De groteske ernst van de eigendunk
‘Dit boek had nooit mogen winnen’, schreef Will Self over de keuze van de Jury van de Booker Prize op 27 oktober 1998. Dat Will himself niet genomineerd was voor deze meest prestigieuze literatuurprijs in het Britse gemenebest kan misschien een verklaring zijn voor zijn reactie. De 20.000 pond die de onderscheiding waard is, gingen naar de Schotse auteur Ian McEwan voor Amsterdam. De ironie wilde dat de juryvoorzitter (Douglas Hurd) zelf minister van Buitenlandse Zaken is geweest.
In Amsterdam speelt nl. een fictieve minister van Buitenlandse Zaken, Julian Garmony, een cruciale rol. Al meteen in het openingshoofdstuk, tijdens de begrafenis van de fotografe en journaliste Molly Lane, staat Garmony in het middelpunt van de belangstelling in plaats van de overledene, wanneer hij door een stel persfotografen is opgemerkt. De morbide combinatie van dood en succes zet op die manier al van bij het begin de toon van het verhaal. Dat draait volledig rond de leegte die Molly Lane heeft achtergelaten in het leven van de protagonisten. Naast Julian Garmony zijn dat Vernon Halliday, hoofdredacteur van de krant ‘The Judge’, Clive Linley, een klassiek componist die de opdracht heeft gekregen om een millennium-symfonie te schrijven, en tenslotte Molly's echtgenoot, George, een rijke uitgever.
Clive en Vernon zijn niet alleen vrienden, maar ook exminnaars van Molly. Allebei zijn ze erg onder de indruk van de angstaanjagende manier waarop ze is gestorven. Haar verstandelijke vermogens zijn plots achteruitgegaan, zo snel dat ze niet eens de tijd had om zelfs maar op het idee te komen om zelf een eind te maken aan haar gênante toestand. Omdat Clive tijdens het componeren van zijn symfonie een voos gevoel heeft in zijn linkerhand en ook Molly's mentale achteruitgang met zo'n kleinigheid was ingezet, vreest hij het ergste en nodigt hij Vernon uit.
Om een lot als dat van Molly te voorkomen, vraagt Clive aan Vernon of hij zijn euthanasie zou willen regelen mocht hij ooit op eenzelfde manier mentaal aftakelen. In Nederland zijn er genoeg artsen die daar hun hand niet voor omdraaien. Vernon gaat akkoord met het voorstel van Clive als deze hem dezelfde dienst wil bewijzen, mocht het ooit nodig zijn. Maar na dit hoogtepunt van wederzijds vertrouwen, heeft hun vriendschap nog slechts een klein duwtje nodig om razendsnel bergafwaarts te rollen. Dat duwtje geeft Molly's weduwnaar. George overhandigt Vernon een enveloppe met foto's die Molly ooit heeft gemaakt en waarop Julian Garmony te zien is in vrouwenkleren. Met dit materiaal kan Vernon de slinkende verkoopcijfers van ‘The Judge’ weer de hoogte injagen en meteen de gehate minister een hak zetten. Clive vindt dit verwerpelijk; hij mag dan een grondige hekel hebben aan de racistische minister, ook racisten hebben volgens hem het recht om hun fantasie de vrije loop te laten. McEwan laat de man van de hoogstaande morele principes vervolgens naar Lake District vertrekken om daar op ijlere hoogten inspiratie te vinden voor de slotmelodie van zijn symfonie. De goddelijke inblazing blijft niet uit, maar op het moment dat hij de noten wil neerschrijven, ziet hij hoe een vrouw wordt aangerand. Hij overweegt heel even om haar te helpen, maar doet uiteindelijk alsof hij het niet gezien heeft.
In zijn morele overmoed is Vernon er inmiddels van overtuigd dat hij door de foto's te publiceren en de loopbaan van de minister te dwarsbomen de rechtsstaat een geweldige dienst bewijst, ook al betekent dat zijn ontslag. McEwans personages komen door hun eigen megalomanie ten val. Ook Clive doet zichzelf de das om met zijn symfonie, die niet meer is dan een echo van Beethovens negende. De goddelijke inspiratie heeft niet meer bewerkstelligd dan een opgeblazen gevoel, dat McEwan met genoegen doorprikt. Naarmate de grootheidswaanzin van zowel Vernon als Clive verontrustende proporties aanneemt, staan ze elkaar steeds onoverkomelijker in de weg en tenslotte naar het leven.
Het groteske van dit tragische einde geeft de spanning weer die gedurende het hele verhaal heerst tussen de vorm en de inhoud. Amsterdam is opgebouwd volgens het schema van de tragedie - van de expositie (de begrafenis) waarin alle personages worden voorgesteld, tot de climax en de catastrofe (opnieuw de dood). Net als zijn personage, de conservatieve componist Linley, grijpt McEwan terug naar oude compositieprincipes, maar de megalomane protagonist mist de zelfironie van zijn geestelijke vader. Door precies met die strakke, tijdloze structuur vorm te geven aan het tijdsgebonden genre van de satire, holt McEwan het plechtstatige van de tragedie uit en steekt hij de draak met de manier waarop zijn personages zichzelf au sérieux nemen. Als dit boek nooit had mogen winnen, dan alleen omdat McEwan de prijs misschien nog beter had gekregen voor zijn vorige boek, Enduring love. Maar verdiend heeft hij hem zeker. De vertaling verschijnt in januari bij Manteau.
[Dirk van Hulle]
Ian McEwan: Amsterdam
Jonathan Cape, 178 p., 1061 F, ISBN 0-224-05170-9
Distributie voor België: AMP-PVD Buitenlandse Boekhandel