten, afkomstig uit het archief van Carré. Een leuk kijk- en leesboek voor de theaterliefhebber. De vakman zoekt tevergeefs naar onderschriften of verwijzingen bij het beeldmateriaal.
[Toon Brouwers]
V+K, 128 p., ill, 850 F
ISBN 90-6611-841-5
|
|