| |
| |
| |
[Recensies]
Paul Auster
Van de hand in de tand
De Amerikaanse auteur Paul Auster (geb. 1947) beschrijft in dit boek, een uitgave in de reeks Privé-domein, een donkere periode uit zijn leven, van pakweg zijn 16de tot zijn 32ste levensjaar. Het is evenwel ook een periode die hem gekneed heeft tot wat hij nu is en wat hij al van kindsbeen altijd heeft willen zijn: een schrijver zondermeer. Thema bij uitstek is eigenlijk het (ongecompliceerd) leven van de pen en hoe die ambitie en het eigenlijke schrijverschap voortdurend doorkruist worden door - in de allereerste plaats - geldgebrek en ook wel door de grillen van het toeval. Van een succesverhaal is allerminst sprake: de vele baantjes, de reis naar Europa, een langdurig verblijf in Frankrijk... stofferen omzeggens een verhaal van veel stielen en nog meer ongelukken, met een absoluut dieptepunt op zijn 32ste, als hij zowel financieel als mentaal compleet aan de grond zit. Met een writer's block er bovenop... Nu ervaart Auster die jaren als een noodzakelijke loutering in het verkennings-, herkennings- en erkenningsproces van een autonoom schrijverschap. ‘Net op het moment dat ik mezelf niet meer als schrijver zag, werd ik hef’.
Paul Auster toont zich in deze uitgesproken autobiografische tekst voluit de boeiende verteller en knappe literator die hij is: hij schrijft openhartig, gevoelig, glashelder en intelligent. Stuk voor stuk sleutelwoorden die - weliswaar in een andere context en dimensie - ook op zijn romans van toepassing zijn.
[Luc Lannoy]
De Arbeiderspers, 130 p., 599 F
ISBN 90-295-0393-9
De Vlaamse Biblioteek Centrale (VBC) verzamelt kranten- en tijdschriftenartikels over auteurs en bundelt die regelmatig in de de reeks ‘Grenzeloos’. De samensteller gaat zover mogelijk terug, tot de eerste publicatie. Dit maakt van deze mappen een nuttig werkinstrument. Het deel over Paul Auster (geb. 1947) bevat artikels uit de periode eind '88 tot eind '97, van Het spinsel van de eenzaamheid tot Van de hand in de tand.
Een recensie van andere recente VBC-mappen verschijnt op Bibnet
http://www.bib.vlaanderen.be
| |
Peter Carey
Jack Maggs
De Australische auteur Peter Carey (geb. 1943) ontving in 1988 de Booker Prize voor Oscar en Lucinda. Zijn laatste roman, Jack Maggs (1997), werd vorig jaar genomineerd voor de Guardian Fiction Award en onlangs bekroond met de 1998 Commonwealth Writers Prize. Het verhaal vangt aan op 15 april 1837. Jack Maggs, het titelpersonage, keert in het geheim terug naar Londen, nadat hij - wegens het plegen van een overval - levenslang verbannen werd naar Australië. Hij riskeert de doodstraf op zoek naar zijn beschermeling Henry Phipps, wiens huis er verlaten bijligt. Jack aanvaardt een positie als bediende in een aangrenzend huis om een oogje in het zeil te houden. Wanneer de journalist en aankomend romanschrijver Tobias Oates zijn geheim achterhaalt, wordt Jack willens nillens het onderwerp van zijn hypnotische experimenten. Oates wil doordringen tot de diepste geheimen van de misdadige geest, maar roept zelfgecreëerde demonen en geesten op die een eigen leven gaan leiden...
Namen als Maggs en Phipps roepen samen met de Dickensiaanse sfeer herinneringen op aan Magwitch en Pip in Dickens' Great expectations. De figuur van Oates wordt zelfs opgevoerd als een ambigu alter ego van Dickens himself. Alhoewel die herkenningspunten stevig in het verhaal geworteld zitten en toegang geven tot individuele verwijzingen van diepere betekenis en stijlpersiflage, leidt deze roman een eigen leven. Zoals in Carey's roman Oscar en Lucinda zijn de historische (Dickens) en de fictionele ingrediënten even echt en belangrijk voor de plot.
[Kris van Zeghbroeck]
BZZTôH, 336 p., 790 F
ISBN 90-5501-497-4
| |
Benjamin Constant
Adolphe
Elf jaar nadat Frankrijk zijn Werther gevonden had in René (1805) van Chateaubriand, stond in 1816 een nieuwe held op in de Franse preromantiek. Adolphe van Benjamin Constant was een volgende individuele, melancholische zoektocht naar enig geluk en evenwicht. Vaak werd de vraag al gesteld of dit werkje al dan niet autobiografisch is. Constant doet alle moeite om dit tegen te spreken. Zo maakt hij gebruik van de techniek van het manuscrit trouvé om te laten uitschijnen dat het verhaal niet van hem is, en voegt hij later nog een extra nawoord toe waarin hij letterlijk zegt dat de roman pure fictie is. Toch menen veel critici hier de peripetieën van zijn stormachtige relatie met Mme de Staël te lezen.
De jonge beloftevolle Adolphe wordt verliefd op Ellénore, die al jaren de minnares is van Graaf Von P**. Ze laat hem en haar kinderen in de steek voor Adolphe, die echter al snel de vlam van zijn vurige liefde voelt tanen. Dit boekje groeit dan ook uit tot het tragische relaas van de jongeman die de moed niet vindt om met zijn vriendin te breken. Beetje bij beetje wordt duidelijk welk pervers mechanisme Adolphe in zijn macht heeft. Hij wil zijn verhouding met Ellénore stopzetten, maar de minste traan die ze laat wanneer hij dit onderwerp aanraakt, doet de liefde in zijn hart - of is het medelijden? - weer opleven. Elke gedachte wordt onmiddellijk gecounterd door de ontkrachting ervan en dit spiritueel kat-en-muis-spel corrumpeert elk gevoel vanaf zijn ontstaan. Deze uitputtende zelfanalyse wordt nog bemoeilijkt door de nefaste rol die de maatschappij speelt. Hun relatie wordt immers hardop afgekeurd, waardoor Adolphe nog minder sterk in de schoenen staat. Uiteindelijk wordt de spanning te veel voor Ellénore en sterft ze van liefdessmart. Haar dood confronteert de jongeman vlijmscherp met zijn sceptische droefheid.
Dat dit werkje vertaald werd om literair-historische redenen is evident, maar valt zeker ook toe te schrijven aan de superieure beschrijving van het woelige gevoelsleven van Adolphe. In tegenstelling tot René van Chateaubriand leidt dit niet tot een bijwijlen overdreven melancholisch sentimentalisme of tot een overdosis van romantische beschrijvingen als in het mooie, maar breedsprakerige Corinne (1807) van Mme de Staël. Integendeel, geschreven in een voor die tijd redelijk gebald proza, verschijnt Adolphe op het einde van de 20ste eeuw als een lucied psychologisch meesterwerkje en als een van de meest leesbare en intrigerendste creaties uit de preromantiek.
[Bart van Loo]
Athenaeum-Polak & Van Gennep, 109 p.
90-253-0643-8
| |
| |
| |
Jim Crace
De man die de wereld wilde verbeteren
In november 1836 arriveert Aymer Smith na een woelige reis met de stomer de Tar in Wherrytown, een afgelegen haventje aan de Engelse kust. Aymer is vooraan de 40, op en top een Londenaar, vrijdenker, man van de wetenschap, praatvaar als geen ander en een idealist van het zuiverste water. Als medefirmant in het familiale zeepbedrijfje acht hij het zijn plicht persoonlijk de droeve mare aan de dorpsinwoners te brengen: de kelp, het zeewier dat al generaties lang verzameld werd, is niet langer nodig voor de zeepproductie. Een nieuw chemisch procédé zorgt immers vlugger en goedkoper voor natriumcarbonaat. Dezelfde novembernacht doet een storm de Belle of Wilmington, een Canadees zeilschip, vastlopen op een zandbank, niet ver van Wherrytown. De opvang van de Amerikaanse bemanning zet het gezapige vissersdorp op zijn kop. Vooral de aanblik van Otto, de zwarte kombuishulp en slaaf, veroorzaakt sensatie. De bemanning én kapitein Comstock, worden ondergebracht in de enige herberg die het dorp rijk is. Ook Aymer Smith logeert er, en Robert en Katie Norris, die willen emigreren naar Canada.
Aymer Smith verwacht dat zijn mare de dorpsgemeenschap zal dooreenschudden. De werkelijkheid is echter anders. Iedereen is in beslag genomen door het gestrande schip: de lading moet geborgen worden, het schip vlotgetrokken, de schade gerepareerd. Zelfs Walter Howell, de lokale verbindingsman met het zeepbedrijf heeft geen oren naar Aymer. Ook de exotische inbreng van de zeelui midden de brave dorpelingen zorgt er voor dat de brave Smith in de kou blijft staan. Uiteindelijk is het Smiths eigen wereldje dat grondig wordt geschokt door de confrontatie met Wherrytown. Hij wordt gefascineerd door de losse omgangsvormen die de dorpelingen en vissers hanteren. Hij krijgt slaande ruzie met de kapitein wanneer deze hem ervan verdenkt Otto vrijgelaten te hebben. Als verstokt vrijgezel voelt hij zich aangetrokken tot Miggy Bowe, een meisje dat met haar moeder leeft van de kelp, en tot Katie Norris, die samen met haar echtgenoot uit plaatsgebrek bij Aymer op de kamer is ondergebracht. Uiteindelijk verliest hij zijn maagdelijkheid in het bed van moeder Bowe.
De man die de wereld wilde verbeteren is méér dan een historische roman. In de belevenissen van de personages, in de mensen die zij ontmoeten, portretteert Jim Crace botsende werelden: stad en platteland, ambachtelijk en industrieel, religie en scepsis... En toch is de plot lichtvoetig. De ondertoon blijft echter ernstig en Crace weerstaat aan de verleiding om van de personages karikaturen of typetjes te maken. Hij slaagt er wonderwel in om de complexiteit van de verschillende karakters tot hun recht te laten komen. Zijn stijl is plastisch, meeslepend en helder. De man die de wereld wilde verbeteren is rijk aan inhoud en kan een breed publiek aanspreken. En dat is geen geringe verdienste.
[Geert Swaenepoel]
De Geus, 314 p., 998 F
ISBN 90-5226-472-4
| |
Virginie Despentes
Genaaid
Sociale Roman / Marginaliteit; Frankrijk; 1945 / Drugsverslaving
Jonge Franse schrijfster Virginie Despentes vertelt in haar debuutroman de grimmige lotgevallen van Nadine en Manu, twee meiden zonder enig zelfrespect, die buiten de maatschappij staan. Hun contact met de buitenwereld beperkt zich tot het vinden van de volgende fles whisky en een lekkere kerel om te naaien. Hun ‘ogen verdrinken in een innerlijke leegte’. Ze beseffen maar al te goed dat ze behoren tot de klasse der onderdrukten en ‘het slachtoffer van een gebrekkige opvoeding zijn’ en hebben zich verzoend met ‘een kleurloos leven, altijd in de stront leven en [hun] smoel te houden’. Nadine en Manu leven gebannen uit de wereld. De omstandigheden dwingen beiden ertoe zich uit de voeten te maken: Nadine omdat ze haar onbenullige kamergenote heeft gewurgd, Manu omdat ze in een wraakactie een koppel heeft afgeslacht. Ze waren echter voorbestemd elkaar op een zonnige dag ontredderd tegen het lijf te lopen. Dit is het begin van een waanzinnig avontuur dat een hele week zal duren. Ze besluiten lol te trappen en hun weinig verheven levensdoelen na te streven: ‘zich bezatten en neuken’. In gestolen wagens trekken ze het land door en laten een spoor van aan flarden geschoten lijken achter. Al moordend trachten ze te ontsnappen aan een maatschappij waarvan zij het bijproduct zijn en aan dat ‘deel van de mensheid [dat] zal worden opgeofferd’ waarvan zij ontegenzeggelijk deel uitmaken. De meiden zijn in hun schik dat ze heel wat pennen in beweging brengen: even zal de mensheid weten wie zij zijn en waartoe zij in staat zijn.
Genaaid, een ware literaire road-movie, getuigt van de wanhoop en steeds groter wordende chaos die onze fin de sièclemaatschappij langzaam dreigen te overspoelen. De roman is vernuftig opgebouwd: hij bestaat uit drie delen, waarvan het eerste de lotgevallen van Nadine en Manu in aparte hoofdstukjes beschrijft; in de volgende delen komen deze lotgevallen samen. Genaaid leest dan ook als het dagboek van twee vrouwen die betrokken zijn in sordide zaakjes, van verkrachting tot prostitutie, drugs en louche bars, die beslissen een deel van de weg samen af te leggen. Alhoewel de personages afkeer inboezemen, zijn ze niet weerzinwekkend. Ze kunnen bij de lezer alleen medelijden of onbegrip te weeg brengen. Virginie Despentes gebruikt in haar op zijn minst opvallende debuutroman een rake, snijdende taal en de roman is doorspekt met fragmenten van tekstsongs. Dit schokkende en verontrustende relaas, dat vertelt over een wereld die niet de onze lijkt, zou moeten aanzetten tot denken.
[Liesbeth Hendrix]
Manteau, 209 p., 595 F
ISBN 90-76341-01-X
| |
| |
| |
Annie Ernaux
De schaamte
Autobiografische Roman / Annie Ernaux
Een Normandisch provinciestadje begin jaren '50, een 12-jarig meisje is getuige van een slaande ruzie tussen haar ouders. De aanvankelijke schrik maakt plaats voor een diepe schaamte. Het meisje verdringt het voorval. Eind jaren '90 is ze een volwassen vrouw geworden die de tijd rijp acht om op zoek te gaan naar de wortels van die alles overheersende schaamte. Ze tast haar geheugen af en duikt het archief in. De herinneringen aan haar jeugdjaren komen bovendrijven, onbezorgd als ze was tot de fatale ruzie tussen haar ouders. Nooit zou ze hen nog met dezelfde ogen zien. Het voorval wierp licht op haar lage sociale afkomst, op de bekrompenheid van haar leefwereld en de schijnheiligheid van haar omgeving.
De schaamte is een sober autobiografisch verhaal waarin de schrijfster zichzelf durft te relativeren. Annie Ernaux achtte het niet nodig haar literaire pen te scherpen om af te rekenen met haar opvoeders. Zo erg was het immers ook weer niet. Zelfs de aartskatholieke school was eigenlijk best leefbaar. En wat was trouwens het alternatief? Een prijs voor originaliteit zal deze nostalgische roman niet in de wacht slepen. Maar het is pretentieloos proza en een verfijnde portrettekening van de leefen gevoelswereld van een jong meisje.
[Laurent Meese]
De Arbeiderspers, 114 p., 500 F
ISBN 90-295-1564-3
| |
Ida Fink
De wederopstanding van de bakker
Verhalen / Jodenvervolging
Ida Fink werd in 1921 in Polen geboren. Als joodse vrouw overleefde ze in de oorlog het getto en dook onder. Het lijkt wel of ze met het ouder worden vanuit Israël, haar huidige thuisland, gedreven wordt om over de gruwelen van de oorlog te getuigen voor het nageslacht. Ze hanteert een vlotte verhalende stijl. In deze bundel vertelt ze over haarzelf en over haar familie op het Poolse platteland.
Fictie en werkelijkheid worden bewust door elkaar gebruikt om een sfeerbeeld te brengen van de wreedheid van de
| |
Umberto Eco
Vijf morele dilemma's
Essay
Dit is toch een beetje teleurstellend. Na de vrij lichte lectuur van Eco's nieuwe essaybundel bekruipt me het onbehaaglijke gevoel dat dit boekje niet echt de lezer zal veranderen. Zoals Eco zelf aangeeft in de inleiding is dit een bundel van gelegenheidsgeschriften, eerder dan een coherent betoog met verschillende elementen. Die heterogeniteit is op zich uiteraard niet storend; wel geeft deze gelegenheidsbundel ook de indruk dat de gebundelde teksten beter op de plaats van de gelegenheid waren gebleven. De onderwerpen (pers, oorlog, fascisme, religie en verdraagzaamheid) klinken nochtans veelbelovend. Het zijn stuk voor stuk klassiekers binnen het ethische veld en tegelijkertijd ook actueel. Niettemin blijft Eco's benadering van de verschillende problemen nogal op de vlakte of serveert hij zelfs ongegeneerd oude koek. Ik pik er eentje uit.
In het begin van ‘Over de oorlog’ vermeldt Eco de taak van de intellectueel bijzonder expliciet, doch niet echt op zo'n manier dat het nieuwe inzichten verschaft: ‘Deze bestaat uit het kritisch vaststellen van hetgeen men beschouwt als een bevredigende benadering van de eigen opvatting van de waarheid - een taak die door iedereen vervuld kan worden’. Hij gaat verder met een onderscheid tussen de handelende mens (die zich geen ambiguïteiten kan veroorloven) en de denkende mens, de intellectueel, die de dubbelzinnigheden juist moet blootleggen, vooral dan de contradicties en complicaties van de standpunten in de eigen groep. Wanneer het essay tot op dit moment nog wel heldere en werkbare inzichten verschaft (zij het geenszins nieuwe), verzandt het tweede deel in een vrij irrelevante (want evidente) opsomming van de redenen waarom oorlog onmogelijk is geworden in onze tijd (o.a. door de uitvinding van kernwapens, het multinationale kapitalisme, de nieuwe communicatietechnologieën). Tegen de achtergrond van de Golfoorlog en het zwijgen van een aantal intellectuelen in het debat daarrond, benadrukt Eco hoe oorlog specifiek in onze tijd nog absurder is geworden. De redenen zijn echter bij iedereen bekend. Uiteindelijk is Eco's stelling dat alle intellectuelen moeten handelen als hijzelf: wij, denkers, moeten de mensen overtuigen dat oorlog onmogelijk is en dan zal er geen oorlog meer zijn.
Met een dergelijke summiere en vage behandeling van een gigantisch vraagstuk kan een lezer geen genoegen nemen. Het kan dan in theorie wel vruchtbaar zijn, maar dat is in de praktijk nog altijd niet gelukt. Oorlog is altijd al schadelijk en in die zin ‘onmogelijk’ geweest, en zelfs als dat nu nog meer het geval is dan vroeger, wordt het idee dat oorlog nu tot taboe is gemaakt eenvoudigweg gelogenstraft op het niveau van de feiten. Het lijkt onwaarschijnlijk naïef te denken dat men oorlog uit de wereld kan bannen louter en alleen door de mens te overtuigen dat het ‘een zelfdestructief spel’ is. Het lijkt mij niet ondenkbaar dat militairen die nog altijd op oorlog aansturen, oorlog misschien niet als goed, maar dan toch als ‘noodzakelijk’ of ‘nuttig’ moeten propageren, doodgewoon omdat ze anders niemand kunnen mobiliseren.
Een visie, een overtuiging, is altijd al het resultaat van overtuigende elementen en dus nooit stabiel - een visie, zoals een visie op oorlog, kan veranderen en wordt ook daadwerkelijk elke dag opnieuw gevormd. Maar, en daar wringt Eco's schoentje, vooralsnog worden mensen eerder overtuigd door retoriek en demagogie dan door argumenten. Als de intellectuelen er ooit al zouden kunnen in slagen de publieke opinie op mondiale schaal zo te bewerken dat deze oorlog als taboe gaat beschouwen, dan is er slechts één geniale orator, wat sociale ellende en wat ongeluk nodig om de zo precaire (want complexe, want moeilijke) argumentatie in één vurige speech van tafel te vegen. Ik kan maar moeilijk geloven dat men oorlog kan uitroeien, louter en alleen door aan te tonen hoe irrationeel het wel niet is. Zo'n visie getuigt van een onrealistisch vertrouwen in de kracht van de rede en sluit de ogen voor de donkere, waanzinnige kanten van elk individu. Eco zelf geeft toe dat de invloed van een modern, in extreme mate afkeurend denken over oorlog nog niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, maar, vindt hij, ‘de mens kijkt tegenwoordig anders tegen de oorlog aan dan aan het begin van deze eeuw, en als iemand het vandaag de dag zou hebben over de schoonheid van de oorlog als enig denkbare zuiverende instantie, zou hij niet opgenomen worden in de geschiedenis van de literatuur maar in die van de psychiatrie’. Nu, dat weet ik nog zo net niet. ‘Over de oorlog’ loopt een beetje verloren omdat het twee dingen tegelijk wil doen: het wil de job van de intellectueel legitimeren (en daar slaagt het in), maar het wil ook een oplossing bieden om alle oorlog te vermijden, precies via de arbeid van de intellectueel en dat lijkt me een beetje té veel eer voor die laatste. Het essay is een klassiek voorbeeld van hoe de intellectueel in een legitimeringscrisis zijn eigen rol grotesk kan overdrijven.
[Bert Bultinck]
Bakker, 115 p., 595 F
ISBN 90-351-1975-4
| |
| |
| |
[Vervolg Ida Fink De wederopstanding van de bakker]
shoah, de poging van nazi-Duitsland om het joodse volk volledig uit te roeien. De slachtoffers getuigen van hun ervaringen zowel in als na de oorlog. Melancholie, vergevensgezindheid of juist onverzoenlijkheid spelen een belangrijke rol. Maar voor alles gaat het er Fink om de levenswil en het verlangen van de slachtoffers te beschrijven om te overleven, ook na de ellendige feiten die voor altijd in de herinnering worden meegesleept. En ze blijken in de herinnering even gruwelijk te zijn als in de werkelijkheid. Zoals de vele versies van de overlevingskansen van bakker Weiskranz, die aan de nazi-gruwelen weet te ontkomen door zich in een ton te verbergen. Schrijfster weet tal van herinneringen aan die gruwelijke Tweede Wereldoorlog te vertellen met een inlevingsvermogen dat haast aan de actualiteit grenst. De lezer wordt in deze verhalenbundel als het ware als getuige opgeroepen.
De vertaling uit het Pools is jammer genoeg erg stroef. Sommige woorden worden helemaal niet vertaald, andere zorgen niet voor een vlot leesbare tekst. Waarom moet ‘Galicië’ zonodig gespeld worden als ‘Galizien’? En er bestaan heus wel Nederlandse woorden voor ‘Kohlensieberei’ en ‘Revier’ (district, afdeling). Dit zijn maar enkele voorbeelden. De zinsbouw is verder nogal stijf, zodat de verwijzing in de colofon naar de werkbeurs van de Stichting Fonds voor de Letteren die de vertaler ontving, toch vraagtekens oproept.
[Frans L. van den Brande]
Meulenhoff, 205 p., 798 F
ISBN 90-290-5328-3
| |
Marilyn French
Mijn seizoen in de hel
Autobiografische Roman / Marilyn French
‘Ze verwelkomen je alsof je in een luxueus kuuroord komt in plaats van dat je aan een grotesk en pijnlijk hoofdstuk van je leven begint: je eerste officiële stap in de richting van de dood’. Zo verwoordt Marilyn French haar impressie bij haar eerste chemokuur in augustus 1992. In juni van datzelfde jaar was bij haar terminale slokdarmkanker geconstateerd. Die diagnose gaf haar leven een heel andere wending, stuurde een heleboel van haar plannen in de war, startte een ware martelgang wat behandeling en nevenwerkingen betrof. Die nevenwerkingen leveren haar nog altijd problemen op, waarmee ze zal moeten leren leven; een kankerbehandeling treft ook gezonde lichaamsdelen, die dan gaan disfunctioneren. French vecht, ondergaat, wanhoopt, maar klampt zich in alle omstandigheden vast aan het leven. Haar kinderen en haar vriendinnen zijn haar grote steun.
Een verslag na de feiten zoals dit, biedt de mogelijkheid om vooruit te blikken, randbemerkingen te maken, maar levert ook hiaten, onnauwkeurigheden op - al zijn die niet echt van belang in het geheel. Je krijgt voortdurend het gevoel dat French voor zichzelf schrijft, de lezer mag meekijken, delen in haar ervaringen. Het is een emotioneel verhaal, anders, omdat je een andere Marilyn French te zien krijgt, een die ook zichzelf anders leert kennen.
De titel, Een seizoen in de hel, verwijst naar een gedicht van Rimbaud waarin French zich terugvindt wat ervaringen en gevoelens betreft tijdens dat seizoen in de hel. Het autobiografische relaas betreft in werkelijkheid de periode maart 1992 tot voorjaar 1997, de periode die loopt vanaf de eerste verschijnselen die leiden tot een kankerdiagnose en tot de wonderlijke - en hopelijk blijvende - genezing. French beschrijft heel gedetailleerd de hel waar zij doorheen ging. Haar boek lijkt deel uit te maken van haar verwerkingsproces. ‘Ik had het gevoel dat ik op een systematische manier iets met mijn herinneringen moest doen en de herinneringen bijeen moest sprokkelen van de mensen die me na stonden, als ik ooit wilde afrekenen met alles wat er was voorgevallen’.
[Marianne van den Brande]
Meulenhoff, 253 p., 698 F
ISBN 90-290-5282-1
| |
Elisabeth Fuller
De stem van de aarde
Faction / Aboriginals
Je maakt hier kennis met een wel zeer apart verhaal. Na de dood van haar eerste man en de nakende dood tengevolge van aids van een collega, trekt de auteur met haar 12-jarige zoon naar Australië. Het is een soort vlucht uit de dagelijkse realiteit. Ze vertelt met verve over de betoverende omgeving van Sydney en geraakt van bij het begin in de ban van vreemde geluiden onder haar gehuurde villa. Het blijken aboriginalgeesten te zijn, de eigenaars van de aarde, die o.m. geluiden maken door te spelen op hun digderidoo, het traditionele blaasinstrument.
De aboriginals zijn de oorspronkelijke bewoners van Australië. Ze zijn een heel oud natuurvolk - met sporen tot 40.000 jaar geleden - en hebben een sterke band met het land dat ze bewonen, letterlijk met de aarde ervan. De mythologie van hun voorouders en de erbij horende rituelen noemen ze ‘dreamings’. Deze dromen worden van generatie op generatie op verschillende manieren overgeleverd: ceremonies, verhalen, liederen (begeleid door de digderidoo, waarop enkel mannen mogen spelen), beeldende kunsten en, jawel, geesten. Het zijn vooral de geesten die de huidige aboriginals ervan overtuigen dat ze hun door de blanke overheersers afgenomen heilige grond moeten terugkrijgen.
De vreemde geluiden in huis intrigeren Fuller, die de reisindrukken kruidt met haar zoektocht naar de spirituele kant van het leven zoals de aboriginals die zien. Ze had reeds enige ervaring met het oproepen van geesten. Dat stelt haar in staat, nadat haar man haar is komen vervoegen uit de States, om in contact te komen met de geesten. Al gauw wordt ze daarin bijgestaan door Max Eulo, die haar introduceert in aboriginalkringen.
Het interessante van dit boek ligt in de verhalende en getuigende toon van de schrijfster die van de aboriginalgeesten verneemt hoe hun droomverhalen moeten worden geïnterpreteerd: het gaat werkelijk om ‘de stem van de aarde’. De zwakte ligt in de langdradigheid: naarmate het verhaal vordert, weidt Fuller uit over haar
| |
| |
eigen gevoelens en haar worsteling met persoonlijke problemen, en verneem je minder over Australië en zijn oorspronkelijke bewoners. Het verhaal wordt steeds meer een weergave van autobiografische indrukken en de weergave van wat ze zelf ‘het zinvolste en spannendste avontuur op aarde’ noemt.
[Frans L. van den Brande]
Elmar, 255 p., 690 F
ISBN 90-389-0723-0
| |
Peter Gadol
Hel op aarde
Thriller
Om van paradijs in hel te tuimelen, moet je geen helse toeren uithalen. In één enkele vingerknip beslist een buitenaardse kracht of jij, nietig wezen, de rest van je verdere leven omringd wordt door schepsels met een kroontje boven hun engelengezichtje of een met twee duivelse hoorns. Jason Dark (de man heeft natuurlijk zijn naam niet mee) beleeft het allemaal wanneer zijn zorgeloze bestaan genadeloos overhoop wordt gegooid. Zijn leven bestaat er enkel uit om zich zorgen te maken om zijn wijnoogst. Als vriend van de hele stad en pas nog herenigd met zijn vroegere vrouw, lijkt niets zijn geluk nog in de weg te staan. Tot hij op een heel gewone dag tegen een veel te hoge snelheid een jongen doodrijdt. Onmiddellijk rijst het dilemma: zichzelf aangeven of het hele verhaal verzwijgen en hopelijk vergeten. De eerste mogelijkheid zou niet meteen een staaltje boeiende lectuur opleveren. Daarom kiest de auteur voor de tweede optie: Dark zal voor de rest van zijn leven deel uitmaken van één groot leugenachtig verhaal. Kort na het ongeval wordt er een onschuldige man gearresteerd en aangeduid als zondebok. Dark, die in het beroepsleven advocaat is, neemt de verdediging op zich. Gaandeweg ontspint het verhaal zich in tal van intriges, waaruit blijkt dat elke pion wel iets meer te vertellen heeft dan hij aanvankelijk deed.
Het hoofdpersonage smeekt ondanks zijn misdaad om sympathie. Dat er een onschuldig slachtoffer opduikt, doet daar geen afbreuk aan. De vraag rijst wie nu eigenlijk de held is en wie het slachtoffer. Een antwoord zal je niet vinden, je moet het zelf maar uitzoeken. Hel op aarde moet het hebben van zijn intriges, maar als lezer wil je meer en je krijgt ook meer. Af en toe gaat Peter Gadol echter te ver, alsof een verhaal een onuitputtelijke bron vormt van subs en subsubs. Hij vergeet daarbij zijn personages iets dieper uit te werken. Maar een echt grote hinder vormt dat niet voor dit bij momenten intrigerende boek.
[Philip Symons]
Bruna, 312 p., 655 F
ISBN 90-229-8391-9
| |
[Nadine Gordimer]
Nadine Gordimer. met Het huiswapen genomineerd voor de Britse Orange-prijs, wil van de shortlist worden geschrapt. De Orangeprijs is strikt voorbehouden aan vrouwen. Gordimer heeft laten weten dat ze niet wenst beoordeeld te worden op basis van haar kunne.
| |
Adelaida García Morales
De vrouwen van Héctor
Psychologische Roman / Schuld En Boete
Ruzie tussen twee vrouwen, er vallen klappen. Eén van beiden zakt in elkaar en is dood. De andere, Laura, sleurt het lijk de trap op en legt het onder haar bed. Dadelijk komt haar ex-man Héctor, om zoals elke avond hun dochtertje te bezoeken. Na zijn vertrek laadt ze het lijk in haar auto, rijdt ermee naar een bos en dumpt het daar. Geen vuiltje aan de lucht, zou je denken, want niemand kan vermoeden dat Delia, het slachtoffer, haar laatste uren bij Laura doorbracht aangezien ze elkaar amper kenden. Maar Delia was de beste vriendin van Héctors minnares, Margarita. De bal gaat aan het rollen omdat Héctor Delia's tas zag staan bij Laura. De complicatie wordt ten top gedreven wanneer Irma, buurmeisje van Héctor en hopeloos (kan het anders?) verheid op hem, in haar jaloezie Margarita wil beschuldigen tegenover de politie. Dit alles speelt zich af in het koele, moderne Madrid, wat niet direct te zien is aan de duistere omslagfoto (zie ill.).
De moord op Delia beïnvloedt uiteindelijk het leven van elk personage, niet omdat het gerechtelijk onderzoek tot een ontknoping leidt, maar omdat de drie vrouwen rond Héctor hun verhouding met hem herzien. Laura, aan het begin ogenschijnlijk hardvochtig en koelbloedig, wordt steeds paranoïder naarmate de politie meer overtuigd raakt van haar onschuld. De onevenwichtige Irina geeft zich bloot in dagboekfragmenten en blijft tenslotte besluiteloos achter wanneer Héctor een langverwachte avance maakt; want Margarita verlaat hem na alle doorstane emoties. Voldoende ingrediënten dus voor een psychologische thriller, uitgewerkt in wat eerder een novelle is dan een roman. Daardoor blijft het een krachtig geheel, waarin de sobere stijl de spanning ook voldoende opdrijft.
[Martine Torfs]
De Geus, 140 p., 698 F
ISBN 90-5226-289-6
| |
Nadine Gordimer
Het huiswapen
Criminaliteit / Schuld En Boete / Ouder-Kindrelatie
Voor het blanke echtpaar Harald en Claudia Lindgard komt het leven tot stilstand als een boodschapper hen op zekere avond komt melden dat Duncan is opgepakt wegens moord. Het huiswapen voert je mee langs de moeilijke zoektocht naar hun zoon: wat is misgelopen in zijn opvoeding? Wie heeft schuld aan de daad die hij uiteindelijk heeft gesteld en waarom?
De roman is opgebouwd rond een relatief eenvoudig gegeven: Duncan betrapt zijn vriendin Natalie met Carl Jespersen. de man met wie Duncan ooit een korte homoseksuele relatie heeft gehad. Duncan schiet Carl een kogel door het hoofd met het huiswapen, de revolver die altijd klaarlag om bescherming te bieden tegen diefstal of overvallers in een stad die kreunt onder het geweld. Nadine Gordimer dirigeert haar
| |
| |
intrige, die op een klassieke manier is opgebouwd van de feiten naar de uitkomst van het proces (Duncan wordt veroordeeld tot zeven jaar opsluiting), naar een meesterlijk portret van twee mensen op zoek naar zichzelf en hun zoon. Via verschillende invalshoeken (de vrienden die aan het woord komen, de advocaat van Duncan die zijn pleidooi voorbereidt, het openbaar ministerie dat in de zaak een voorbeeld ziet van de algemene verloedering van de zeden, de rechter die aan het slot nog eens alles samenvat) groeit - ook bij de lezer - langzaam een inzicht in de complexe persoonlijkheid van Duncan. Tegen de achtergrond van dit persoonlijke drama projecteert Gordimer een aantal algemene bedenkingen die het huidige Zuid-Afrika moeten typeren: Duncans proces speelt zich af binnen de krijtlijnen van de discussie over de afschaffing van de doodstraf, terwijl anderzijds het klimaat van geweld het bezit van een huiswapen moet legitimeren. Iets te nadrukkelijk tilt Gordimer haar verhaal in de slotpassus op een mythisch niveau: Duncan heeft in de gevangenis een job als bibliothecaris gekregen en daar neemt hij de Odyssea van Homeros te hand. Zoals Odysseus bij zijn thuiskomst de potentiële huwelijkskandidaten van Penelope doodde, zo heeft Duncan zijn rivaal gedood. ‘Het heeft altijd bestaan, het wordt eeuwig herontdekt en herontdekt’. Zo'n expliciete uitspraak hoefde niet in een roman over leven en dood, schuld en boete, goed en kwaad.
[Jooris van Hulle]
Bakker, 299 p., 900 F
ISBN 90-351-1923-1
| |
Jane Green
Een vent die blijft
Relaties / Liefde
‘Tasha is bijna dertig, een succesvolle televisieproducer, en meer dan aantrekkelijk. Maar als ze zichzelf voor de spiegel diep in de ogen kijkt, weet ze precies wat er ontbreekt. Een vent. Een vent die blijft’. Tasha's vriendenkring bestaat uitsluitend uit mensen die de ware niet lijken te vinden. Zij die dat wel doen (en dus de ultieme daad van het trouwen stellen) sluiten de niet-gesettelde kennissen van vroeger al gauw uit en gaan onder elkaar knusse stellendingen doen. Mei, een zichzelf verwaarlozende therapeute, briljant in het organiseren van het leven van anderen, heeft zelf al vijf jaar een foute relatie met een flapdrol die niet met haar wil trouwen vóór ze wat meer op haar glamoureuze vriendinnen gaat lijken. Emma, al drie jaar samen met een aardige kerel, heeft al drie ex-verloofden na afloop van haar trouwultimatum zien weglopen. Andy beschouwt alle mannen als avonturen en vindt het single zijn oprecht prettig. Eens per week komt het viertal bij elkaar om onder het genot van een copieuze maaltijd en wat bloody mary's bij te kletsen over eenieders laatste verovering en de daaruit voortspruitende seks. Tasha heeft geen gebrek aan minnaars, kickt op het spel van verleiden, veroveren en passie, al weet ze vaak al voor de daad zich voltrekt dat er niet meer dan een one-night-stand inzit. Eigenlijk heeft ze er soms wel een beetje genoeg van. De twijfel rijst waarom het haar niet lukt een man blijvend voor haar te interesseren. Ze weet echter dat ze ‘uit een zaal met negenennegentig quiche-etende mannen de honderdste, die van rauw vlees houdt, zal kiezen, omdat de andere niet klootzak genoeg zijn’. Als ze uiteindelijk iemand ontmoet die de ware liefde zou kunnen zijn, wil ze dit niet erkennen, geplaagd door de haar eeuwig achtervolgende drang naar passie.
Het verhaal is op een directe manier geschreven én zeer amusant. Na een ietwat rommelig begin ga je uiteindelijk met het niet altijd even sympathieke hoofdpersonage meeleven. De auteur is journaliste voor de ‘Daily Mail’ en ‘Cosmopolitan’ en schrijft in die hoedanigheid over seks en relaties. Deze ervaring leidt tot een lichtvoetige, humoristische roman, die menigeen zal kunnen bekoren, mede door de geloofwaardige karakterschetsen.
[Tanja de Groof]
De Boekerij, 267 p., 400 F
ISBN 90-225-2267-9
| |
Robert Goddard
Verzwegen bestaan
Thriller
Sommige thrillerauteurs moeten het hebben van ijzingwekkende moorden of gruwelijke wreedheden. Anderen - zoals Robert Goddard - mikken op onderhuidse spanning en mysterie. Dat is ook zo in Verzwegen bestaan, zijn nieuwste thriller. Centraal gegeven is de dood van kapitein John Hallows, Leonora's vader. Hij sneuvelde op 30 april 1919, maar Leonora werd pas elf maanden later geboren. Het raadsel dat daardoor opgeroepen wordt, heeft Leonora's jeugd en eigenlijk haar hele leven beheerst. Na de plotse dood van haar man reist Leonora Galloway met haar dochter Penelope naar Frankrijk. Leonora is dan 70 en wil haar dochter inwijden in het verzwegen verleden van haar familie. Er valt heel wat uit te leggen. Hun eerste reisdoel is het Thiepval Memorial, een indrukwekkend monument ter ere van de Britse soldaten die in de Eerste Wereldoorlog het leven lieten tijdens de slag aan de Somme. Vanuit dat perspectief vertelt de auteur hoe Leonora opgroeide in het besef dat haar ouders allebei dood waren. Lord en Lady Powerstock, haar grootvader en kille stiefgrootmoeder hebben haar in huis opgenomen. De dood van haar moeder is taboe, net zoals de nooit opgehelderde moord op hun landgoed Meongate tijdens de Eerste Wereldoorlog.
| |
[Made in Taiwan]
‘Made in Taiwan’ staat sinds jaar en dag synoniem voor goedkope spullen. In schril contrast daarmee profileert zich de gelijknamige bloemlezing Taiwanese literatuur waarmee het tijdschrift voor Chinese literatuur ‘Het Trage Vuur’ onlangs uitpakte. Geen handwerk hier, maar een unieke en waardevolle selectie van een bij ons sterk onderkende literatuur. Een primeur voor ons taalgebied met aandacht voor verhalend proza (Bai Xianyong (geb. 1937), Zhang Qijiang (geb. 1961), Su Weizhen (geb. 1954) en Guo Zheng (geb. 1955)), klassieke en moderne poëzie (Lu Ruoteng (1599-1664), Yang Lingye (1923-1994)). Naast poëzie, schilderijen en kalligrafie van Luo Qing (geb. 1948) werd een interview met hem opgenomen. Zonder de satirische essays van Li Ao (1935) over het hoofd te zien. Meer dan 100 bladzijden Taiwanese literatuur die tegelijk geworteld zit in de Chinese cultuur en - sinds de afscheiding van het communistische Chinese vasteland in 1949 - aan westerse invloeden blootgesteld. Een kleinood, niet te missen.
| |
| |
| |
Rosetta Loy
Het woord jood
Autobiografische Roman / Joden; Italië / Rosetta Loy
Het woord jood is volgens de auteur een autobiografische herinnering, geen essay, maar ook geen fantasieverhaal. Het vermeldt vooral reële feiten en gebeurtenissen. Rosetta Loy is er zeer goed in geslaagd om memoires en historische gegevens te versmelten. De toon wordt meteen gezet wanneer ze uitlegt dat ze het woord ‘jood’ voor de eerste keer hoorde toen bij de geboorte van een jongetje bij de overburen de Duitse gouvernante haar ‘met een misprijzende trek op haar gezicht’ vertelde dat joden hun kinderen niet dopen maar besnijden. Het verhaal vangt aan in 1936, wanneer de auteur vijf jaar oud is. Loy werd geboren in 1931, ‘het jaar IX van het fascistische tijdperk’, het jaar waarin de universitaire docenten verplicht werden om een eed van trouw af te leggen aan het fascisme (van de 1200 docenten legden er 1188 de eed af). Loy groeit op in een katholieke familie, in een Romeinse wijk waar nogal wat joodse families wonen. Haar vader is ingenieur en, aldus de auteur, allergisch aan het fascisme. Toch hebben bij haar thuis antisemitische boeken een plaats in de boekenkast.
Dit werk verstrekt heel wat interessante informatie over het racisme in Italië (1938: manifest van de racistische wetenschappers), over de jodenvervolging, over de relatie van de kerk met het Duitse en Italiaanse fascisme. Fascinerend zijn de vele pagina's gewijd aan de houding van de pausen Pius XI en XII. Pius XI sterft in 1939. Kort voor zijn dood verklaarde hij nog dat het hakenkruis een kruis vijandig aan het kruis van Christus is. Zijn laatste project, een encycliek tegen het racisme en het antisemitisme zal nooit tot stand komen. Zeker niet onder Pius XII, die zo goed als niets onderneemt tegen het fascisme. Je krijgt heel wat feitenmateriaal te verwerken over de jodenvervolging in Duitsland en Italië. Italiaanse families hebben hele joodse gezinnen verborgen gehouden. Anderen hebben joden verraden aan de Duitsers: die betaalden 5000 lire voor iedere volwassen mannelijke jood, 3000 lire voor een vrouw, 1000 voor een kind. Het boek bevat veel van dergelijke schokkende feiten. Vanaf 10 juni 1940 is Italië in oorlog met Frankrijk en Engeland. Joden worden tot vreemdeling verklaard en uiteindelijk gedeportreerd. Van Loy's joodse buren zullen weinigen overleven.
[Ivan Schroef]
Meulenhoff, 142 p., 598 F
ISBN 90-290-5677-0
| |
[Robert Goddard Verzwegenbestaan]
Verzwegen bestaan is de reconstructie van een familiegeschiedenis. Het is een verhaal van liefde, vriendschap en trouw; maar ook van hebzucht en haat. Net als in zijn andere thrillers omhult Robert Goddard de waarheid met sluiers, die slechts geleidelijk wegvallen. Dat zorgt telkens opnieuw voor onverwachte wendingen. En precies daarin ligt de aantrekkingskracht van het boek. Goddard werkt volgens zijn beproefde recept en het resultaat is andermaal een thriller van hoog niveau, waarin je moeilijk kunt stoppen met lezen.
[Geert Swaenepoel]
BZZTôH, 312 p., 690 F
ISBN 90-5501-276-9
| |
B.N. Kaufman, S. Lyte Kaufman
Morgen kan het te laat zijn
Faction / Ziekte / Dood
Morgen kan het te laat zijn is eigenlijk een herdruk van Voorbij het tranendal uit 1984. Het Amerikaans therapeutenechtpaar Kaufman kreeg ook in ons taalgebied bekendheid door hun boek over de behandeling en genezing van hun autistisch zoontje. Zij ontwikkelden hierbij zelf een methode, de Optie-methode, die toepasbaar is voor het omgaan met verschillende crisissituaties in het leven. Centraal hierbij is de gedachte dat we in de loop van ons leven tal van geloofsovertuigingen hebben opgebouwd (bv. ‘als ik boos word, dan zal men mij niet langer graag zien’) die de basis vormen van keuzes die we in ons leven maken, waardoor we ons ongelukkig voelen en onbemind. Het komt erop aan die overtuigingen te doorzien en op grond daarvan nieuwe opties te maken, waardoor we vrijer en gelukkiger in het leven staan. Zo ook maakt het gezin Millen een crisis door in de confrontatie met het stervensproces van de moeder. De 17-jarige zoon Sam is de hoofdfiguur en we volgen zijn innerlijke worsteling en gevecht - onder begeleiding van de auteur, de therapeut Bears - om het traditionele gezinspatroon van pijnlijk stilzwijgen te doorbreken. Het gezin ontkent het naderende sterven vanuit het geloof dat er niet over praten de dood op afstand houdt. Hierdoor ontstaat er vervreemding in het gezin, verdriet en pijnlijke conflicten, onbegrip en crisis. Pas als de samenzwering van de stilte rond het sterfbed door Sam wordt doorbroken en er openhartig wordt gepraat over ieders gevoelens, dan pas kan er echt afscheid worden genomen en is er ook weer ruimte voor gevoelens van geluk, verbondenheid, warmte en aanvaarding.
Morgen kan het te laat zijn is een voor iedereen toegankelijk boek, heel vlot en eenvoudig geschreven, maar een beetje naïef-optimistisch van boodschap. De kern van het verhaal is echter voor ieder van betekenis die in een fase van het leven komt, waarin men een geliefd persoon, die oog in oog staat met de dood, moet steunen en nabij zijn. Ook een aanrader voor adolescenten die in het thema geïnteresseerd zijn.
[Johan Maes]
Het Spectrum, 197 p., 495 F
ISBN 90-274-6374-3
| |
| |
| |
Michel Leiris
In de tegenwoordige tijd journaal 1922-1989
Autobiografie / Dagboek / Michel Leiris
Na de dood van de auteur in 1990 werden tussen zijn papieren vijf dikke cahiers gevonden, elk met een verschillend gekleurde kaft, waarin 67 jaar dagboekaantekeningen, notities, aforismen en droomverslagen stonden genoteerd. Uit de oorspronkelijke uitgave van Journal 1922-1989 (1992) wordt hier een ruime keuze gepresenteerd, degelijk vertaald en van een nawoord voorzien door Michel van Nieuwstadt.
Belangrijkste thema's, die ook in zijn literaire werk opduiken, zijn de vergankelijkheid, de angst voor verval en de existentiële twijfel die moet bedwongen worden door alles in een keurslijf (cf. dwangbuis) te steken. De pijnlijk nauwkeurige scheiding tussen zijn werk als antropoloog voor het Musée de l'Homme en zijn letterkundige bezigheden, de strikte grenzen naar ruimte en plaats voor het schrijven van zijn dagboekaantekeningen en zijn romans, wijzen op een bijna neurotische dwang om zijn leven te ritualiseren. Toch zal je hier geen onthullingen of bekentenissen vinden, laat staan enige roddel over de vele beroemde tijdgenoten (Bataille, Picasso, Giacometti, Sartre, De Beauvoir, de Engelse schilder Francis Bacon...) die er in opduiken. Het betreft dikwijls in de echte zin van het woord notities met het oog op verdere uitwerking of verwerking, het uitstrooien van broodkruimeltjes om des te beter de weg te kunnen terugvinden en geen persoonlijk dagboek. Met als enige uitzondering de bladzijden waarin hij verslag doet van zijn mislukte zelfmoordpoging in mei 1957.
Als achtergrondinformatie bij het literaire werk, als verduidelijking van de mens Leiris en als tijdsbeeld van een bijzonder boeiende periode uit onze cultuurgeschiedenis is het zeker en vast een erg interessant en nooit vervelend document.
[Jan Baes]
De Arbeiderspers, 402 p., 1180 F
ISBN 90-295-2785-4
| |
Alia Mamdoeh
Mottenballen
Vrouwenroman / Irak
Irak, Iran, golfoorlog, Hoessein, olie, patriarchaat, hoofddoeken... Dit land roept bij mij een reeks associaties op die meteen aantoont hoe exotisch en onbekend het Middenoosten voor ons blijft. En onbekend blijkt toch een beetje onbemind. Het was met name niet zozeer het leesplezier dat me Mottenballen, de debuutroman van de Irakese Alia Mamdoeh, deed uitlezen. Eerder een soort zelfopgelegde verplichting, om toch ook iets van dat deel van de wereld te leren kennen. Het verhaal kan eigenlijk omschreven worden als het relaas van een periode uit de jeugd van een meisje dat opgroeit in Bagdad. Wat er juist gebeurt, is eigenlijk van minder belang dan het feit dat ze zich maar moeilijk in haar directe omgeving kan terugvinden. Om te beginnen is ze zelf al redelijk rebels van aard. Vermits haar moeder niet veel meer schijnt te doen dan hoesten en rusten (vanwege een vergevorderd stadium van tbc), kan ze in haar al geen rolmodel vinden. Ook haar vader, die woont in de gevangenis waar hij directeur is, staat te ver van haar af (mede door zijn autoritaire houding). En de meute tantes die bij hen inwoont, schijnt er zelf niet veel van te bakken (vooral dan in hun liefdesleven). De enige over wie ze steeds met respect spreekt, is haar grootmoeder. Een vrouw op leeftijd, wijs, zelfstandig en zéér religieus. Maar ondanks deze godsdienstigheid, is ze verrassend heel als persoon. De ‘typische’ (naar mijn bevooroordeelde want onvertrouwde mening) slaafsheid van islamitische vrouwen lijkt bij haar uit gewoonte (traditie) te komen, eerder dan als automatische reflex.
Mamdoeh besteedt redelijk veel aandacht aan de sociale context en de geografie (in enge zin dan, verder dan het dorp komen we niet). En dat is meteen een troef van dit boek, nl. dat het glashelder wordt hoe anders het toch is in Bagdad dan wel Amsterdam op te groeien. Het poëtische van Mamdoehs taalgebruik speelt hierin ook een belangrijke rol. Om te zeggen dat de grootmoeder weinig spreekt, gebruikt ze bv. de formulering ‘Ze viel niemand lastig met haar stem’. Hoogdravendheid noch overdrijving worden geschuwd. Dat dit soms bevreemdend en zelfs gekunsteld klinkt, zou natuurlijk gerelativeerd kunnen worden door te zeggen dat onze leeservaringen misvormd zijn door eisen van realisme, echtheid, kleinheid enz... en andere westerse normen. Ook het ontbreken van tijdsaanduidingen (wat het verhaal soms moeilijk te volgen maakt) zou dan geen kritiek meer kunnen zijn. Idem dito voor het gevoel dat de thematiek zich bijna clichématig beperkt tot het vrouw-zijn in een islamitische samenleving (en bijbehorende manvrouw relaties, traditie versus verandering), dat alles nogal zwart-wit benaderd wordt.
En toch kan het boek dan weer verbazen door zijn openheid en tolerantie tegenover lichamelijkheid (de sauna-scènes). Of door het feit dat god wel overheersend aanwezig is, godsdienst echter niet. Een confronterend en moeilijk te vatten boek.
[Isabelle Deleu]
Goossens, 173 p., 650 F
ISBN 90-389-0641-2
| |
[Shan Sa]
De 25-jarige Chinese Shan Sa kreeg de Prix Goncourt uitgereikt voor haar debuut Porie de la pair celeste (Poort van de hemelse vrede), gebaseerd op persoonlijke ervaringen. Als studente aan de Universiteit van Peking maakte ze het bloedbad van vier juni 1998 op het Plein van de Hemelse Vrede mee. Ze studeerde in 1990 filosofie en sociologie te Parijs.
| |
| |
| |
Jill Mansell
Kapers op de kust
Romantische Literatuur
Janey Sinclair gaat met hart en ziel op in haar werk. Ze is een rustige, door en door brave vrouw, maar gebroken door haar echtgenoot die plots zomaar verdween. Samen met hem verloor ze haar zelfzekerheid en levenslust. Janey's zus, Maxime, is haar tegenpool. Deze vrolijke, werkloze actrice gaat over lijken, blaakt van zelfvertrouwen en laat geen man onberoerd. Op een dag besluit Maxime te breken met haar oersaaie, rijke verloofde en bij Janey in te trekken. Maar die krijgt het al snel op haar heupen van haar en praat haar een baan aan bij een kennis. Maxime voelt aanvankelijk niets voor de job als kinderoppas, koken en strijken kent zij immers niet, maar als ze ontdekt dat de beroemde fotograaf Guy Cassidy haar werkgever wordt, hapt ze toe. Het lijkt haar de ideale springplank naar een mooie carrière of rijke echtgenoot. Als Guy na enkele weken nog steeds geen foto's van haar heeft genomen en haar schoonheid hem koud laat, ziet Maxime haar vergissing in. Zij die graag uitgaat, mannen versiert en plezier maakt, zit nu thuis terwijl Guy allerlei schoonheden mee uitneemt. Bovendien begint ook Janey weer stilaan open te bloeien. Kapers op de kust is een vrolijk en luchtig boek, goed opgebouwd, eigentijds, vlot, realistisch en verrassend. Door de vele intriges blijft het spannend tot het einde.
[Brigitte Gevers]
Luitingh-Sijthoff, 349 p., 800 F
ISBN 90-245-0965-3
| |
Mei Ng
Naakt Chinees eten
Chinese Migranien; Verenigde Staten / Traditie En Moderniteit
Na jaren als student op kamers te hebben geleefd terugkeren naar je ouderlijk huis: je kan er een boek over schrijven. Zeker als dat ouderlijk huis een traditionele Chinese wasserij is in de New Yorkse wijk Queens en je je als jonge vrouw heen en weer geslingerd voelt tussen twee culturen. Hun specifieke afkomst en achtergrond blijft voor de nieuwe generatie Aziatisch-Amerikaanse schrijfsters een haast exclusieve inspiratiebron. Het verhaal en de personages zijn zgn. fictief, maar al gauw gaan de schrijfster Mei en haar hoofdpersonage Ruby in elkaar op. Misschien verklaart deze flou artistique tussen fictie en realiteit de aantrekkingskracht van dit soort pseudo-autobiografische ervaringsromans. Binnen dit genre heeft nog geen enkele roman me overbluft door literaire kwaliteiten, ook deze niet.
De eenvoudige, directe stijl past echter wel bij dit soort relaas. Een goed opgebouwd verhaal, waarin optimisme niet bepaald de boventoon voert. Ruby Lee is als eerste van haar gezin naar de universiteit gegaan, maar haar specialisatie, vrouwenstudies, leidt niet bepaald naar een stap vooruit op de sociale ladder. Ze trekt zich terug in het piepkleine ouderlijke nest, waar ook haar zus nog woont met haar man, en doet af en toe uitzendwerk om voor zichzelf en haar moeder een ticket naar Florida te betalen. Tot zover de enige ambitie in het wasserijgezin, waar moeder achter de naaimachine ook nog bijklust om haar voorraadkast te kunnen aanvullen. Want eten, dat is de rode draad doorheen Ruby's leven: van ontbijtkoeken en taart tot pasta en wonton-soep, alle cultuurverschillen zijn erdoor gesymboliseerd. Ruby wil haar onafhankelijkheid bewijzen door een appartement te zoeken, maar kan haar moeder, die ze wil beschermen tegen haar hardvochtige vader, niet opnieuw verlaten. Ruby vindt zich bovendien seksueel vrijgevochten, maar houdt er een triestige los-vaste relatie op na met haar vriend. Naakt Chinees eten is, eerder dan een confrontatie van culturen, het verhaal van een uitzichtloze gezinssituatie, het trieste lot van een liefdeloos huwelijk, en van de daaruit voortvloeiende banaliteit van het bestaan, waaraan het speciale culturele gegeven niet veel blijkt te verhelpen.
[Martine Torfs]
Meulenhoff, 275 p., 798 F
ISBN 90-290-5001-2
| |
Pierre Michon
Rimbaud de zoon
Biografische Roman / Arthur Rimbaud
Uit de novellenbundel Meesters en knechten (Li 1996, p. 629), gewijd aan de schilders Watteau, Goya en Lorentino d'Angelo was al gebleken hoe indringend Pierre Michon kon schrijven over kunstenaars en hun inspiratie. Met dit opmerkelijke portret van Rimbaud recidiveert hij in een nog beladener en beeldender taal, suggestief en overtuigend.
Bladerend in een fotoalbum, herkent de auteur bij de medespelers van het drama de oorzaken van het ontluiken, het opbloeien en het opbranden van een genie dat in amper vijf jaar tijd zijn hele oeuvre neerschreef. Als een vuistslag in het gelaat van de artistieke wereld. Om te beginnen bij de boosaardige, zwartgallige moeder, Vitalie Cuif, die haar immense innerlijke woede projecteerde op haar enige zoon. Er werd geen enkele foto van haar teruggevonden, maar men vermoedt achter de provocerende houding en de hatelijke blik waarmee Arthur op elke foto de wereld tart, de schaduw van Vitalie.
De eerste die zijn literair talent herkent, is zijn retoricaleraar Georges Izambard, die hem aanmoedigt in het schrijven van briljant geformuleerde maar zoetsappige, klassiekgeïnspireerde alexandrijnen. Ook de toenmalige dichterlijke coryfee Theodore de Banville, aan wie Rimbaud zijn eerste echte gedichten toestuurt, is onder de indruk.
Maar het is pas wanneer hij Verlaine ontmoet, die samen met Charles Cros het onheilsschepsel in Parijs zal opvangen, dat de orkaan werkelijk losbarst, en dat zowel op poëtisch vlak als in het werkelijke leven. Volgen de drinkgelagen en de ruzies die het gezin van Verlaine zullen vernietigen, de escapades naar Londen en Charleroi, waar de verhouding tussen Rimbaud en Verlaine een gewelddadig einde vindt en de terugkeer naar Parijs waar de artistieke fakkel door Rimbaud zelf zal worden gedoofd. Alles is gezegd. Michon vertelt dit hele verhaal in een proza dat al even delirant is als het leven dat beschreven wordt. Het kost dan ook enige moeite om in de sfeer te komen, maar eens het zover is, leest de tekst als een roman.
[Jan Baes]
Van Oorschot, 103 p., 598 F
ISBN 90-282-5054-9
| |
| |
| |
Thomas Moran
De onderduiker
Geen enkele inwoner van een gewone Oostenrijkse boerengemeenschap weet dat de Lukassers in hun schuur een jood verborgen houden. De oorlog woedt aan Sankt Vero voorbij, in het dorp gebeurt niets. Alles blijft blijkbaar bij het oude. De besloten gemeenschap heeft slechts flauwe noties van het gewelddadige wereldgebeuren. Gebonden aan het eigen milieu, beperkt, soms zelfs kleinzielig doorleven de inwoners de sleur van hun dagdagelijkse leven waarin echter wel degelijk onderhuidse spanningen sluimeren, die plots tot ongetwijfeld kleinschaliger, maar wezenlijk even gewelddadige onwaarachtigheid leiden. Maar dat vaak bijtend menselijk venijn, onverdraagzaamheid en jaloersheid - allicht iets te nadrukkelijk, zoal niet te uitsluitend bepaald door erotiek en seksualiteit als de overheersende machten in een mensenleven - hebben niet het alleenrecht; het wordt ook wel ontkracht door inzet van anderen, door genegenheid, liefde en wijsheid. Alles en iedereen op zijn plaats lijkt de aangewezen weg. Zo is het goed. Maar de oorlog wekt duidelijk krachten die het gewone doorbreken. De last en de zorg voor de jood, zijn verhalen en onthullingen, zijn ontluisterende rationaliteit, maar ook zijn meelevend begrip spelen daarbij een wezenlijke rol. Dat geldt in het bijzonder voor de jonge mensen Niki en Sigi, die de verantwoordelijkheid voor hem te dragen hebben, die beiden geleidelijk aan de waarde en de valkuilen van het leven leren ontdekken. De traditie schijnt zo snel te verdwijnen dat oudere mensen hun houvast verliezen. Maar jongere mensen ervaren dat de droom een uitweg kan bieden om de realiteit in haar wisselende effecten op te vangen en positief te duiden. Een mooie roman die in en door de beperkingen van een kleine gemeenschap, koel observerend en intens doorleefd, waarden doet opduiken die de roeping van de mens oplichten en bevestigen.
[Guido Goedemé]
Het Spectrum, 259 p., 595 F
ISBN 90-274-6168-6
| |
Michael Phillips, Judith Pella
De macht en het moederland
Historische Roman / Rusland; 19de Eeuw
Rusland is een land dat nog steeds tot de verbeelding spreekt. Niet alleen het land maar ook de ziel van de Russische bevolking is voor ons grotendeels een raadsel. Phillips en Pella schreven eerder de ‘Saga van Stonewycke’ en in een nieuwe reeks, ‘De Russen’, dringen zij door tot het wezen van de Russische samenleving op het einde van de 19de eeuw.
Anne Burenin moet onder dwang van de omstandigheden haar dorpje verlaten. Zij gaat in dienst bij de hofhouding van Prins Fedorcenko. De schok tussen het armoedige bestaan op het platteland en de pracht en rijkdom van de Tsarenhoofdstad Sint-Petersburg is groot. Bij toeval komt Anna in contact met de dochter van de prins, Katarina. Deze laatste besluit op een dag om Anna als kamermeisje in dienst te nemen. Voor Anna gaat een wereld open en door het geringe leeftijdsverschil worden de meisjes ook vriendinnen. Anna beïnvloedt op determinerende wijze de levensweg van Katarina.
Dit alles speelt zich af tegen de donkere wolken van de oorlog die de tsaar gedwongen moet inzetten tegen Constantinopel en het Ottomaanse Rijk. Zijn onvoorbereide troepen en het gebrek aan ervaring van zijn zoon, de tsarejevich Nicolaas, zullen leiden tot een lange veldslag in barre omstandigheden. De hulp aan de Slavische volkeren is echter een credo waartegen ook de tsaar niets vermag. Inhoudelijk doet het boek mij denken aan twee verhalen van Theun de Vries, Terug uit Sint-Petersburg (Querido, 1992) en Terug uit Irkoetsk (Querido, 1994): hetzelfde thema en dezelfde periode. Maar het verhaal van Phillips en Pella komt wat te dicht bij een sprookje.
[Marc Tysebaert]
Kok, 372 p., 798 F
ISBN 90-242-6109-0
‘Mensen die nooit in zo'n situatie verzeild zijn geraakt, zullen makkelijk zeggen: “Ik zou dat nooit laten gebeuren. Bij de eerste tik die mijn man mij geeft, schop ik hem eruit”, maar in werkelijkheid gaat het niet zo. Het is een geleidelijk proces, waarbij je meer en meer van hem slikt, én je verschrikkelijk schaamt over wat er gebeurt. Dus zwijg je erover, je verzint de gekste verklaringen voor je blauwe plekken en schrammen, want je kunt aan jezelf niet toegeven dat het jou overkomt’.
anna quindlen in gesprek met kristien hemmerechts in ‘vrij nederland’, 09.05.1998
| |
Anna Quindlen
Bont en blauw
Psychologische Roman / Moederzoonrelatie / Vrouwenmishandeling
De Amerikaanse auteur Anna Quindlen heeft zich de laatste jaren een stevige reputatie opgebouwd in het beschrijven van persoonlijke drama's met een sociale achtergrond. Haar vorige roman, De enige waarheid (Li 1995, p. 624), verhaalt de lijdensweg van een kankerpatiënte en de invloed ervan op de naaste familie, in het bijzonder van de dochter, een journaliste. Als de jonge vrouw na de dood van haar moeder voor de ‘Grand Jury’ moet komen op beschuldiging van euthanasie, neemt het boek de vorm aan van een geslaagde kruising tussen een psychologische roman en een thriller. Deze definitie geldt ook voor Bont en blauw, waarin het trieste verhaal wordt verteld van de jonge verpleegkundige Fran Benedetto die door haar man, de politie-agent Bobby, uiterst geraffineerd wordt mishandeld.
Wanneer zij uiteindelijk besluit ervandoor te gaan met haar zoontje Robert, is er al veel kapot gemaakt. Onder een andere naam tracht zij een nieuw leven op te bouwen, maar haar moeizame strijd wordt zwaar gehypothekeerd door de verwijten van Robert dat zijn vader hem ontstolen wordt. Een confrontatie is uiteindelijk onvermijdelijk geworden en zal onder dramatische omstandigheden verlopen.
De grote waarde van deze roman ligt in het feit dat de auteur onder geen beding een zwart-witsituatie wil schetsen, maar door een minutieuze beschrijving van de tegenstrijdige gevoelens, de aarzelingen en de twijfels bij de diverse personages erin slaagt een waarheidsgetrouw beeld te schetsen van een crisissituatie. Professioneel van opzet en uitwerking.
[Jet Sienema]
Atlas. 271 p., 800 F
ISBN 90-254-2217-9
| |
| |
| |
Aryeh Lev Stollman
De verre Eufraat
Deze debuutroman van de joodse Aryeh Lev Stollman is geen autobiografie, maar toch heeft de nieuwbakken auteur met dit eerste boek een paar dingen van zich af willen schrijven. Het verhaal draait rond een opgroeiende joodse jongen in Canada, maar is kunstig doorweven met relevante 20ste-eeuwse thema's. Aryeh, wat staat voor Alexander, wordt grootgebracht tussen bijna alleen maar volwassenen, die een zware cultuurhistorische last met zich meesleuren. Zijn vader is rabbijn en probeert een lijvig boek over het joodse geloof te schrijven. Zijn moeder is een overgevoelig wezen met een paar fobieën die vooral haar enige zoon focussen. De grootouders van vaderskant zijn vanuit Duitsland naar Canada geëmigreerd, maar weer terug naar Frankfurt getrokken omdat ze zich niet konden verzoenen met het huwelijk van hun enige zoon. De ouders van moeder hebben hun zoon in een gesticht gestopt toen hij een zenuwziekte kreeg, om er daarna nooit meer naar om te kijken.
De roman komt nogal traag op gang. Het begin is wat te fragmentarisch en daardoor te vrijblijvend. Maar na 30 bladzijden begint het lot van de personages je te beroeren. Wat het verhaal vooral interessant maakt, is de verweving van verschillende culturen, talen en religies. Canada als smeltkroes van talen en religies, heeft daarom ook zijn symbolische waarde. Alexanders overgrootvader was een wereldreiziger en inspireert met de exotische betovering van de verre Eufraat de dromen van zijn kleinzoon en achterkleinzoon. Van kleins af wordt Alexander door zijn vader onderwezen in het Hebreeuws en Aramees. Hij bekijkt de wereld van op afstand, wat tot een climax komt tijdens het jaar afzondering dat hij zichzelf oplegt.
Alexander mag dan een vreemd kind zijn, de personages die hem omringen, zijn zeker even bevreemdend: zijn moeder heeft na hem al ettelijke mislukte zwangerschappen gehad en beeldt zich van alles in; de ‘Cantor’, een huisvriend die de muziek op zich neemt tijdens de religieuze diensten, is een teruggetrokken schepsel dat meer gehecht is aan palmbomen dan aan mensen; zijn vrouw gebruikt de kleine Alexander als psycholoog bij wie ze haar hart kan uitstorten; de tweelingzuster van de Cantor, Hannalore, blijkt bij haar dood toch niet te zijn wie ze verondersteld wordt te zijn; en dan is er nog Maria, een ‘doodziek, steenrijk meisje’, dat misvormd is en praat over haar nakende dood alsof ze het over het weerbericht heeft.
Stollman schrijft luchtig en eenvoudig over loodzware onderwerpen. De roman gaat over recht en onrecht, schuld en onschuld, lijden, uitsluiting en alles wat afwijkt van het normale.
[Nele van Mieghem]
Meulenhoff, 196 p., 738 F
ISBN 90-290-5555-3
| |
[George Büchner-prijs]
De belangrijkste Duitse literaire prijs, de Georg Büchner-prijs. wordt dit jaar toegekend aan de 51-jarige Oostenrijkse schrijfster Elfriede Jelinek (geb. 1946). Aan de prijs is een bedrag van 125 miljoen frank verbonden. Haar romans De pianiste (Muntinga, 1992) en vooral Lust (Muntinga, 1994) ‘baarden opzien door de nietsontziende, agressieve manier waarop de schrijfster er de klassenmaatschappij, de bourgeoisiecultuur en de onderdrukking van de stouw in aan de kaak stelde. In het expliciet pornografische Lust [...] deed Jelinek meteen ook een [naar eigen zeggen mislukte] poging om voor het obscene een vrouwelijke taal te vinden’. In haar recentste roman. Kinder der Toten, richt ze haar pijlen ook op het Oostenrijkse nazi-verleden.
| |
Larry Niven
De stranden van Sirius Vier / Neutronster
Sciencefiction / Verhalen
Meulenhoff verzamelde enkele verhalen van Lany Niven in twee mooie, gebonden pocketjes. Ze zijn een lust voor het oog, maar veel te snel uitgelezen. Deze sciencefictionverhalen dateren uit de jaren '60 en je kan natuurlijk afvragen of ze niet belachelijk gedateerd overkomen. Nee, want Lany Niven is een van die visionaire schrijvers die tot op heden lezenswaardig blijft. Zoals ook bij grootmeester Asimov kunnen zijn verhalen nog steeds met veel plezier én verwondering gelezen worden. Tijdloze SF dus.
Niven, voluit Laurence van Cott Niven, opgestaan in de jaren '60, werd meteen erkend als een vernieuwer van het genre. Hij verwierf vooral bekendheid met zijn Ringwereld-romans. Voor Ringwereld ontving hij zowel de Hugo als de Nebula Award. Ook Neutronster kreeg de Hugo Award. Het is dan ook een schitterend verhaal in ware Raymond Chandler- of Dashiell Hammett-stijl. De hoofdpersoon, Beowulf Shaeffer, die ook in vele andere verhalen van Niven opduikt, is zijn werk kwijt en zit diep in de schulden. In een bar wordt hij door de Poppenbazen, tweekoppige wezens, onder druk gezet om een gevaarlijke en raadselachtige opdracht uit te voeren. Het verhaal in de ikpersoon wordt gedeeltelijk verteld aan de hand van flashbacks. En ondanks het feit dat de femme-fatale in dit geval een neutronenster is en de huurdoders hier onbekende fysische wetten zijn, leest dit verhaal als een hardboiled thriller, met als typisch gegeven: ‘man in geldnood krijgt opdracht die stinkt’.
De stranden van Sirius Vier is dan weer een ecologisch horrorverhaal. Eén astronaut, die samen met een collega naar wat men aannam een bewoonbare planeet werd gestuurd, kwam najaren terug op aarde. Hij is volledig gedeprimeerd en vernietigt het ruimtetuig. Tegen zijn wil begint hij zijn verhaal te vertellen aan zijn overste. De zeeën van de planeet die ze ontdekten, zijn volledig bedekt met algen. Wat later, wanneer ze de zwarte kusten van naderbij willen onderzoeken, doen ze een verschrikkelijke ontdekking. De auteur beschrijft zijn personages met veel gevoel voor nuance en de karakters zijn goed uitgewerkt. Technologie speelt een pertinente rol, maar blijft steeds op de achtergrond en vormt vooral het kader. Het zijn de karakters en de interacties van de personages die de verhalen dragen. Daardoor kunnen ze ook gesmaakt worden door lezers die weinig affiniteit hebben met het genre. Spijtig dat nogal wat Engelse termen niet werden vertaald en dat de bladspiegel soms de leesbaarheid in de weg staat.
[Jan Van Hee]
Meulenhoff, 126 p., 298 F
ISBN 90-290-5708-4
Meulenhoff, 125 p., 298 F
ISBN 90-290-5705-6
| |
| |
| |
Marlene Streeruwitz
Verleidingen
Vrouwen / Mannen
Vrouwenliteratuur
Er zit vaart in de taal van Marlene Streeruwitz. In deze debuutroman beschrijft de Duitse romancière het leven van een jonge moderne vrouw: moeder van twee kinderen, gescheiden van een succesvol docent aan de universiteit, die weigert alimentatiegeld te betalen. Hélène woont met haar kinderen in bij haar schoonmoeder en onderhoudt haar gezin met een parttimebaan op een reclamebureau. Niet enkel in haar privé-leven, maar ook op professioneel gebied ervaart Hélène het grote verschil tussen de wereld van de man en die van de vrouw. Van mannen wordt zonder meer geaccepteerd dat ze zich onttrekken aan de realiteit, terwijl de vrouw vooral gebonden blijft aan haar gezin. Vrouwen staan onder druk van de maatschappelijke sociale sancties, terwijl mannen, zowel in hun baan als in hun gezin, mogen en kunnen vluchten.
Marlene Streeruwitz schrijft kort en gebruikt vooral actieve werkwoorden. Je kan niet anders dan snel lezen, op het tempo dat zij aangeeft. Soms zijn haar zinnen kort en werkwoordloos, soms bestaan ze uit maar één woord. Af en toe wisselt ze dit staccatoritme af met een authentieke Duitse volzin. Telkens echter drukt ze feilloos de essentieuit, klaar en duidelijk. Die soberheid siert. Verleidingen is een boek voor vrouwen; het doet een beroep op een diepgaande, sterk vrouwelijke empathie.
[Gertie van den Berghe]
Atlas, 255 p., 800 F
ISBN 90-254-2368-X
| |
Quentin Thomas
Opgang
Sciencefiction
Duane Barry, een psychiatrische patiënt, ontsnapt uit een instelling in Marion, Virginia, en gijzelt zijn psychiater met nog enkele omstanders in het tegenoverliggende reisbureau Travel Time. Omdat de man beweert dat hij werd ontvoerd door aliens, wordt Fox Mulder erbij geroepen om met hem te praten. Niemand buiten Mulder hecht schijnbaar enige waarde aan de verhalen van Barry, maar toch werden nog andere personen bij de gijzeling geroepen. Sommige mensen blijken meer te weten over Duane Barry dan ze hem meedelen. Dan raakt Scully bij de zaak betrokken.
Als Opgang niet een van de betere televisiebewerkingen uit deze ‘X-Files’ reeks is, dan toch wel een van de bekendste. Een overheidsorganisatie en aliens, slechts twee opties; je kan het je inbeelden. Niettemin zijn er verrassende wendingen en is het een erg vlot te lezen boek. Door de snelle opeenvolging van gebeurtenissen worden de hoofdfiguren geen moment met rust gelaten, actie dus. Dit zijn de X-Files zoals ze oorspronkelijk werden voorgesteld; met aliens, top-secretprojecten van het leger, gedesoriënteerde slachtoffers, ontvoeringen en ongeloof vanwege de betrokkenen. Zelfs de humor valt heel goed mee. Een dynamisch verrassende vertelling, in de geest van de ‘X-Files’ natuurlijk.
[Timothy Schoeters]
Kosmos-Z & K, 223 p., 495 F
ISBN 90-215-3314-6
‘Door die bondige stijl word ik nergens dominant. Nergens wordt beschreven hoe een tafel of hoe een personage eruitziet. Iedereen moet zich daar zelf maar een voorstelling van vormen. Ik wil niet verderschrijven aan de mythen van het autoritaire patriarchaat. Die mythen worden juist in de bijzinnen verstopt. Ik verwerp de positie van dominantie van de auteur die zegt: “Helene, die lange blonde haren had en een wondermooie vrouw was”, etcetera. Zo berg je haar op in de inventaris van het patriarchaat. En daar ben ik nogal op tegen [net zoals tegen gepsychologiseer]. Iedereen moet het maar voor zichzelf oplossen. Psychologiseren is een vorm van beteugelen. De personages lopen dan aan de hand van de auteur als een therapeutische vader die weet wat goed voor ze is. Ik vind dat gruwelijk. Hoe haalt iemand het in zijn hoofd zulke namaakfiguren te bedenken? Hoe kan iemand zo naïef zijn? Ik ben er haast van overtuigd dat die schrijvers of schrijfsters over hun personages macht willen uitoefenen door een onechte wereld te scheppen’.
marlene streeruwitz in gesprek met piet de moor en jeroen kuypers in ‘de morgen’, 07.05.1998.
| |
Pramoedya Ananta Toer
Een koude kermis; Dageraad
Novellen / Derde Wereld / Indonesië; Onafhankelijkheidsproblematiek
In 1950, enkele jaren na de onafhankelijkheid van Indonesië, krijgt Ananta Toer een brief van een oom. Er wordt hem gevraagd onmiddellijk naar zijn geboortedorp, Blora, te komen, want zijn vader heeft tbc. Hij scharrelt het nodige geld bij elkaar, o.m. via leningen bij vrienden, om met zijn vrouw enkele dagen naar Blora te gaan. Het ontlokt hem de bedenking dat in een democratie iedereen mag doen en kopen wat hij wil, maar dat je als president toch heel wat meer kan en mag dan als onbeduidend ambtenaartje. In Blora blijkt zijn vader heel ziek te zijn. De vroegere verzetsstrijder, een man met gezag en sterk als geen ander, ligt uitgeteerd in bed. En weer wordt de auteur geconfronteerd met de halfslachtige en hardvochtige houding van het jonge Indonesische regime. Voor deze gewone man, een hoofdonderwijzer die promoties heeft geweigerd in dienst van zijn land, zijn volk en de hem toevertrouwde leerlingen, is geen plaats in het sanatorium.
Na het titelverhaal volgt nog een drieluik over de revolutie, eveneens gesitueerd in Blora. De auteur is er teruggekeerd na twee jaar gevangenschap. Hij treft een dorp aan dat getekend wordt door de naweeën van de oorlog. Dat inspireert hem tot drie tragische verhalen. De onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië is het centrale thema van Toers werk. De verhalen verschenen een eerste keer in 1951 en dat laat zich enigszins voelen. Toch blijven het waardevolle, persoonlijke getuigenissen, diepmenselijk en levensecht. Dergelijke verhalen lees je met een mengeling van medeleven en respect.
[Dirk Magerman]
De Geus, 126 p., 698 F
ISBN 90-5226-218-7
| |
| |
| |
Ardashir Vakil
Bombay branding
Bombay / Stadsroman
De achtjarige Cyrus stapt met wijdopen ogen door het leven. Er valt ook heel wat te beleven in een grootstad als Bombay, zeker als je achternaam Readymoney is - niet toevallig uiteraard - en je ouders een mooi huis bewonen aan de Arabische Zee. Cyrus houdt een dagboek bij. Daarin schrijft hij de hoogtepunten van zijn dag neer: het begluren van een vrijend paartje op het strand of andere momenten waarop zijn ontluikende seksualiteit hem prikkelt. Maar hij maakt bv. ook in twee kolommen een vergelijking tussen zijn vader en een buurman. Zoiets leidt tot grappige tafereeltjes of overpeinzingen waarin hij zijn ongebreidelde fantasie de vrije loop laat. Dat laatste speelt hem soms parten. Op school is Cyrus een lastpost, die op onmogelijke momenten vragen stelt of foute maar originele antwoorden geeft. Cyrus heeft ook een zwak voor lekker eten. Zijn moeder verbiedt hem buitenshuis eten aan te raken, maar hij laat geen kans onbenut om zich allerlei lekkers te laten toestoppen. Zijn oma bakt zalige roereieren met geraspte kaas voor hem, op reis met de buren koopt hij een taartje op het perron of hij ontfutselt een kok een lekker stukje vis. En er is nog iets wat Cyrus zich niet kan ontzeggen. Hij houdt veel van film, zoals zovele kinderen en volwassenen in Bombay, India's belangrijkste filmstad. Maar i.p.v. naar de comfortabele bioscopen te gaan in de betere wijken van de stad, verkiest Cyrus de gure, vervallen zalen, diep in het hart van Bombay, in wijken waar zijn vrienden of zijn ouders nog nooit geweest zijn.
Dit met vaart geschreven boek vertelt een leuk verhaal over een opgroeiende jongen in Bombay, maar reikt tegelijk veel verder. Het is ook een sfeer- en zedenschets van de stad en van haar bemiddelde bewoners. Hun leven wordt getekend door liefde en haat, mislukkingen, dood, maar ook vreugde en overwinningen. Cyrus leert de betekenis van al deze dingen kennen en zijn jongensachtige, nieuwsgierige verbazing en leergierigheid werkt heel aanstekelijk. Een knap boek.
[Dirk Magerman]
Arena, 240 p., 758 F
ISBN 90-6974-298-5
| |
Jeanette Winterson
De wereld en andere plaatsen
Deze bundel groepeert 16 kortverhalen van Jeanette Winterson (geb. 1959) uit de periode 1986-1997 waarvan een aantal reeds in Engelstalige tijdschriften en bloemlezingen verschenen. Niet toevallig valt die periode min of meer samen met die van haar publicaties, van Sinaasappels zijn niet de enige vruchten (1985) tot Gut symmetrie (1997), van naïef ironisch-realisme tot het omzetten van essayistische materie in eindeloze golven van poëtische taal. Taal primeert boven verhaal bij deze zelfuitgeroepen opvolgster van Virginia Woolf, en ook haar personages nemen steeds vaker androgyne vormen aan.
De wereld en andere verhalen profileert zich als een staalkaart van Wintersons universum, geregeld duiken echo's uit haar oeuvre op. Zo bv. baadt ‘Psalm’ in de sfeer van haar eerste roman, is ‘Atlantische overtocht’ aan haar laatste roman te koppelen, terwijl ‘De poëtica van seks’ soms aan Kunst en leugens doet denken. Verwacht geen klassieke verhalen, maar korte, snel op elkaar volgende ‘oefeningen’ van gemiddeld minder dan 10 bladzijden, waarin ze je - eens je goed en wel op dreef komt - telkens als een steen laat vallen. Hoewel deze bundel de verdienste heeft in vogelvlucht haar werk voor te stellen of te recapituleren (naargelang van de voorkennis), moet je voor de ware kracht en sfeerschepping uiteindelijk altijd weer bij haar romans aankloppen.
[Kris van Zeghbroeck]
Contact, 157 p., 740 F
ISBN 90-254-2306-X
| |
Akira Yoshimura
Schipbreuk
Japan; Middeleeuwen
Yoshimura situeert Schipbreuk in een nog niet onttoverde middeleeuwse wereld, waarin de bewoners met magie en rituelen vat trachten te krijgen op de gebeurtenissen. Het verhaal vertelt over het leven in een Japans vissersdorp. De dorpelingen lijden onder het moeizame evenwicht tussen bevolking en voedsel. De 9-jarige Isaku probeert het vissersvak onder de knie te krijgen. Hij staat in voor het onderhoud van zijn moeder, broertje en zusje. Zijn vader verkocht zichzelf als contractarbeider om de familie van de hongerdood te redden. De zee brengt immers te weinig op om te overleven. Tijdens de wintermaanden winnen de dorpelingen zout door op stormachtige nachten op het strand water te koken op grote vuren. Het is reeds generaties lang het geheim van het dorp dat de vuren als misleidende lichtbakens Ofunesama, een schipbreuk moeten uitlokken. De lading en de resten van een gestrand schip stellen het dorp in staat te overleven. Na jaren afwezigheid komt Ofunesama twee maal na elkaar. Het eerste schip is zwaar beladen met rijst. Het tweede vervoert in rood geklede lijken. De vissersvrouwen naaien kinderkleding van de dure stoffen. Even later sterft een groot deel van de dorpelingen aan de pokken. Zij die genezen, worden verbannen omdat zij de ziekte in zich dragen. De gezonden, waaronder Isaku, verliezen familie en geliefden, maar hernemen het vissersbestaan.
De auteur verwerkt in dit verhaal de grote thema's van leven, dood en schuld en de tragiek die hen soms verbindt. Is het niet tragisch dat de schipbreuken die de dorpelingen uitlokken omdat niemand zichzelf of zijn kinderen zou moeten verkopen, er nu juist toe leiden dat velen het dorp moeten verlaten? Dit weggaan van en terugkeren naar het dorp is het overheersende thema. De arbeiders komen op het einde van hun contract terug naar het dorp, al was het maar om er te sterven. Bij het overlijden trekt de ziel van de mens weg over zee. Tijdens het bon-feest van de voorouderverering worden kleine brandende scheepjes op de golven gezet. Met behulp van het licht zouden de zielen vanuit zee terugkeren...
Het boek geeft een menselijk beeld van het Japans gebruik om kinderen te verkopen, feit dat in westerse fictie dikwijls ongenuanceerd wordt vermeld omdat het immoreel en onbegrijpelijk zou zijn. Schipbreuk ontroert door de botsing van de hardheid van het leven met het verdriet, de hoop en het geloof van de dorpelingen.
[Raf Tits]
Van Gennep, 191 p., 778 F
ISBN 90-5515-145-9
| |
| |
| |
The originals
Op 15 en 16 mei jl. organiseerde The British Council een ‘Brussels Literary Seminar’ waar de gevestigde waarden Caryl Philips en Graham Swift, en het nieuwe talent Pauline Melville en Sophie Hannah een voordracht gaven en voorlazen uit eigen werk. Aangezien de laatste twee auteurs nog vrijwel niet bekend zijn in het Nederlands taalgebied, ging Leesidee op de vooravond van het ‘Seminar’ met ze praten, tijdens de signeersessie in Sterling Books, een nieuwe Engelse boekenwinkel in hartje Brussel.
Pauline Melville werd geboren in Guyana. Haar vader is een Guyanees van gemengde afkomst en haar moeder stamt uit een Londense arbeidersfamilie. Voor haar elf jaar kwam ze naar Engeland en had van jongsaf een voorliefde voor acteren. Tot ze enige reputatie als actrice en ‘standup comic’ vergaarde, verdiende ze de kost met allerlei jobs. Ze voelt zich thuis in de onconventionele wereld van film en theater, maar schermt haar privé-leven sterk af van de buitenwereld. Melville haat interviews, weigert te praten over haar geboorteland en haarzelf, en verschuilt zich graag achter het feit dat ze geen diploma Engelse literatuur heeft, om niet op interpretaties van haar werk in te moeten gaan. Ze debuteerde laat in 1990 met de verhalenbundel Shape-shifter, waarvoor ze bekroond werd met de Guardian Fiction Prize, de Macmillan Silver Pen Award en de Commonwealth Writers' Prize for Best First Book. Dit opvallende debuut - dat voorlopig niet meer te verkrijgen is - werd in 1997 gevolgd door haar eerste roman, The ventriloquist's tale, wat haar de Withbread Award for First Novel opleverde. Onlangs verscheen haar tweede verhalenbundel The migration of ghosts, die ze tussendoor schreef, wanneer haar roman niet wilde vlotten.
Aangezien Melville fysiek op en top Europees overkomt, kan ze enkel via schrijven de twee werelden van haar achtergrond (Guyana/Engeland) exploreren. Het lijkt wel of ze met haar fictie een uitgebalanceerde identiteit wil oproepen die kan teruggrijpen naar de magische verhalen die ze als kind te horen kreeg. Via haar verbeelding kan ze alle mogelijke grenzen van de werkelijkheid (nationaliteit, ras, e.d.) overbruggen en transformeren in het object van haar verbeelding. Ze creëert een kleurrijke wereld van gedaanteverandering, overstijgt de grens tussen realiteit en fictie, migreert rusteloos heen en weer tussen tegengestelde culturen; een zoektocht naar identiteit en een confrontatie met de spoken uit het verleden. In haar aantrekkelijke verhalenbundels weet ze hiermee een verwachtingsvolle spanning te genereren die naar een pointe toe geneutraliseerd wordt of gewoonweg in een open einde verwatert.
De wouden, savannes en steden van Guyana vormen de achtergrond van Melville's debuutroman. Tijdens een eclips gaan Beatrice en Danny, broer en zus, kinderen van een indiaanse moeder en een blanke vader een passionele verhouding aan. Problemen kunnen niet uitblijven, zeker als Father Napier opduikt om zijn geloof en moraal onder de indianen te verspreiden. Het verhaal van hun zoon Sonny en van Chofy, een moderne indiaan die een verscheurende keuze moet maken tussen stad en savanne, beheerst deze roman. Met koele afstandelijkheid werkt Melville de thema's uit haar kortverhalen verder uit, met verwijzingen naar Evelyn Waughs A handful of dust. Deze revelerende roman dwong zelfs het respect van Salman Rushdie af. In afwachting van een vertaling verschijnt binnenkort een eerste verhaal van Melville (‘Eat labba and drink creek water’) in het Nederlands naar aanleiding van de bloemlezing Caribische literatuur De komst van de slangenvrouw (NCOS). Melville's achtergrond en onderwerp lijken haar onvermijdelijk in de hoek van de Engelstalige Caribische literatuur te duwen.
Sophie Hannah (geb. 1971) is geboren en getogen in Manchester, studeerde in Cambridge en is nu als gastschrijver verbonden aan Trinity College. Ze schreef een kinderboek, twee dichtbundels (The hero and the girl next door (1995) en Hotels like houses (1996)) en werd o.m. bekroond met de Eric Gregory Award. Volgend jaar verschijnt haar debuutroman, Gripless, over een groep mensen die met elkaar verbonden zijn door hun werk op een school. Wanneer de hoofdfiguur, een lerares, verliefd wordt op een totaal ongeschikt sujet, geeft dat aanleiding tot strubbelingen binnen de groep. Een mengeling van serieuze aangelegenheden en komische noten, een stijl die kenmerkend is voor haar poëzie.
Critici hebben het daar moeilijk mee en omschrijven haar werk als ‘lite verse’: ‘doorgedreven gestileerde, laconieke verzen over huishoudelijke en persoonlijke beslommeringen met een fijngevoelige en droevige ironie’. Zelf legt ze meer nadruk op de emotionele drijfveren achter haar gedichten, emoties over menselijke verhoudingen die ze van zich af schrijft. Ze breekt graag een lans voor poëzie als spiegel van de bekomemissen en intresses van de samenleving. Vormelijk zweert ze sterk bij rijm en metrum, ‘vrije versen schrijven, is als tennis spelen zonder net’ (cf. R. Frost). Sophie Hannah ontpopt zich als een zeer getalenteerd én toegankelijk dichter.
[Kris van Zeghbroeck]
Pauline Melville
| |
Hotels like houses
She is the one who takes a shine
to ceilings and to floors,
whose eye finds room for every line
scratched on the wardrobe doors.
She thinks in terms of thick red rope
above the hardened bathroom soap.
He's always first to pack.
If their affair has awkard spells,
what's bound to cause the rows is
that he treats houses like hotels
and she, hotels like houses.
Pauline Melville: The ventriloquist's tale / The migration cf ghosts
Bloomsbury, 357 p., ca. 445 F (cp £ 6,99)
ISBN 0-7475-3514-0 |
Bloomsbury, 209 p., ca 1020 F (cp £ 15,99)
ISBN 0-7475-3675-9 |
Sophie Hannah: The hero and the girl next door / Hotels like houses
Carcanet, 64 p., ca 445 F (cp £ 6.95)
ISBN 1-85754-113-8
Carcanet, 64 p., ca 445 F (cp £ 6.95)
ISBN 1-85754-252-5 |
Deze boeken kunnen waden besteld bij
Sterling Books, Wolvengracht 38
1000 Brussel. Tel en fax: 02/223.62.23.
De aankoopprijs is de coverprijs (cp) + 6% BTW.
| |
[New Writing]
De reeks ‘New Writing’ - een samenwerking tussen Vintage en The British Council - is al aan haar zevende deel toe. Jaarlijks wordt een anthologie samengesteld die a.h.w. een doorsnede vormt van de hedendaagse Britse literatuur. Kortverhalen, fragmenten uit romans die op stapel staan, poëzie, toneel en essays van gevestigde en nieuwe schrijvers brusterlijk naast elkaar. Een forum voor nieuw talent, zonder de gevestigde literaire scène uit het oog te valiezen. ‘New Writing’ is onmisbaar voor al wie de literatuur over het kanaal op de voet wil volgen.
|
|