Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leesidee. Jaargang 4 (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leesidee. Jaargang 4
Afbeelding van Leesidee. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Leesidee. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leesidee. Jaargang 4

(1998)– [tijdschrift] Leesidee. Kritisch-bibliografisch tijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 596]
[p. 596]

[Recensies]

Hopen boeken... Open boeken
Lernouts bibliotour 8: De parochiale bibliotheek van Hove

Een eerste bibliotheek is als een eerste geliefde. Je droomt ervan voor het zover is, denkt er vaak aan terug als het afgelopen is, en daartussen in is het leuk zolang het duurt, maar dat is helaas niet lang genoeg. Volgens Marcel Proust begint elke liefde als jalousie en dat was bij mij niet anders. Ik kom uit een huis met boeken: mijn ouders bezaten een verzameling Davidsfondsboeken waarmee je een paar jaar zoet kon zijn. Maar na een paar jaar was ik uitgekeken op al die heldenverhalen over Rodenbach, Gezelle en Verriest. Een deel van de ontgoocheling had zeker ook te maken met het feit dat ik ondertussen aan den lijve had ondervonden dat het beeld in die boeken van wat er in Vlaamse colleges gebeurde niet echt met de werkelijkheid overeenstemde.

Zoals bij Proust begon mijn liefde bij mijn moeder, of liever bij haar afwezigheid. Op geregelde tijdstippen verdween zij en kwam dan na een tijd terug met een pak boeken. Die las ze en als ze op waren, verdween ze opnieuw om er nieuwe te halen. Al snel had ik door dat de boeken van mijn moeder veel spannender waren dan de avonturen van Jan Bart of Zannekin. Het mooie was ook dat ik haar leesritme zonder veel moeite kon bijhouden en dat vond ik toen heel goed van mezelf. Achteraf gezien begrijp ik niet waar ze de tijd vond om ook maar één bladzijde te lezen, met acht kinderen in huis. Meer dan waarschijnlijk had ze die kostbare ogenblikken nodig om de batterij weer op te laden en als buitengewoon lastig kind denk ik soms dat het alleen dank zij de literatuur is dat ik nooit ben mishandeld.

Ik denk dat ik een jaar of twaalf was toen ik zelf officieel lid werd van de Parochiale Bibliotheek van Hove, waar in mijn tijd meester Lambrechts de plak zwaaide. Hij was een grote man die wel geen baard had, maar wiens beeld ik later herkende in de wachter van ‘Vor dem Gesetz’ van Kafka. In die eerste periode was de bibliotheek gevestigd in een achterkamertje van café De Markgraaf. Ik denk dat het kamertje niet veel groter was dan vier meter op vier meter, maar er konden meer boeken in dan ik ooit bij elkaar had gezien. Nog mooier was het feit dat die boeken niet allemaal zomaar door elkaar stonden, maar dat er een geheim systeem in zat (en niet op nummer zoals de Suske en Wiskes thuis) waardoor meester Lambrechts feilloos het boek kon vinden dat je nodig had. De Argentijnse schrijver en bibliothecaris Borgès heeft mooie dingen geschreven over de waanzinnige orde van bibliotheken waarin de hele wereld verborgen zit, maar wat mij intrigeerde was het mercantiele aspect. Voor ieder boek dat je leende, moest je meester Lambrechts een frank betalen. Ik rekende uit dat die op de twee of drie avonden dat de bibliotheek open was, zo toch minstens een paar honderd franken kon verdienen waarmee hij dan nieuwe boeken kocht, die dan ook weer flink wat geld konden opbrengen. Natuurlijk was het mij meer te doen om die boeken dan om het geld. De Hoofse naam voor de bibliotheek was dan ook veel correcter: een boekerij was een plaats waar boeken aan zelfvermeerdering deden en meester Lambrechts was een beetje als Jezus die de halve bevolking van Israël kon voeden met alleen maar een handvol brood.

Dit leek me dan ook de ideale baan en ik begreep niet waarom meester Lambrechts er overdag nog die apen van het tweede leerjaar wou bijnemen: zo kwam hij zelf toch niet aan lezen toe? Het was een hele ontgoocheling toen bleek dat mijn eigen prille boekencollectie te klein bleek om volgens gelijkaardige principes geëxploiteerd te worden. De Parochiale Bibliotheek van Sint-Laurentius werd mijn speeltuin. Ik las alles wat ik onder handen kreeg. Samen met mijn vriend Dirk vrat ik boeken: ik Biggles en Sherlock Holmes, hij Bob Morane. Om een reden die alleen bekend was in de hoogste regionen van de Parochiale Bibliotheek van Sint-Laurentius mocht je per week maar drie boeken uitlenen. Dus wisselden we op woensdagavond de boeken die we op maandag hadden gehaald: a book a day keeps the doctor away. Helaas groeiden onze smaken steeds verder uit elkaar. In speelgoedtreinen was Dirk een Märklin-man, ik zwoer uitsluitend bij Fleischman. Mijn vliegtuigjes waren van de Tweede Wereldoorlog en van Airfix, die van hem modern en van Reveil. In de bibliotheek ging het helemaal mis: ik ging van Biggles over op Poe, hij ruilde Bob Morane voor Lovecraft; daarna las ik sciencefiction, hij Tolkien. Het kwam nooit meer goed.

Gelukkig had ik mijn moeder nog. Ik ging voortaan alleen naar de boekerij en bracht ook een rantsoen boeken mee voor haar. Zo ontdekte ik de moderne literatuur, lang voor ik er rijp voor was. Mijn criteria voor mijn eigen lectuur bleven voorlopig dezelfde: ik las gewoon alle sciencefiction boeken die uitgeverij Meulenhoff mij kon bezorgen. Voor mijn moeder koos ik natuurlijk boeken die ze nog niet had gelezen, maar er was een veel belangrijker hulpmiddel. De Parochiale Bibliotheek van Sint-Laurentius en meester Lambrechts in het bijzonder controleerden de leesgewoonten van de inwoners van de parochie door de romans te voorzien van Romeinse cijfers die het zedelijk peil aanduidden. Hoe hoger het cijfer, hoe zedelijker. Met de leeskaart van mijn moeder en met de onfeilbare gidsen van een van de voorlopers van Leesidee kreeg ik zo de beste inleiding op wat er in de wereld zoal te koop is. Ik ben hen beiden voor eeuwig dankbaar.

[Geert Lernout]

Atta Issa Al-Sady e.a.
Uit het hart
Verhalen / Poëzie

Een bloemlezing van verhalen en gedichten van 11 vrijwel onbekende auteurs. Het zijn de laureaten van de El Hizjra-wedstrijd 1997, een literatuurwedstrijd voor proza en poëzie, ingericht als stimulans voor in Nederland wonende schrijvers met een Arabische of Marokkaanse achtergrond. De auteurs - enkelen zijn nog heel jong - stellen zichzelf vooraf kort voor. Voor de lezer is het leuk op die manier iets over hen te vernemen en ze te kunnen situeren. Je krijgt dan evenveel oog voor de achtergrond van de auteurs als voor de stilistische kwaliteiten van hun poëzie of verhalen. Hun moederland heet Marokko, Irak of Tunesië en heeft in veel gevallen een stempel gedrukt op hun persoonlijkheid, hun manier van leven en vertellen. De verhalen zijn meestal te kort om een sfeer te creëren die je vastgrijpt, zodat het verhaal en zijn personages beginnen te leven. Meer dan een impuls, een lichte vingerknip, zijn de meeste niet en ze laten bijgevolg geen betekenisvolle indruk na. Door de gedichten laat je je zachtjes meevoeren, zonder dat ze je diep raken. Eén verhaal springt eruit. Het is een persoonlijke getuigenis van een 20-jarig meisje dat Nederland moest verlaten om terug te keren naar Tunesië, waar ze wordt uitgehuwelijkt. Ze heeft het moeilijk om van haar moederland te houden, om haar vaders wil als wet te aanvaarden, maar ze beseft dat ze zich moet schikken in haar lot. Deze bundel bekroont een mooi initiatief en geeft jonge auteurs een kans even op de voorgrond te treden.

[Dirk Magerman]

De Geus, 93 p., 398 F

ISBN 90-5226-584-4



illustratie

[pagina 597]
[p. 597]

Milo Anstadt
De wankele rechtsgang van Albert Kranenburg
Goed En Kwaad / Maatschappijkritiek

De ideeënroman mag dan uit de mode zijn, toch heeft de Nederlandse auteur Milo Anstadt niet geschroomd er dit jaar een te schrijven. En wat voor een! In dit bestek laat zijn nieuwe, rijke boek (zie ill.) zich amper beschrijven om het voldoende recht te doen. Hoofdpersoon is Albert Kranenburg, een man die ogenschijnlijk een volkomen onbekommerd leven leidt. Zijn vader is een ongelooflijk vermogend zakenman. Hijzelf maakt een bliksemcarrière als officier van justitie, zijn vrouw is een talentvol kunstenares. Hun twee kinderen zijn de droom van ieder ouderpaar.

Toch knaagt er van alles aan Alberts succes. Als student al had hij ideeën die niet strookten met de gangbare opvattingen over recht en rechtspraak. Toen hij al vlug moeiteloos opklom in de hiërarchie van de rechtelijke macht, verdrong hij een tijdlang zijn persoonlijke mening. Door een pijnlijk voorval in zijn privé-leven gooide hij tenslotte het roer helemaal om. In dit prachtige boek ventileert de schrijver via de hoofdpersoon niet enkel zijn opvattingen over het functioneren van justitie, maar ook over de maatschappij. Wat komt er in de plaats van het uitgetelde communisme? Zijn de Verenigde Staten werkelijk de verdedigers van de vrije wereld? Is onze samenleving niet aan het afglijden door verregaande liberalisering? Hoe verdraagzaam zijn wij? Welk antwoord hebben wij op islamitisch fundamentalisme? Waaraan ontleent de staat Israël haar rechten? Het zijn maar enkele vragen die Albert Kranenburg zich stelt.

Samen met vrienden zoekt hij naar antwoorden: een progressieve leermeester met wie hij bevriend is geraakt, een joodse vriend, in wie een zweem van Ischa Meijer te herkennen valt, een jaargenote, met wie hij vele jaren na hun studietijd weer in contact komt. Van de joodse vriend geeft hij na diens dood een boek uit dat de lotgevallen beschrijft van twee Poolse jongens die aan de holocaust weten te ontsnappen en die na de oorlog zelf een weg door het leven moeten zoeken.

Grote delen van dit boek vormen een verhaal binnen deze roman. De schrijver laat zijn lezers op een knappe en overtuigende manier zien in wat voor complexe wereld wij leven. Dat deze nieuwe roman van Milo Anstadt tot nadenken stemt, is heel zwak uitgedrukt. Je wordt als lezer op hardhandige wijze wakkergeschud. De auteur dwingt je onherroepelijk tot een grondige bezinning op je eigen leven. Gelukkig is de schrijver geen doemdenker. Aan het slot van zijn roman belijdt hij zijn geloof in de overwinning van de positieve krachten in onze wereld. De intellectuelen hebben een belangrijke taak. Zij moeten de denkbeelden formuleren die de wereld van morgen ten goede kunnen veranderen, de woorden van Christus uit de Bergrede indachtig: ‘Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het gezouten worden?’

[Michel de Koning]

Contact, 317 p., 700 F

ISBN 90-254-2390-6

Jeroen Hetzler
De verborgen jihad
Historische Roman

Mythologische onderwerpen spreken steeds tot de verbeelding, zeker wanneer ze overgoten worden door vragen naar historische gronden of naar authentieke getuigenissen. Rond de opstanding of verrijzenis van Jezus gaat haast iedere eeuw een kritisch verhaal. Is hij wel verrezen en zoniet, waar ligt dan zijn lichaam? Want de oorspronkelijke tombe is leeg, zo bevestigen de evangelieverhalen en de eerste christelijke getuigen. Vorige eeuw doken verhalen op over priesters die mysterieuze aanwijzingen vonden op kaarten, kunstvoorwerpen en grafstenen. De tempelridders spelen in die verhalen steeds de hoofdrol.

Hetzler giet dit alles in een roman. In het jaar 1187, precies het jaar van de aftocht van de kruisvaarders uit Jeruzalem, ontdekt Chufu Ibn Sahu de dagboeken van zijn verre voorvader, Sahu de Egyptenaar. Het zijn niet de begeerde geschriften die hij vindt, waarvan het gerucht wil dat het openbaringen zijn van de profeet Isa, Jezus, maar een geheime kaart en plattegrond van de Tempelberg. Daarop staan allerlei aanwijzingen naar verborgen schatten: zilver en edele metalen, en nog veel meer kostbaars. Dit laatste is onduidelijk. Chufu verzeilt met de aanwijzingen van de kaart in het zuiden van Frankrijk, waar de Katharen wonen die leven volgens de openbaringen die hij zoekt. Het wordt hem vrij vlug duidelijk dat de aanwijzingen op de kaart hem uiteindelijk leiden naar de meest gezochte ‘schat’ op aarde. Die ontdekking komt hem zuur te staan. Ternauwernood ontkomt hij aan de achtervolging door de inquisitie. Teruggekeerd in Ofir ontdekt hij de werkelijke betekenis van de kaart: het gaat om het graf van Jezus!

Een historische roman met heel wat thrillerelementen, in een gejaagd tempo geschreven.

[Frans L. van den Brande]

Van Buuren, 336 p., ill., 795 F

ISBN 90-5695-044-4

Miere Kooistra
Geld, geloof, gehoorzaamheid
Zuidoost-Azië; Reisverhalen

Mieke Kooistra verbleef als Zuidoost-Azië-correspondent acht jaar in Bangkok, waar ze voor verschillende Nederlandse media werkte. In dit boek brengt ze verslag uit over een reis die tien maanden duurde en haar door vijf landen voerde: Thailand, Maleisië, Singapore, Indonesië en de Filipijnen op zoek naar een antwoord op de vraag waarom mensen in die landen ervoor kiezen hun individuele vrijheid op te offeren voor economische voorspoed. Wat deze landen verbindt, is dat ze zich aanvankelijk verenigd hadden om het communisme te bestrijden wat hun in staat stelde economische tijgers te worden - om nu, met uitzondering van Singapore, te lijden onder een zware economische crisis.



illustratie

Het boek gaat over de mensen in die landen, bij wie de auteur tracht aan de weet te komen welke correlatie er

[pagina 598]
[p. 598]

bestaat tussen de culturele en de sociale tradities en de eisen van de moderne samenleving. Zo schetst ze uitgebreid de fundamentalistische meritocratie in Singapore, de polarisatie tussen de rassen in Maleisië, ze maakte in mei '92 de gewelddadige straatrellen in Bangkok mee, die een democratie zonder traditie onderstreepten, het ontluikende verzet in Indonesië (hier hebben de feiten haar boek al ingehaald) en de bizarre strijd tussen traditie en modernisering in de Filipijnen.

Schrijfster weet interessante gesprekspartners te kiezen en ook uit de woorden van de man in de straat een snedige karakteristiek te puren. Dat de stereotiepe dichotomie tussen het spirituele Azië en het materialistische westen grondig aan herziening toe is, mag duidelijk zijn. In Azië gaat het om de vraag: hoe modern te zijn zonder het culturele zelfgevoel te verliezen? De dynamiek die door dit besef gegenereerd wordt, spreekt uit elke bladzijde.

[Jos van Damme]

De Arbeiderspers, 220 p., 699 F

ISBN 90-295-2461-8

Maurice Nio
You have the right to remain silent
Essays

Architect, videokunstenaar en essayist Maurice Nio heeft de afgelopen 15 jaar in diverse tijdschriften teksten gepubliceerd over architectuur, media en cultuurfilosofie. Een 20-tal worden hier gebundeld. De Engelse titel is niet de enige vervreemding die van dit boekje uitgaat. Het is in zwart leer gebonden, gedrukt op dundrukpapier met telkens witte of zwarte onbedrukte tussenbladeren, soms geïllustreerd met foto's en typografisch bijzonder verzorgd. De essays zijn gelukkig even uitzonderlijk. Nio schrijft geïnspireerd, vol verbeelding en in een soepele, meeslepende stijl over onderwerpen die ‘brandend’ actueel zijn en waar weinig auteurs vat op krijgen. Hij heeft het over aspecten van de postmoderne cultuur, zoals hij ze heeft ervaren: de obsessie van de communicatie, het apocrief Brazilië, een hallucinant verblijf in Los Angeles, de versmelting tussen mens en technologie (cyborgs, mutanten), het landschap als het ruwe materiaal van de psyche, onze omgang met de dood, het jezuïtisme van de media, het ultraseksistische beeld in videoclips, de spiegelende en de onverschillige ruimte in de film.

‘Niets geeft zich zomaar prijs’, zegt Nio ergens. Hij begraaft de onderwerpen die hij behandelt, niet onder begrippen maar benadert ze omzichtig, leeft zich in en behoudt voldoende afstand om ze kritisch door te lichten. Zijn interpretatief vermogen tuimelt nooit in de valkuil van een voor de hand liggende theorie; hij probeert recht te doen aan wat de dingen ánders maakt dan we vanuit de traditie of onze wensen verwachten. ‘Dit is de kern: we moeten niet achter de valse schijn op zoek gaan naar de ware aard van de dingen, we moeten achter de zelfvoldane evidentie op zoek gaan naar het masker, het valse genie van de dingen’. In het essay ‘De kunst van de gedachteloosheid’ analyseert hij meesterlijk het eigene van de Amerikaanse fotograaf Garry Winogrand, ‘het vermogen om de dingen vast te leggen nog voor ze een betekenis hebben’. Het geheim van de essayist Nio schuilt erin dat hij de hedendaagse cultuur betekenis kan geven zonder de verschijnselen te verkrachten. De inspanning die de lectuur van deze teksten vergt, wordt ruimschoots beloond.

[Erik de Smedt]

Duizend en Een, 429 p., ill., 700 F

ISBN 90-71346-27-7

De Gouden Gids
manuscriptprijs



illustratie

Uitgeverij Manteau grijpt haar 60ste verjaardag aan om in samenwerking met Promedia een nieuwe Vlaamse literaire prijs te lanceren. De Gouden Gids Manuscriptprijs wil een waardige opvolger worden van de ter ziele gegane Leo-J. Krynprijs, die o.m. Louis-Paul Boon, Hugo Claus, Clem Schouwenaars en Jan Walravens bekroonde. Manteau wil een platform bieden voor jong en veelbelovend talent, zoals enkele recentere namen uit het Manteau-fonds - bv. Paul Verhaeghen, Paul Bogaert, Jos de Wit, Tom Naegels en Bart Plouvier - illustreren. Zo wordt jaarlijks één nog nergens beoordeeld manuscript van een Nederlandstalige debuutroman bekroond én gepubliceerd. Een vijfkoppige jury - Franz Marijnen, Marnix Verplancke, Hilde van Mieghem, Lieve Blancquaert en Dirk Demuynck - zorgen voor een gemotiveerd verdict. Deze nieuwe prijs betekent niet alleen een springplank voor jong onontdekt talent, maar ook een ruime, exclusieve keuze aan jong bloed voor uitgeverij Manteau. Een niet te versmaden tweesnijdend zwaard in tijden van hypende debuten. De gelukkige winnaar zal naast het prijzengeld van 250.000 frank en een ‘reguliere contractuele overeenkomst’ voor publicatie ook de promotionele verplichtingen voor lief moeten nemen. Wie geïnteresseerd is, kan doelstellingen en wedstrijdreglement nalezen op http://www.standaard.com/manuscriptpriis/manteau.html. Voor info, vragen en inzending van manuscripten (tot 15.02.1999) kan je terecht bij: ‘De Gouden Gids Manuscriptprijs’ - p/a La Sensazione (Coördinatie), Lamorinièrestraat 127, 2018 Antwerpen (tel.: 03/286.70.90).

Monika Sauwer
Onrustige slapers

Onrustige slapers is het verhaal van drie eenzame mensen die elkaar op een bepaald punt in hun leven kruisen. Met evenveel recht zou men kunnen zeggen dat het drie verhalen zijn waartussen raaklijnen werden aangebracht. Het Rijksmuseum doet hierbij dienst als een toevallige ontmoetingsplaats.



illustratie

Gerda Kerbeke loopt er, als jong meisje, Simon Casimir tegen het lijf, de man met wie ze later een tijdje een relatie zal hebben. En Casimir leert er op zijn beurt Lea Robertson kennen, een zielig, oud vrouwtje met wie hij een paar weken eerder op straat een nachtelijk praatje maakte, en dat uitgerekend op het moment dat ze klaar stond om in het

[pagina 599]
[p. 599]

water te springen. Alledrie zijn het ‘onrustige slapers’ die niet alleen veel door nachtelijke straten dwalen, maar die ook in hun eigen gedachte- en gevoelswereld ronddolen, op zoek naar een uitweg uit hun troosteloze eenzaamheid. Gerda klampt zich vast aan de zinnelijke begeerte die ze voortdurend in zich voelt gloeien; Simon, een overspannen leraar, gaat in boeken op zoek naar de ontraadseling van de wereld en de kosmos; en Lea, die tegen wil en dank in een rusthuis verblijft, zoekt steeds meer troost in haar verleden, want ‘hoe verder terug in de tijd, des te beter haar geheugen werd’. Deze drie figuren hebben nog iets gemeen. Tijdens de weinige uurtjes dat ze kunnen slapen, hebben ze vaak nachtmerrieachtige dromen, waarin hun sombere situatie op een symbolische manier gestalte krijgt.

Monika Sauwer beschrijft hun leven echter niet op zwaarwichtige wijze, maar veeleer ingetogen, bijna onderkoeld. Dit levert een stijl op die fel contrasteert met de diepe ernst van de problemen waarmee de drie figuren ieder op hun manier worstelen. Het resultaat van deze tegenstelling levert af en toe ironische passages en beschrijvingen op, waarmee de ondraaglijkheid van de vereenzaming wat lichter wordt gemaakt.

[Koen Vermeiren]

Contact, 125 p., 600 F

ISBN 90-254-9721-7

Mariëtte Visser
Onder de kafferboom
Oost-Afrika, Zuidelijk Afrika; Reisverhalen

Onder de kafferboom van Mariëtte Visser is een reisverhaal over zes Oost- en Zuid-Afrikaanse landen: de Comoren, Madagaskar, Zuid-Afrika, Zimbabwe, Swaziland en Malawi. De Comoren is een eilandengroep ten noordoosten van Madagaskar. De inwoners dragen nog altijd de erfenis van de Franse huurling en kolonel Bob Denard. Denard vocht in verscheidene Afrikaanse landen en speelde een belangrijke rol in de recente geschiedenis van de Comoren. Hij pleegde meerdere staatsgrepen, bracht mensen aan de macht en vervulde zelf een aantal politieke en militaire functies. In 1989 vluchtte hij naar Zuid-Afrika en twee jaar later werd hij bij verstek veroordeeld tot vijf jaar. Het Franse leger verijdelde een zoveelste poging tot staatsgreep in 1995 en arresteerde hem. Visser vertelt ons over de armoede, milieuproblemen, voorouderverering en de omvangrijke bureaucratie in Madagaskar.

De inwoners van dit eiland geloven nog net in God, niet meer in de president. De Zuid-Afrikaanse samenleving likt haar wonden na zoveel jaren apartheidsregime. In het nieuwe Zuid-Afrika zijn twee werelden die elkaar nauwelijks kenden langzaam in elkaar aan het opgaan. Dit leidt uiteraard tot nieuwe confrontaties. De politiek machtigste groep is een minderheid geworden. De decennialang verdrukte groep deelt nu politiek de lakens uit. Ook Zimbabwe kent deze problemen. Zeventien jaar na de val van het blanke minderheidsregime is het land nog lang niet hersteld. Rassenscheiding tekent het Zimbabwaanse leven nog altijd. De kloof tussen beide groepen is enorm.

Swaziland is een koninkrijk dat volledig omsloten wordt door Zuid-Afrika. Het Swazi-koningshuis wordt geleid door een in weelde badende autocratische koning die zich in paardenvellen en veren tooit. Visser verhaalt over twee Zuid-Afrikaanse ex-militairen, werkloos, gescheiden en alcoholist, die hun blanke bestaan ruilen voor dat van een traditioneel koninklijk Swazi-krijger. In het korte stukje over Malawi, tussen Mozambique en Zambia, vertelt Visser over een Nieuw-Zeelandse vrouw die een versleten bar cadeau krijgt.

Het is geen echt journalistiek relaas, hoewel Visser af en toe meer achtergrondinformatie meegeeft. Voor de liefhebbers van het reisverhaal is het een onderhoudende verzameling van faits-divers, observaties, gebeurtenissen en ontmoetingen. Diegenen die op zoek zijn naar meer diepgaande informatie en analyses over heden en verleden van deze landen komen echter niet aan hun trekken.

[Wout van Impe]

Atlas, 189 p., 740 F

ISBN 90-450-0181-0

Jos Vos
In Kyoto

Ichiro, een Engelsman met een Japanse moeder, leeft in Kyoto en vult er zijn dagen met bezoeken aan tempeltuinen, pogingen tot het schrijven van een roman, Japanse taallessen en piano-improvisaties. Ontvlucht aan het provincialisme en de eenzaamheid in zijn Engelse geboortestad zoekt hij in Japan naar grootsere dingen door het bestuderen van 's lands geschiedenis. Wanneer zijn pianospel door het open raam van zijn kamer in Kyoto plots beantwoord wordt door de sopraansax van de Japanse Yukari, meent Ichiro de vrouw van zijn leven te hebben ontdekt. Hun gezamenlijke omzwervingen vormen de bron voor

Jos De Wit
Herinneringen van een tomatenkweker

Een uitgemergelde oude man, ondersteund door een overjarige hippie en een manke hond lopen de weg naar het station. Er wordt nauwelijks gepraat. De oude man legt dezelfde weg af als 50 jaar geleden, toen hij als oostfrontstrijder in zijn geboortestad terugkeerde. Doelbewust stuurt hij zijn laatste tocht naar de plaatsen die aan zijn leven een wending gaven. Hij weet dat hij niet lang meer zal leven en de tocht is een poging om alsnog uit zijn isolement te ontsnappen; licht te brengen in een labyrint van trauma's, waanbeelden en begoocheling.

Dit gegeven tilt deze eerste roman van Jos de Wit op een haast universeel niveau Herinneringen van een tomatenkweker is een verhaal over waarheid en leugen, over de zoektocht naar een uitweg uit de restanten van een onverwerkt verleden. De verhaalstructuur is eigenlijk één lange monoloog, opgebouwd uit op zichzelf staande fragmenten waarin droom en werkelijkheid in elkaar overlopen. Het verband tussen de verhaalfragmenten en de rol van de personages is haast onzichtbaar aanwezig en moet vooral intuïtief begrepen worden.

Ook stilistisch is deze associatieve opbouw een terugkerend waarmerk van De Wit: nooit insluitend, maar ontsluitend en steeds indirect verwijzend naar de gedesoriënteerde en zieltogende mens in een naar verandering snakkende maatschappij.

Een jaar na zijn nominatie voor de NCR-prijs met de verhalenbundel Grensbewoners (Li 1997. p. 330), levert Jos de Wit met deze roman een waardige opvolger op zijn debuut.

[Danny Pleumeekers]

Manteau, 159 p., 595 F

ISBN 90-223-1490-1

[pagina 600]
[p. 600]

[Vervolg Jos Vos In Kyoto]

bladzijdenlange mijmeringen, gedachtenstromen en verzuchtingen.

De opbouw van het boek is allesbehalve gemakkelijk. Monologue intérieur van de hoofdpersonages, een boek in een boek, familieverhalen, fantastische fantasieën, dromen, vragenlijsten en opsommingen à la Shonagon (Het hoofdkussenboek, Sei Shonagon - Bibnet) dingen naar de gunst van de lezer. Doorheen deze structurele diversiteit klinkt steeds de erudiete kennis van de auteur. Jos Vos kent Japan en de vragen die een Europeaan zich er over stelt. De auteur verpakt die vragen zoals zovelen voor hem in een liefdesrelatie, of beter in de onmacht tot een blijvende relatie tussen een Europeaan en een Japanse. Staat de begeerde Japanse geliefde hier niet als symbool voor Japan, voor het verlangen dit land te begrijpen en er in door te dringen? Vos kiest bovendien als hoofdpersonage een halfbloed (zoals zovelen voor hem). Een halfbloed verinnerlijkt immers de cultuurshock.

De schrijver verstaat de kunst gedachten te verwoorden. Nochtans: het overmatig gebruik van inversie maakt de tekst zwaar; Vos hanteert soms archaïsmen en hij schrikt niet terug voor het gebruik van op te zoeken woorden. Hoewel In Kyoto een ‘tantaliserende’, ‘solipsistische’ en ‘fantasmagorische’ indruk maakt, was de auteur de critici te vlug af door Ichiro te laten mijmeren: ‘Het grote boek over Kyoto is nog lang niet geschreven’.

[Raf Tits]

De Arbeiderspers, 209 p.

90-295-5105-4

Jantine Wijnja
Pancake
Zusters

Pancake is het debuut van de nog zeer jonge schrijfster Jantine Wijnja (geb. 1980). Het vertelt het intrigerende verhaal over twee heel verschillende zusjes: Julianne en Zaila. Julianne is extravert, Zaila is autistisch. Het perspectief ligt voor een belangrijk deel bij Julianne.

Het boek opent met 11 hoofdstukjes die de auteur foto's noemt, de beschrijving van 11 taferelen. Het gebrek aan samenhang roept een geheimzinnige en vooral angstaanjagende sfeer op. Na deze taferelen volgen twee langere hoofdstukken. In het ene wordt veel duidelijk over het karakter van het zusje Zaila. De epiloog ‘Pancake’ heeft het boek zijn titel bezorgd.

Het is een opzienbarend debuut, omdat het aansluit bij experimenteel proza uit de jaren '50 en '60. Zoiets verwacht je niet van zo'n jonge schrijfster. Door de geraffineerde perspectiefwisselingen raak je verdwaald als in een doolhof. Bij de uitgang weet je niet zeker of het drama van de dood van Zaila zich slechts in het hoofd van haar zusje Julianne heeft afgespeeld. De stijl van het boek is niet altijd even aantrekkelijk: op diverse bladzijden maakt die een geforceerde indruk. Dat neemt niet weg dat het erg de moeite waard is. De sfeer van onzekerheid en mysterie blijft lang bij.

[Michel de Koning]

De Harmonie, 85 p., 398 F

90-6169-557-0

Gerard Walschap
Brieven 1921-1950
Autobiografie



illustratie

Op 17 november 1933 schrijft Gerard Walschap aan Victor van Vriesland, die zijn roman Trouwen heeft besproken in de NRC: ‘U weet dat ik alleen zelfzeker ben terwijl ik schrijf, maar daarna een arme twijfelaar en tobber’. Het dualisme dat naar voren komt uit in deze zelftypering kan door vele andere uitspraken gestaafd worden na de lectuur van het eerste deel van de Brieven van Gerard Walschap m.b.t. de periode 1921-1950. Zijn kinderen Carla en Bruno hadden een dubbele reden om zelf de collectie brieven van hun vader in een leeseditie te ontsluiten. Enerzijds konden zij veronderstellen als ‘kinderen van’ de meeste goodwill te ondervinden bij het verzamelen van de brieven die niet in het familiearchief berusten, anderzijds behielden zij de controle over de toelichting en duiding ervan in de voetnoten. Toen in 1985 voorbereidselen werden getroffen om het Album Gerard Walschap samen te stellen hebben Carla Walschap en Veerle Daelman het zorgvuldig door Walschaps echtgenote Ninette samengestelde brievenarchief in een ongebruikte slaapkamer van zijn appartement uitgespreid voor verder onderzoek. Achteraf is gebleken dat Walschap zelf geregeld brieven uit die mappen genomen heeft en verscheurd. Dat is ongetwijfeld jammer want onherstelbaar. Niettemin blijft de collectie brieven die nu gepubliceerd wordt, zeer indrukwekkend, een monument.

Het eerste deel bevat vier afdelingen. In ‘De jonge Walschap (brieven 1921-1931)’, komt zijn sterke persoonlijkheid o.m. naar voren in de wijze waarop hij een toen al bestaand monument, Stijn Streuvels, in een brief vraagt ermee te stoppen brutaal te reageren ‘omdat men het waagt eens niet op de knieën te liggen voor elke regel die U schrijft!’

Met de toepasselijke titel ‘Van God los (brieven 1933-1939)’ worden de brieven ingeleid die vaak verwijzen naar zijn sinds het schrijven van Adelaïde ingezette verwijdering van het katholicisme en naar het hoog oplopende conflict met pater E. Valvekens, van 1927-1935 mede-hoofdredacteur van ‘Hooger Leven’, de voornaamste bron van inkomsten voor Walschap.

De derde afdeling bevat de brieven uit de oorlogsjaren (1940-1944), waarin o.m. zijn briefwisseling begint met zuster Oswalde Enter, door Ninette ‘het geestelijk lief van Gerard’ genoemd. Zij zal later gefictionaliseerd worden tot Zuster Virgilia (1951). In zijn eerste brief aan haar (9 april 1942) schrijft hij dat het altijd zijn ideaal is geweest een werkelijk katholiek Vlaams schrijver te zijn die de katholieke Vlaamse letterkunde uit haar amateurisme wilde optillen. Dat streven hebben katholieke priesters en critici als Joris Eeckhout, Joris Baers, Emiel Janssen e.a. met grote stelligheid proberen te torpederen, terwijl andere even katholieke priesters en critici als Albert Westerlinck de waarde van dat streven onderkend en ondersteund hebben.

Deze brieven van Walschap kunnen het nadenken over de verzuiling, de relativiteit van de begrippen ‘links’ en ‘rechts’, de marge tussen intellectuele eerlijkheid én lafheid in die periode, ongetwijfeld heilzaam stimuleren. In de brieven uit de vierde afdeling ‘Vechten voor de vrijheid (1945-1950)’, staat vaak het conflict centraal tussen Walschaps geweten en de essentiële eisen van het leven met de verantwoordelijkheid voor een gezin met zeven leden. Binnen het korte bestek van deze recensie is het onmogelijk de ongemeen rijke inhoud weer te geven van Walschap die als briefschrijver ‘een ruwe oprechtheid boven valse beleefdheid’ verkiest. In september 1999 mag het tweede deel (1951-1989) worden verwacht.

[Joris Gerits]

Nijgh & Van Ditmar, 1462 p., ill., 2500 F

ISBN 90-388-8406-0


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De wankele rechtsgang van Albert Kranenburg

  • over Brieven 1921-1950


auteurs

  • Geert Lernout

  • Dirk Magerman

  • Michel de Koning

  • Frans van den Brande

  • Jos van Damme

  • Erik De Smedt

  • Koen Vermeiren

  • Wout van Impe

  • Danny Pleumeekers

  • Raf Tits

  • Joris Gerits