| |
| |
| |
[Recensies]
Murray Bail
Eucalyptus
Vertelkunst / Liefde
Eucalyptus van de Australische auteur Murray Bail volgt een klassiek sprookjesstramien: aan wie de hand van zijn dochter wil verdienen, legt de koning een haast onmogelijke taak of opdracht op. Koning in deze roman is Holland, een wat vreemde naam voor een vreemde man. Na de dood van zijn vrouw ruilt hij de stad voor het platteland. Hij koopt een huis met uitgestrekte landerijen. Samen met zijn dochter Ellen leidt hij een teruggetrokken leven op het landgoed. In de jaren dat zij opgroeit tot een buitengewoon mooie jonge vrouw, plant hij honderden verschillende eucalyptusbomen op zijn land en leert de ruim 500 namen uit het hoofd. De vreemde bomencollectie én Ellens uitzonderlijke schoonheid vormen een dubbele aantrekkingspool. De mannelijke belangstelling voor de dochter groeit van dag tot dag en verontrust Holland in hoge mate. Om haar te beschermen beslist hij dat zij zal trouwen met de man die al zijn eucalyptussen, tot en met de laatste soort, kan benoemen. De ene kandidaat na de andere waagt zijn kans. Ze komen uit alle windrichtingen, maar niemand slaagt in de opdracht. Het lijkt een soort vloek: Ellen Holland zit gevangen tussen de eucalyptussen tot de opdracht vervuld wordt. Maar het is een gevangenschap waarin het schuchtere meisje zich veilig geborgen voelt. Dan komt Roy Cave, een autoriteit op het vlak van de eucalyptussoort. Hij pakt de zaken systematisch aan, gaat dag na dag met vader Holland op stap en benoemt een na een de bomen op het landgoed. Holland is ingenomen met zo'n degelijke kandidaat, maar Ellen is verontrust. Zij voelt immers helemaal niets voor de saaie Cave en voelt zich bedreigd in haar geborgenheid. Tot ze op een dag een mooie slapende man vindt. Zodra hij ontwaakt, begint hij een verhaal te vertellen. Het is het begin van een brede stroom verhaaltjes over mannen en vrouwen, echtgenotes en ouders, over onvervulde liefde en dood. En stukje bij beetje begint Ellen, en met haar de lezer, te beseffen dat de
knappe vreemdeling zonder naam op een haast terloopse wijze ook veel afweet van de eucalyptusbomen. Want elk verhaaltje is geënt op de naam van een eucalyptussoort. Op die manier weeft de man - net als de aboriginals - van boom tot boom een web van verhalen over het landgoed. Met zijn verhalen geeft hij betekenis aan de dingen en weet hij het hart van Ellen voor zich te winnen. Maar wanneer de naamloze man even plots onvindbaar is en Cave's overwinning nabij, zakt Ellen weg in lethargie, waaruit enkel een verhaal haar kan doen ontwaken.
De taal van het boek is helder en poëtisch tegelijk, zoals het een sprookje past. Murray Bail heeft een betoverend sprookje geschreven over het belang van verhalen vertellen en over het raadsel van de liefde. ‘Het is een raadsel hoe de een zich plotseling aangetrokken kan voelen tot de ander. Wie zal zeggen hoe dat komt? Het is verbazingwekkend, alleen gebeurt het aan een stuk door’. Het zijn vragen die de geliefde-zondernaam zich stelt. Misschien ligt het antwoord in de tover van het vertellen zelf.
[Geert Swaenepoel]
Anthos, 269 p., 790 F
ISBN 90-414-0286-1
| |
Cheryl Benard
De dochter van de profeet
Vrouwenroman / Man-Vrouwrelatie; Islam / Pakistan
In Peshawar, een stoffige, levensgevaarlijke stad in Pakistan aan de grens met Afghanistan moet Micky Malone, een Amerikaanse zakenman, een deal afsluiten met een van de plaatselijke leidinggevende figuren, Walid Khan. De transactie is echter niet zo zuiver op de graat als Malone zelf, die met het verstrijken van de tijd alsmaar zenuwachtiger wordt. Wanneer hij in zijn hotelkamer een levend geschenk krijgt aangeboden, slaan bij hem de stoppen door en verdwijnt hij spoorloos.
Deze verontrustende verdwijning moet door Iqbal, een jonge rechercheur uit Islamabad, worden onderzocht en liefst zo snel mogelijk opgelost om de relatie met de Verenigde Staten niet in gevaar te brengen. De oplossing van het raadsel is echter niet voor de hand liggend en wanneer kort na de verdwijning ook nog een aantal lijken opduiken, loopt de zaak helemaal uit de hand. Zowel tijdens de laatste tien minuten van Malone in zijn hotel, als in de buurt van de volgende slachtoffers, werd een vrouw met een groene chador, de overtreffende trap van de sluier, opgemerkt. Dat een vrouw echter dergelijke misdaden zou bedenken, laat staan uitvoeren, is voor de islamitische mannenwereld uitgesloten. Het spoor wordt bijgevolg zeer lang verwaarloosd. Het boek is echter veel meer dan een louter detectiveverhaal waarbij de verschillende puzzelstukken door de lezer in elkaar moeten worden gepast. Dat deze stukken voortreffelijk door Cheryl Benard her en der in het boek worden verspreid, met telkens een verspringend perspectief, zodat alle betrokken personages hun eigen persoonlijkheid ontwikkelen en hun schijnbaar los van elkaar staand verhaal meemaken, vergroot enkel het plezier.
De dochter van de profeet is daarnaast ook de beschrijving van de soms wraakroepende positie van de vrouw in de islamitische wereld, die onder invloed van de fundamentalisten nog slechter wordt. De fundamentele oneerlijkheid tussen de plichten en de onvrijheid van de vrouw tegenover de rechten en absolute vrijheid van de mannen is schrijnend en wordt zeer overtuigend in dit debuut aangeklaagd.
[Sven Lommaert]
Bert Bakker, 229 p., 695 F
ISBN 90-351-1995-9
| |
[José Cardose Pires]
Op 26 oktober overleed de Portugese auteur José Cardose Pires op 73-jarige leeftijd in Lissabon. Als een van de grootste hedendaagse Portugese auteurs, gold hij als de laatste vertegenwoordiger van het kritisch-realisme. Hij werd in 1997 bekroond met de Pessoa-prijs en ontving in 1991 de Union Latina-ondeischeiding. Recente vertalingen van zijn werk zijn De kroonprins (De Prom, 1993) en Lissabon: een logboek: stemmen, gezichtspunten en mijmeringen (Lubberhuizen, 1998).
| |
| |
| |
Max Allan Collins
Saving private Ryan
Oorlogsroman
Met ‘Saving private Ryan’ heeft Steven Spielberg een opmerkelijk rauwe en indringende oorlogsfilm gemaakt. De film wordt vooral geroemd omwille van het realistische karakter van de gevechtsscènes waarmee Spielberg begint en afsluit. Dat deze film een pionier is op het vlak van realistische oorlogsfilms klopt niet helemaal. Oorlogsveteraan Samuel Fuller (met ‘The big red one’) en de in Hollywood omstreden Sam Peckinpah (met ‘Cross of iron’) brachten de Tweede Wereldoorlog al op tamelijk authentieke wijze in beeld. Waar Steven Spielberg, door een wijzigende moraal en verbeterde technische mogelijkheden, wél baanbrekend werk verricht, is in het expliciet tonen van de gevolgen van oorlog. De beelden zijn in ‘Saving private Ryan’ niet enkel narratief, maar ook visueel verontrustend. Het expliciet en gedetailleerd tonen van de gruwel belet dat oorlog een romantisch karakter krijgt. Terwijl heroïek tegelijk gewoon en futiel wordt.
Bij een novelisation, een roman die gebaseerd is op een filmscript, is meestal de film beter dan het boek. Dat geldt ook voor deze Saving private Ryan, een door Max Allan Collins geschreven literaire adaptatie van het scenario van Robert Rodat. Daar waar Spielberg via beelden en verhaal het moreel en emotioneel traject van kapitein John Miller evoceert, duikt Collins meteen in de psyche van de soldaten. We beleven het verhaal a.h.w. via de ogen van de betrokkenen. Voordeel is dat bepaalde details direct betekenis krijgen, nadeel dat ook meteen een interpretatie van de feiten aangeboden wordt. De kracht van de film is dat de kijker zelf kan evalueren en dat de interne conflicten van Miller onderhuids blijven (tot ze dramatisch en krachtig losbarsten), terwijl het in de literaire versie allemaal snel (over)duidelijk wordt. De schrijver tracht krampachtig de filmer te evenaren in het scheppen van ernstige kunst, maar moet natuurlijk het onderspit delven. De film wordt een klassieker, het boek blijft helaas stationsliteratuur. Dat een overdosis goede bedoelingen dodelijk kan zijn, had Steven Spielberg zelf al ondervonden toen hij Het keizerrijk van de zon van J.G. Ballard trachtte te verfilmen. Nu merkt Max Allan Collins dat ook de omgekeerde beweging fataal kan aflopen.
[Ivo de Kock]
Luitingh-Sijthoff, 222 p., 495 F
ISBN 90-245-2222-6
Het boek mag dan wel ondermaats zijn, de film wordt alom bejubeld. Maar voor Ludo Abicht in het ‘Nieuw Wereldtijdschrift’ (1998, nr. 5) ‘is Spielbergs kaskraker niet zozeer de anti-oorlogsfilm waarvoor hij versleten wondt als wel een legitimatie van de Rechtvaardige Oorlog [...] De film suggereert dat wij (het Westen, dat wil zeggen de Verenigde Staten van Amerika) onder analoge omstandigheden niet alleen het recht maar zelfs de plicht hebben om geweld te gebruiken en oorlogen te voeren voor de Goede Zaak, of het nu gaat om de strijd tegen het internationale terrorisme of onverschillig welk ander Rijk van het Kwaad. Zo bekeken is “Saving private Ryan” niet alleen een rechtvaardiging van het Amerikaanse engagement in WO II. maar ook een uitstekend propagandamiddel voor de rol van internationale politieagent die de Verenigde Staten steeds nadrukkelijker voor zich opeisen’.
| |
Kerstin Ekman
Het engelenhuis
Sociale Roman / Vrouwen; Zweden
Het Engelenhuis beschrijft het dagelijks leven van vier vrouwen voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog in Zweden. Het zijn gewone, alledaagse vrouwen, die zich trachten door het leven te slaan op de best mogelijke manier. Tora is snoepverkoopster op de markt; ze heeft een appartement in het huis met de stenen engelen op de gevel. Jenny is haar schoondochter. Frida is een van Tora's vriendinnen; Ingrid is de dochter van Frida. Ze is getrouwd met Ame, een getalenteerd bandyspeler.
De klemtoon van het verhaal ligt op de jaren '30 en de oorlogsjaren, maar door middel van flashbacks gaat de roman terug tot het begin van de 20ste eeuw, toen Tora en Frida jong waren. Wat beschreven wordt, zijn geen wereldschokkende gebeurtenissen, het is de weergave van de strijd van eenvoudige mensen tegen het leven. Hoe Frida een lichteffect in een bos beschouwt als een religieuze ervaring en zich in godsdienst verdiept; de borstamputatie die Tora moet ondergaan; hoe Jenny in de betovering komt van een Hongaarse vluchteling die bij hen thuis logeert. Geen heldendaden, geen geromantiseer. Het zijn kleine problemen die levensgroot lijken op het moment dat je er zelf voorstaat.
Afwisselend wordt elk van de vier vrouwen in de schijnwerper gezet. De relatie tussen hen is niet erg sterk; daarom staat hun verhaal nagenoeg op zich; er zijn raakpunten tussen de levensloop van elk van hen, maar die zijn niet erg belangrijk. Zo zijn er de vele nevenfiguren, die in meerdere verhaallijnen opduiken: Fredrick, Tora's zoon en Jenny's echtgenoot, Konrad, de broer van Ingrid, en vele anderen. Zonder de nadruk te leggen op hun geschiedenis spelen zij toch ook een belangrijke rol in het boek.
Belangrijke gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis komen zijdelings aan bod, gezien door de ogen van eenvoudige mensen. De inval van de Russen in Finland, de oorlog met Duitsland, een transport van Noorse joden.
Het portret van de vier Zweedse vrouwen wordt door Kerstin Ekman (zie ook p. 774) overtuigend geschilderd. Het engelenhuis is een boeiend boek waarin een stukje van het leven van die tijd wordt gevat. Het verhaal is uiterst gedetailleerd uitgewerkt, wat in een omvattend tijdsbeeld resulteert. Een waardevol boek over het dagelijkse leven tijdens de jaren '30 en '40.
[Bart van der Bruggen]
Bert Bakker, 323 p., 700 F
ISBN 90-351-1996-7
| |
| |
| |
Karin Fossum
Eva's oog
Detective
Het leven van Eva Magnus, artieste en alleenstaande moeder, krijgt een tragische wending wanneer zij op een wandeling met haar dochtertje langs de rivier, in het water een dode man bemerkt. Zijn gelaatstrekken komen haar niet bekend voor, maar bij het zien van zijn ongewone schoeisel krijgt ze een bloedsmaak in de mond. Ze zoekt prompt een telefooncel op, maar in plaats van de politie te verwittigen, belt ze haar vader op. Reeds vanaf de eerste bladzijden confronteert Karin Fossum (zie ook p. 774) je met mysteries vervat in een realistische, maar unheimliche sfeer. Het vertelperspectief verschuift vervolgens naar inspecteur Sejer. Hij wordt belast met het onderzoek naar de man die, zo blijkt, met messteken om het leven werd gebracht. De identiteit van het slachtoffer brengt de inspecteur evenwel niet dichter bij een oplossing van het probleem, ook niet wanneer het vermoeden rijst dat deze zaak mogelijk verband houdt met de moord op een vrouw een half jaar voordien. Het onderzoek leidt tenslotte naar Eva Magnus, die meer blijkt te verbergen dan goed voor haar is. Halfweg de roman gaat in een lange flashback haar relaas van start. De verhaalstructuur is zowel ingenieus als origineel en het levert een werk op met onmiskenbare literaire kwaliteiten. De auteur slaagt erin gestalte te geven aan haar personages en hun levenslot te verstrengelen tot één boeiend geheel. De spanning stapelt zich geleidelijk aan onderhuids op. Nergens moet de auteur zijn toevlucht zoeken in gruwel of geweld om de spanning te handhaven. De thrill zit hem vooral in de onnavolgbare complexiteit van toevalligheden die, gecombineerd met de wetmatigheid van oorzaak en gevolg, ons leven beheersen.
[Staf Schoeters]
Manteau, 305 p., 650 F
ISBN 90-223-1500-2
| |
Juan Filloy
De bende...
De bende waarvan sprake bestaat uit zeven zwervers, van zeven verschillende nationaliteiten, allemaal ooit min of meer bemiddeld, maar nu om uiteenlopende redenen aan lager wal geraakt. In hun vorige leven hadden ze bv. naam als illusionist, horlogemaker, bankier... Het grillige lot brengt hen bij elkaar en om hun stukgeslagen levens nog enigszins van inhoud te voorzien, nemen ze zich voor om ‘de stompzinnigheden van dit continent uit hun geest te bannen’, door zich als groep volledig in te zetten voor sociale restitutie ten bate van hen die door een of ander onrecht zijn getroffen, althans toch in hun ogen. Vermits dit zonder geld niet kan, stelen ze een flink bedrag van een oud mens en trekken daarmee Argentinië rond ‘op een toeristische reis naar het ideaal van de anderen’. Ze besteden een forse duit aan stakende bouwvakkers, regelen hachelijke kwesties, laten intussen een snoodaard naar de andere wereld verhuizen, blazen als afleidingsmaneuver een paar gebouwen in de lucht, en laten zich intussen kennen als een jolige bende die lekker eten appreciëert en waarbij de ene in plagerigheid niet onderdoet voor de andere.
Het klinkt allemaal nogal bizar, en dat is het ook, des te meer nog wanneer je deze ‘professionele bedelaars op vakantie’, zoals ze zichzelf noemen, aan het woord hoort. Elk vanuit de eigen achtergrond, die bepaald wordt door eruditie, nationaliteit en beroepsactiviteit in het vorig leven, oreert wijsheden en pseudo-wijsheden die aanleiding geven tot vaak potsierlijke filosofische discussies of schrandere fraseringen met de diepgang van spreekwoorden. Het merkwaardige is nochtans dat het hele semi-ernstige gestoei van deze uitzinnige troep, die denkt de wereld te controleren, op geen enkel ogenblik als overtrokken of gechargeerd overkomt. De zeven blijven tot het bittere einde toe (en het einde is inderdaad nogal bitter) mensen van vlees en bloed, met hun grote en kleine kanten, hun luchtige onthechting, maar tegelijk ook hun talloze hechtingen aan vroeger, met hun anarchistisch en toch ook zinnig gestructureerd hersenwerk. Geen bende ezels, zoals een van hen zegt, maar ‘heroïek in ontwikkeling’, een typische blijk van zelfoverschatting zoals er talloze voorkomen in de roman.
Het is bijna onvoorstelbaar hoe meesterlijk de auteur al deze extremen, die bovendien voorkomen binnen zeven uiteenlopende figuren, stevig in de hand kan houden, en ze dan nog tegelijk weet te larderen met evenveel speelsheid als dramatiek. Hoe dit vermakelijke maar allesbehalve oppervlakkige werk, dat dateert van 1937 (maar dat zou je op geen enkel moment denken), pas een halve eeuw later tot hier doordringt, is een volstrekt raadsel.
[Hugo van Hoecke]
Coppens & Frenks, 454 p., 1700 F
ISBN 90-71127-63-X
| |
Marianne Fredriksson
Simon
Identiteit
Zweden, 1929. Een joodse muzikant uit Berlijn is in het voorjaar de geheime minnaar van een boerenmeisje en maakt haar zwanger. Hij keert echter terug naar Duitsland zonder te weten over de zwangerschap. Later schrijft hij haar, maar omdat zij geen Duits kent en hij geen Zweeds wordt het contact verbroken. Het kind dat wordt geboren is Simon. Al na drie dagen wordt hij aangenomen door Erik, een neef van het meisje, en zijn vrouw Karin. Zij zijn kinderloos en voeden Simon op als hun eigen zoon. Van zijn half-joodse afkomst weet hij niets, maar hij voelt zich op een vreemde manier aangetrokken tot Isak, een joodse jongen die hij op school leert kennen. Diens vader, Ruben, en Simons pleegouders worden goede vrienden.
Dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Het verschrikkelijke lot van de joden dringt door tot in het niet-bezette Zweden. Simon heeft nog geen weet van zijn afkomst, maar hij voelt aan dat iets aan hem ongewoon is en gaat daarom op zoek naar zijn identiteit. Hij richt zich daarvoor op de identiteit van Isak en Ruben, en van Erik en Karin. In het boek wordt het verleden van deze vier personages zorgvuldig geschetst. Het joods-zijn van Isak en Ruben speelt een zeer belangrijke rol voor de ontwikkeling van Simon, meer nog dan de Zweedse achtergrond van Karin en Erik. Simon voelt zich sterk geraakt door een traumatische ervaring van Isak, die als kleuter werd geslagen door zijn grootvader en mishandeld en vernederd door Duitse nazi-soldaten in het Berlijn van de jaren '30. Muziek speelt ook een belangrijke rol: door Ruben raakt Simon gefascineerd door Berlioz en Mahler. Erik bekijkt deze ontwikkeling argwanend omdat muziek hem doet denken aan Simons echte vader, de muzikant.
| |
| |
Pas na de oorlog komt Simon het echte verhaal te weten. Nog meer dan vroeger voelt hij zich verbonden met Isak en samen komen ze een moeilijke periode door van aanvaarding van hun joods-zijn. Heel langzaam, en voor Isak zelfs op de rand van het psychotische, slagen ze erin om zichzelf te leren kennen.
Marianne Fredriksson, van wie eerder Anna, Hanna en Johanna verscheen (Li 1998, p. 195), slaagt er in dit boek opnieuw in om een diepgaand portret te schilderen van haar hoofdpersonages. Haar uitvoerige schrijfstijl biedt voldoende ruimte om de gevoelswereld van Simon en zijn omgeving gedetailleerd weer te geven. Het is dan ook een uitstekende weergave van hoe een jood zijn eigenheid kan beleven in het Zweden van voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Fredriksson vervalt soms evenwel in een zwartwittypering van haar personages. Daarnaast zijn er enkele randfiguren die een volkomen negatief etiket krijgen opgekleefd. Maar ook met deze onvolkomenheid zorgt deze verzorgde uitgave voor uren leesplezier.
[Bart van der Bruggen]
De Geus, 382 p., 998 F
ISBN 90-5226-529-1
| |
Pete Hamill
De golem van Brooklyn
Thriller
Af en toe lees je een auteur die als het ware in je onderbewustzijn kruipt en je meeneemt naar het half vergeten rijk van je jeugd, net op het moment waarop je vrouw of man gaat worden. Die magische jaren uit je leven hebben altijd iets betoverends, vaak zonder dat je er je vinger op kunt leggen. Pete Hamill kan dat wel, en het is nog een liefdevolle vinger ook. De melancholische warmte van dit boek is ouderwets ontroerend. De sfeer is zonder meer betoverend. Op de achterflap wordt Hamill met Isaac Bashevis Singer vergeleken en voor één keer ben ik het met een flaptekstschrijver eens: dezelfde elegante zinnen, dezelfde in toom gehouden emotionaliteit en dezelfde eenvoudige, hartveroverende manier om over vriendschap en loyauteit te schrijven. Michael Devlin, de 11-jarige katholieke zoon van een Ierse moeder wier man gestorven is in de oorlog, die langzaam aan, ondanks de vooroordelen, vriendschap sluit met de rabbijn Judah Hirsch die het getto van Praag overleefd heeft, is een hoofdpersonage dat in de ziel van de lezer gegrift wordt. Met schoonheid, met kracht, met klasse.
[Bob van Laerhoven]
BZZTôH, 288 p., 750 F
ISBN 90-5501-491-5
| |
Judith Lennox
Schimmenspel
Romantische Literatuur
Dame Tilda Franklin wordt beroemd en geadeld nadat ze haar leven heeft gewijd aan de vele weeskinderen die ze adopteerde en als pleegkind opnam. Niet te verwonderen dat heel wat uitgeverijen ernaar hengelen om haar biografie te mogen uitgeven. Ze worden allemaal afgescheept. Wat wel verwondering wekt, is dat Tilda opeens de opdracht geeft aan Rebecca, nadat deze laatste enige bekendheid heeft verworven door het maken van een televisiedocumentaire over inrichtingen voor zwakzinnigen.
| |
Margaret George
Dochter van de farao/De slangenkroon
Cleopatra memoires 1 & 2
Historische, Biografische Romans / Romeinse Rijk / Cleopatra VII
Net zoals de hardloperij diverse disciplines telt, variërend van de sprint tot de marathon, zo ook wordt in de literatuur onderscheid gemaakt tussen schrijvers van de korte en de lange baan. Margaret George hoort ontegensprekelijk thuis in de categorie van de marathonauteurs, een gezelschap dat illustere voorgangers als James A. Mitchener (Hawaï, Alaska) en James Clavell (Shogun, Taipan) in zijn rangen telde. Kenmerkend voor deze auteurs is hun gedegen en uitgebreide research en het groots opgezette, panoramische kader waar zij hun epische vertelling in onderbrengen. Begrijpelijk dat een dergelijke opzet dikke turven oplevert (de twee delen van ‘Cleopatra memoires’ tellen niet minder dan 1000 pagina's) en dat de oplage meestal het honderdvoudige beloopt van het aantal bladzijden. Want het weze gezegd: lezers krijgen graag waar voor hun inspanning en geld, en geven vaak de voorkeur aan dikke boeken.
‘Cleopatra memoires’ zit dus op alle terreinen goed en dat verdient deze reeks, want ze is knap en gedetailleerd gedocumenteerd, vlot en boeiend geschreven, en het onderwerp wordt benaderd vanuit een historisch interessante invalshoek. In haar memoires (de gebeurtenissen worden verteld vanuit de ikvorm, met afwisselend dialogen en beschrijvingen) doet Cleopatra verslag van haar vroegste herinneringen aan haar vaders zwakke leiderschap tot haar relatie met Julius Caesar. Zij treedt in het boek naar voren als een buitengewoon wilskrachtige vrouw, als koningin, als moeder, maar vooral ook als minnares en politica. Dat ze haar intrigerende capaciteiten en schoonheid aanwendde om mannen van invloed (Caesar en Marcus Antonius) aan haar zijde te krijgen, is een gegeven dat al werd aangehaald door Shakespeare, maar dat ze de uitbouw van haar wereldrijk in de eerste plaats dankte aan intelligentie en leidinggevende talenten, is een nieuwe visie, die niet louter en alleen is ingegeven door een 20ste-eeuws feministisch standpunt, maar die tevens wordt ondersteund door recent historisch onderzoek.
De hoofdpersonages - Cleopatra, Caesar, Octavianus en Marcus Antonius - behoren ondertussen evenzeer tot de legende als tot de geschiedenis. De schrijfster is dan ook uiterst secuur te werk gegaan in het aanwenden van historische bronnen. Een mooi voorbeeld hiervan is dat zij Antonius' beroemde redevoering bij Caesars graf niet laat aanvangen met ‘Vrienden, Romeinen, landgenoten...’ (dat was Shakespeares schepping), maar dat zij de historische versie van Dio Cassius weergeeft. Veel van de beschrijvingen lijken op het eerste gezicht verzonnen, maar daar waar je je de tijd en inspanning getroost om een en ander te verifiëren, blijkt de auteur gelijk te hebben. Belangrijk is ook dat ze de fascinatie voor haar onderwerp op je weet over te brengen. Met deze gereconstrueerde memoires blijf je dagenlang ondergedompeld in een authentieke historische sfeer, waar het exotisch bedwelmende hand in hand gaat met giftige intriges.
[Staf Schoeters]
Het Spectrum, 480, 519 p., 795 F/dl.
ISBN 90-274-6396-4/90-274-6547-9
| |
| |
| |
Ivan Klíma
De verliefde koorddanser
Liefde
Vier ikverhalen over liefde en desillusie. In ‘Miriam’ vertelt een in het getto opgesloten puber over zijn plotse liefde voor het meisje, dat hem bij de melkbedeling een overgrote portie toebedeelt. Hij durft haar niet te benaderen, hoewel zijn koortsige fantasie met hem op de loop gaat. Als heel zijn familie en al zijn bekenden op transport gesteld zijn, ontvalt hem ook deze liefde: hij moet het weer doen met een schamel rantsoentje en Miriam doet alsof ze hem niet kent. ‘Mijn vaderland’ speelt zich af vlak na de oorlog in de periode van het zich opbouwende communisme. De ikverteller is op vakantie met zijn ouders en broertje. Omwille van plaatsgebrek in de vakantiehoeve, moet hij alleen op kamers in een naburige herberg. In de kamer naast de zijne verblijft de exuberante dokter Slavik met zijn elegante vrouw, die de hitsige verbeelding van de jongen wekt. Haar toeschietelijke gedrag brengt de jongen, die dichtersaspiraties koestert en zich laaft aan de grote auteurs, ‘die het echte leven kennen’, totaal in de war. Het verhaal sluit met een open einde dat thematisch verbonden is met het weerkerende beeld van een luchtballon, waaraan een meisje acrobatische toeren uitvoert. Een onbereikbaar glansmoment... De beschrijving van het wereldje van de hotelgasten, waartussen de geëxciteerde puber op de golven van zijn verbeelding als een bal over en weer stuitert, is prachtig en verteld met ingehouden humor. Even prachtig is ‘Het waarheidsspel’, waarin de eenzame ikverteller kennismaakt met een doortrapt grietje, dat hem aan het lijntje houdt en die hij uiteindelijk reddeloos kwijtspeelt. ‘De koorddansers’ tekent de fascinatie van de ikverteller, aankomend schrijver, voor een koorddanseres. Als hij zijns ondanks betrokken raakt in een liefdesaffaire met de vriendin van een studiegenoot, ontmoet hij op het hoogtepunt van de crisis, weer de koorddanseres. Zal hij net als zij het risico durven
nemen? De vier verhalen illustreren telkens de onbereikbaarheid van een liefde, die des te groter is naarmate de fantasie boven de werkelijkheid uitstijgt. Dit is al het vijfde boek in Nederlandse vertaling van deze prominente Tsjechische auteur en ongetwijfeld ook een van de beste.
[Jos van Damme]
Wereldbibliotheek, 173 p., 590 F
ISBN 90-284-1787-7
| |
[Vervolg Judith Lennox Schimmenspel]
Rebecca, die net een ongelukkige liefde achter de rug heeft, begint er zeer aarzelend aan. Want ondanks het feit dat het publieke leven van Tilda gemeengoed is, heeft ze haar persoonlijke geschiedenis voor iedereen verborgen gehouden. Hun contacten verlopen echter zeer vlot en na een aarzelend begin, graaft Rebecca alsmaar dieper in het complexe verleden van Tilda.
Het verhaal begint wat stroef omwille van de versnipperde samenhang, maar naarmate de nota's van lang geleden tot leven komen, wordt alles veel klaarder. Rebecca ontdekt er gaandeweg heel wat parallellen in haar eigen leven. De kleurrijke familie van Tilda draagt in hoge mate bij tot de gebeurtenissen. Ze zijn ook zo verschillend en Judith Lennox schetst die karakters bijzonder levendig. Ze beschrijft hen allen zonder franjes, maar diepgaand. Het verhaal combineert het dagelijkse leven met historische wetenswaardigheden en het eindigt als een spannende detectiveroman.
[Maria Sys]
Van Reemst, 431 p., 795 F
ISBN 90-410-0580-3
| |
Donna Leon
Acqua alta
Detective
Brett Lynch, een Amerikaanse archeologe, wordt brutaal onder handen genomen voor de deur van haar Venetiaanse woning. Met uitzondering van inspecteur Brunetti, maakt men zich er bij de politie niet druk over. Daar komt evenwel verandering in wanneer enkele dagen later het lijk wordt gevonden van ‘dottore’ Smenzato, de museumdirecteur met wie Brett een onderhoud had gepland. Brunetti krijgt nu van zijn terughoudende superieuren de toestemming om de zaak grondig uit te spitten. Het spoor leidt van achtenswaardige lieden in de kunsthandel naar smokkelaars en fraudeurs.
Venetië, historische kunststad bij uitstek, fungeert zoals we dat gewoon zijn in de boeken van Donna Leon, niet louter als decor waartegen de actie zich afspeelt, maar tevens als hoofdpersonage. Deze keer valt het water er met bakken uit de lucht. De bewoners bereiden zich voor op ‘acqua alta’, het onderlopen van de stad, en samen met het opkomende water stijgt ook de spanning. Tweede vaste waarde van deze policier is ongetwijfeld de bezadigde en sympathieke inspecteur Brunetti. Zijn superieuren zitten hem meermaals dwars, maar op het thuisfront wachten hem liefde en begrip. De geladen sfeer in een doorweekt Venetië, gekoppeld aan een intelligent opgebouwde intrige, neergeschreven in een literaire stijl, staan garant voor uren leesgenot.
[Staf Schoeters]
De Boekerij, 240 p., 595 F
ISBN 90-225-2417-5
| |
Unni Lindell
Het dertiende sterrenbeeld
Detective
Voor hoofdinspecteur Myklebust en inspecteur Isaksen van de afdeling moordzaken in Oslo, is de moord op Simon Andersen, evenals die op een Pakistani enkele maanden daarvoor, een compleet mysterie. De zaak sleept aan en een doorbraak laat op zich wachten, ook al staat één zaak vast: de twee moorden werden gepleegd door een en dezelfde psychopatische persoon. Het privé-leven van inspecteur Isaksen zit eveneens in de knoop. Hij heeft vrouw en kinderen verlaten voor een vriendin, en ook deze nieuwe relatie veroorzaakt spanningen die zich doorzetten in zijn werksfeer. Een derde moord tenslotte, levert de speurders meer aanwijzing, maar verhoogt tevens de druk op alle betrokkenen. Isaksen zal lijf en leven op het spel moeten zetten om de zaak tot een bevredigend einde te brengen. Met deze summiere weergave van de inhoud doe ik het boek zeker onrecht, want de plot zit ingenieuzer en boeiender in elkaar dan dit op het eerste gezicht banale verloop doet vermoeden. De protagonisten nemen om beurten een eigen vertelperspectief in, wat na enkele bladzijden reeds
| |
| |
een kleurrijk en boeiend palet aan mogelijke motieven en kandidaat-daders oplevert. Het wordt stilaan ook duidelijk dat de psychologische problemen van een onder hen aan de basis moeten liggen van de moorden. De zoektocht naar de dader kan bijgevolg niet gewoonweg worden teruggebracht tot een aftelrijmpje à la Agatha Christie. De personages zijn driedimensionaal getekend en spreken met een eigen stem. De literaire kwaliteiten die niet alleen tot uiting komen in de knappe dialogen maar ook in de meer beschouwelijke stukken, zijn geen rem op de spanning en complementeren veelal de flitsende actie. De ontknoping is overeenkomstig een eersteklas thriller ronduit schokkend want volkomen onvoorzien. Een knap debuut (zie ook p. 774).
[Staf Schoeters]
Signature, 441 p., 695 F
90-5672-018-X
| |
Jacki Lyden
Mijn moeder, de koningin van Scheba
Autobiografische Roman / Moeder-Dochterrelatie
Jacki Lyden (correspondente voor The American National Public Radio) schrijft een autobiografie waarin het motief van de vlucht een grote rol speelt. Haar vader en moeder lijken aanvankelijk gelukkig getrouwd, totdat haar vader op een dag doof wordt en de relatie bergafwaarts gaat. Ze scheiden. De moeder hertrouwt met een dokter. Hij heeft een erg losse hand en deelt regelmatig rake klappen uit, verder heeft hij een zwak voor andere vrouwen. De moeder wordt behandeld als een klein onnozel zwak vrouwtje dat pillen moet slikken. Wanneer ze rond haar 30ste waanvoorstellingen begint te krijgen, wordt ze tijdelijk opgenomen en worden de drie zusjes opgevoed door Mabel, de grootmoeder.
Wanneer Lyden als kind voor het eerst geconfronteerd wordt met haar moeders andere ik, is ze voor altijd geïntrigeerd door die nieuwe persoon: de koningin van Scheba, zoals haar moeder zichzelf noemt. Haar leven zal tegelijkertijd een zoektocht naar als een vlucht voor deze persoon zijn. Ze brengt de hoofden van de meisjes lange tijd op hol. Ook wanneer ze al geruime tijd het huis uit zijn, blijft de onrust hen parten spelen. De grillige wensen, ideeën, visioenen van de moeder jagen hen continu op stang.
Het boek werkt beklijvend: de visioenen laten een cryptische omschrijving, een magische schaduw achter van de Koningin van Scheba. Het is een precieus weergegeven beeld van een gekke vrouw, een persoonlijk verslag, maar tegelijkertijd een journalistieke weergave aan de hand van brieven, gedichten, aantekeningen.
[Silvie Moors]
Arena, 288 p., 798 F
ISBN 90-6974-318-3
| |
[National Book Awards 1998]
Op 19 november werden de National Book Awards 1998 bekendgemaakt door de National Book Foundation in New York. Voor de categorie fiction zegevierde de literair gewaardeerde maar minder populaire Alice McDermott met Charming Billy over gedoodverfde winnaars als Tom Wolfe en Robeit Stone. Over Tom Wolfe's kaskraker van dit najaar, A man in full, waarvan een beginoplage van 1.200.000 exemplaren verscheen, brengen we een artikel in het volgende nummer. In de categorie non-fiction scoorde Edward Ball met Slaves in the family, over de afstammelingen van slaven. Tenslotte won Gereld Stern in de categorie poëzie met de bundel This time: new and selected poems.
| |
Elizabeth McCracken
Het huis van de reus
Het huis van de reus is het toch wel bijzondere verhaal van Peggy Cort en haar relatie met een reus van een jongen, James Sweatt. Je voelt een sterke betrokkenheid met Peggy, een ongehuwde, plichtsgetrouwe, brave bibliothecaresse die het relationeel vrij moeilijk heeft. Haar fascinatie voor James begint als die jongen als 11-jarige boeken ontleent in de bibliotheek waar zij als 25-jarige werkt. James is enorm lang voor zijn leeftijd en lijkt niet te stoppen met groeien. Zijn persoon laat Peggy niet los en zij infiltreert geleidelijk aan in het leven van James en zijn familie tot zij uiteindelijk een echte huisvriendin geworden is. Naast haar job is James gelukkig maken haar enige levensdoel. Hoe groter hij wordt, hoe moeilijker het voor hem wordt om een normaal leven te leiden. Maar Peggy doet wat ze kan om hem te helpen. Hij sterft uiteindelijk op 20-jarige leeftijd, 2,61 meter groot en 188 kilo zwaar. Het was pas de laatste maanden voor zijn dood dat Peggy's geheime liefde voor James mondjesmaat beantwoord werd.
Peggy's verhaal is een flashback vanuit een periode ongeveer 25 jaar na James' dood en nog lijkt haar bijna ziekelijke fixatie op James nauwelijks verminderd te zijn. Het verhaal leest vlot en de aanvankelijke weigerachtigheid tegenover Peggy's persoontje verdwijnt naarmate het boek vordert.
[Marianne van den Brande]
Atlas, 335 p., 995 F
ISBN 90-254-2128-8
| |
Henning Mankell
Comédia infantil
Straatkinderen
Comédia infantil is een brokje geschiedenis van de voormalige Portugese kolonie Mozambique, gezien door de ogen van een kind. José, een bakker in loondienst, vindt op een dag de 10-jarige Nelio op het podium van een theater, nagenoeg stervend. Hij werd neergeschoten, maar José weet niet door wie en waarom. Hij kent Nelio omdat hij de leider is van een bende straatkinderen die in de buurt van de bakkerij zwerft. Hij besluit om hem naar het dak van de bakkerij te brengen en hem daar te verplegen. Nelio weigert om naar een ziekenhuis te worden gebracht.
's Nachts, als de bakker alleen is en klaar met zijn werk, komt hij naar het dak en luistert hij naar het verhaal van Nelio. Gedurende negen opeenvolgende nachten vertelt Nelio hoe hij opgroeide in een dorp ver weg, en uiteindelijk op deze plaats in de stad terechtkwam. Het is een verhaal van moordende revolutionairen, van eenzaamheid en van overleven. In al zijn eenvoud geeft het een stukje van de veranderingen weer die dit Afrikaanse land troffen nadat de Europeanen er waren vertrokken. De nieuwe machthebbers konden niet verhinderen dat de situatie van het land onstabiel bleef. De dorpen en de bergen worden onveilig gemaakt door rebellen. De blanken die terugkeerden naar Mozambique, waren over het algemeen welgesteld, net zoals een toplaag van de zwarte bevolking. Maar bij het merendeel van de bevolking, vooral in de steden, is armoede troef.
Na de negende nacht sterft Nelio. José besluit zijn werk op
| |
| |
te zeggen en het verhaal van Nelio verder te vertellen, evenwel op een manier die nogal irrationeel overkomt. Wat hij hiermee wil bereiken, is niet erg duidelijk; doordat hij zelf op straat gaat leven vergooit hij al zijn kansen. Daarenboven beschouwt iedereen hem als een halve gare met zijn verhalen, wat hem de bijnaam ‘Chroniqueur van de winden’ oplevert.
De mystificatie van de figuur Nelio komt ook soms overdreven over, vooral in het begin. Daar wordt hij vergeleken met een oude wijze man die zelfs raadgever zou kunnen zijn van de president. Inhoudelijk is Comédia infantil (zie ill.) een sterk verhaal over kinderen die door het lot weggerukt worden van een gelukkige jeugd en te vroeg in een veel te harde wereld worden geworpen. Het is geen aanklacht tegen sociale mistoestanden, maar het staat wel stil bij de problemen van de straatkinderen in Afrika, voor wie de grootste droom soms een paar gympjes is. Henning Mankell schrijft ook misdaadromans (zie p. 774).
[Bart van der Bruggen]
De Geus, 250 p., 798 F
ISBN 90-5226-691-3
| |
Javier Marías
Geen liefde meer
Verhalen
Geen liefde meer biedt niet alleen een staalkaart van talent en ideeën die Marías in zijn hooggewaardeerde en vaak vertaalde romans uitwerkt, ze lijken niet eens opvallend beperkter van plot, noch schematischer van uitwerking. De wisselende lengte lijkt gewoon geen vat te hebben op de ruimheid van de opgeroepen wereld. In één boekwerk worden de meest verscheiden milieus in een haast filmische mise-en-scène gebracht, steeds in aangepaste vertelstijl: in een adembenemend ritme jaagt een eerste verhaal je moeiteloos door schier eindeloze zinnen, die ongecompliceerd beschrijvingen, bedenkingen en gespreksflarden opeen stapelen. Opgejaagd is immers de verteller ook werkelijk: als tolk van Elvis Presley in een Mexicaanse nightclub - een opbod van machismo kortom - kwam hij ongevraagd tussen hamer en aambeeld terecht. Zo verhit de sfeer en de types hier zijn, zo bezonken zijn ze in een paar andere verhalen in het intellectueler (schrijvers)milieu waarin Marías wel thuis moet zijn. De schrijver-verteller tracht hier met dezelfde nauwgezetheid de meest onbestemde gewaarwordingen te definiëren. Niet toevallig raakt hij ook hier wel eens het (ver)taalprobleem aan. Over tolken heeft hij overigens nog geschreven.
Met het haarscherp verwoorden van een detail dat tot motief wordt, is de schrijver niet klaar: het gaat om de verschuivingen in de gewaarwording ervan en in de betekeniswaarde die de verteller eraan hecht. Hij houdt ze tegen het licht van nieuwe feiten, interpreteert hetzelfde verschillend, tot voorbij zijn dood zelfs, wanneer hij zich ook het nietbeleefde blijkt te herinneren. Een troebel uitgangspunt gaat dus verschillende kanten op alvorens uit te klaren.
Niet alles wordt overigens helemaal klaar. De sfeer van Kafkas kortverhalen is in een laatste luik nog kortere verhalen zelfs niet ver meer (dit is ook als compliment bedoeld). Net als de grootmeester is Marías' stijl hier afgemeten, registrerend zonder empathie. Het contrast in toon met het hevige én het bezonkene, zoals die ook al haast alterneerden voor contrastwerking, doet de stukken toch nergens uiteenvallen. Een aantal constanten - nevenpersonages die terugkomen - werken mee aan de ontegensprekelijke indruk van een aaneensluitend beeld. Aan de eenheid van tijd en plaats, vandaag in Spanje, onttrekt zich eigenlijk alleen maar het kortere titelverhaal: een gefingeerd Engels rapport over een 19de-eeuws spook. Al het overige, hoe verschillend van toon ook, wordt vooral verbonden langs de nachtzwarte zijde, waarin het mechanisme zich ophoudt dat het verhaal steeds in beweging zet: soms zijn dat de hefbomen voor machtsmisbruik, erfstukken vaak uit de burgeroorlog of de Franco-tijd; maar steeds is er de onvermijdelijke afwikkeling van een onbeduidend, maar gehefboomd feitje tot een gewelddadige dood.
[Martine Torfs]
Meulenhoff, 262 p., 798 F
ISBN 90-290-5565-0
| |
[Franse prijzen]
De herfst is traditioneel prijzentijd in de Franse literatuur. Naast de Grand Prix du Roman van de Academie Française (zie p. 788), bevat de oogst 1998 de Prix Femina. de Prix Médicis, de Prix Renaudot en bovenal de prestigieuze Prix Goncourt. Deze laatste werd toegekend aan Paule Constant voor haar boek Confidence pour confidence (1998), ‘een roman over extreem feminisme met personages die hun succesrijke beroepsleven moeten bekopen met een totaal mislukt privé-leven’. Deze belangrijkste Franse literairde onderscheiding, met een symbolische geldprijs, verliest met de jaren haar aura, aangezien meer en meer de commerciële connotatie primeert: ‘elk bekroond boek wordt gegarandeerd een bestseller’. De 54-jarige Constant greep in 1994 net naast de Prix Goncourt met La fille du Gobernator.
De Prix Renaudot gaat als belangrijkste tweede dit jaar naar de 45-jarige Dominique Bona voor Le manuscrit de Port-Ebène. Het boek ‘speelt zich af in de oud-Franse kolonie Santo-Domingo in de 18de eeuw. Terwijl de slaven rebelleren tegen hun Franse meesters [...] komt de kersverse [streng-katholiek opgevoede] bruid van een landeigenaar aan’ die kennismaakt met de zeden van de kolonie.
De uit China afkomstige François Cheng (geb. 1929) ontving de Prix Femina voor Le dit du Tiany, over de schilder Tiany die in de jaren '20 in China werd geboren. De oriëntalist Cheng kreeg onlangs ook de Prix André Malraux voor Shitao, la saveur du monde. Andere Feminaprijzen waren er voor het debuut La province des ténèbres van Danie Arsand, de essayprijs bekroonde de Marguerite Duras-biografie van Laure Adler, terwijl de prijs van de beste niet-Franstalige roman naar de Spaanse auteur Antonio Muñoz Molina ging voor de vertaling Pleine lune. Tenslotte de Prix Médicis voor Le loup mongol, een liefdesgeschiedenis geschreven onder het pseudoniem Homéric. In de categorie niet-Franstalige roman was de Brit Jonathan Coe met de vertaling van The house of sleep (Het huis van de slaap - Li 1998, p. 190) de gelukkige, terwijl in de categorie essay Alberto Manguel zegevierde met Une histoire de la lecture.
Van Paule Constants Confidence pour confidence en Dominique Bona's Le manuscrit de Port-Ebène verschijnt in het volgende nummer een recensie.
| |
| |
| |
Patrick Modiano
Dora Bruder
Jodenvervolging; Frankrijk; Wereldoorlog II
Zoals Jean-Philippe Toussaint er eigenaardig genoeg in slaagt onderhoudende verhalen te puren uit hoogst banale zaken, zo lukt het Patrick Modiano telkens om op basis van flinterdunne gegevens een intrigerend, bijwijlen bevreemdend universum op te roepen. Met het zopas vertaalde Dora Bruder is dat niet anders. Eind jaren '80 leest Modiano in een ‘Paris Soir’ uit 1941 het bericht dat het joodse meisje Dora Bruder vermist is. Met dit onwaarschijnlijk nietig gegeven gaat de man op zoek naar het gezicht achter deze naam. Het resultaat is een typisch Modiano-verhaal over ‘mensen die weinig sporen nalaten: haast anonieme gestalten’. Hij lijkt wel een patent te hebben op het verzinnen van zulke personages. Geleidelijk aan klaart de mist op en wordt duidelijk uit welk milieu ze afkomstig is, waar ze de metro nam, waar ze school liep, welke cafés en bioscopen ze waarschijnlijk bezocht... Beetje bij beetje blijkt dat Modiano een en ander gemeen heeft met Dora. Zo'n 20 jaar later bevond hij zich in dezelfde wijk, ook hij is ooit weggelopen van thuis, in dezelfde maand dat Dora tijdens een jodenrazzia opgepakt werd, is zijn joodse vader ook even aangehouden geweest. Dora en haar vader worden afgevoerd naar Auschwitz en verdwijnen in een van die mysterieuze doodlopende sporen uit de geschiedenis.
Modiano legitimeert Dora's schimmige bestaan door ongelooflijk gedetailleerd pietluttige details uit haar jeugd op te roepen. We lopen samen met de auteur door het Parijs van de jaren '40: grote gebouwen herrijzen onder zijn pen en de sfeer van de bezetting - al heeft hij die zelf nooit meegemaakt - doemt op. Als vanouds offreert hij ons weer het haast topografische verslag van deze enquête doorheen het labyrint van de uiteindelijk toch onvindbare verleden tijd. Terwijl hij op zoek is naar de ware identiteit van Dora Bruder, neemt de schrijver ons tegelijk stiekem mee naar zijn eigen troebele roots, zodat deze zoektocht naar iemand anders een autobiografisch karakter krijgt. Deze boeiende strijd tegen de kracht van het vergeten is geschreven in een erg sober proza dat toch veel weet te suggereren. ‘En toch voelde je zo nu en dan iets, onder die dikke laag geheugenverlies, een verre, verstikte echo, maar wat het precies was, viel niet te zeggen’. Leuk aan alle en ook deze Modianos is dat zijn verhalen snel lezen en lekker kort zijn. Al levert de auteur geen nieuwe De straat van de donkere winkels (De Arbeiderspers, 1980) of een tweede Villa triste (Gallimard, 1995) af - daarvoor is Dora Bruder me te veel enquête en te weinig verhaal -, hij reikt je wel een zoveelste mooi puzzelstukje aan om de intrigerende Modiano-mozaïek te vervolledigen.
[Bart van Loo]
Meulenhoff, 137 p., 658 F
ISBN 90-290-5629-0
| |
Naeem Murr
De jongen
Psychologische Roman / Familie
Een geheimzinnige knaap die verschillende namen gebruikt. Een man op zoek naar die jongen, die ooit zijn pleegzoon was. Het waarom van de zoektocht is niet meteen duidelijk. De verteller licht de lezer fragmentarisch in, de roman wordt een puzzel waarvan de stukken pas later in elkaar vallen. Een dagboek zou enige verklaring kunnen bieden, maar in deze roman is de werkelijkheid vaak slechts schijn. Dat ligt eerst en vooral al aan de figuur van de mysterieuze jongen zelf: zijn voorkomen is verrassend, hij heeft charisma en weet hoe anderen te bespelen. Voor zijn leeftijdgenoten is hij een leidersfiguur, onverschrokken, voor ouderen heel dikwijls een charmeur. Iedereen raakt door hem gefascineerd. De jongen is een seksueel ambivalent wezen, dat zowel mannen als vrouwen in vervoering kan brengen, maar zijn seksualiteit ook gebruikt om zijn zin te krijgen. De verbeten zoektocht van de ex-pleegvader is ingegeven door een schuldgevoel, dat niet onmiddellijk verklaard wordt. Slechts met mondjesmaat verkrijgt de lezer meer informatie en komt de achterliggende tragedie tevoorschijn. Toch bestaat er een reële kans dat je als lezer te snel conclusies trekt, want het spel dat door de intrigerende knaap wordt gespeeld, getuigt van diabolische trekjes. Een fascinerende debuutroman.
[Luk de Geyter]
Anthos, 223 p., 798 F
ISBN 90-414-0295-0
| |
[Het Trage Vuur]
Het tijdschrift voor Chinese literatuur ‘Het Trage Vuur’ (Li 1997, p. 584) zal vanaf nu driemaal per jaar verschijnen. Begin dit jaar verscheen ‘Made in Taiwan’ (Li 1998, p. 366), een parel van een nummer over Taiwanese literatuur, onlangs gevolgd door het septembernummer. Daar zal in december een derde jaarnummer aan toegevoegd worden. Blikvanger in het laatste nummer (1998, nr. 5) is een uitgebreid essay dat Lu Xun als voorwoord bij zijn Chinese vertaling van Frederik van Eedens De kleine Johannes schreef. Verder o.m. verhalend hedendaags proza van Li Qiao (geb. 1934), Han Dong (geb. 1961) en Yu Hua (geb. 1960); hedendaagse poëzie van Mo Fei (geb. 1960) en Zhai Yongming (1955), en de obligate portie klassieke literatuur met Hong Mai (1123-1202). ‘Het Trage Vuur’ blijft ontegensprekelijk een must voor wie de Chinese literatuur in al zijn glorie wil ontdekken, een oneindig boeiender en gevarieerder beeld dan wat we doorgaans door uitgevers voorgeschoteld krijgen.
‘Het Trage Vuur’, 3 nrs/jaar: 900 F, 395 F/los nummer.
Dok Noord 17, 9000 Gent. Tel. en fax: 09/233.17.80
| |
Elena Poniatowska
Tinisima
Biografische Roman / Tina Modotti
Mexico heeft in de eerste helft van de nu haast voorbije eeuw een aantal merkwaardige kunstenaars voortgebracht of geherbergd. Een van hen was Tina Modotti, een Italiaanse inwijkelinge en gedegen fotografe. Met zuiderse uitbundigheid, maar met tegelijk zin voor diepgang, stort zij zich op haar onderwerpen, maar evenzeer op de mannen en eigenlijk op het leven tout court. Doordat niets haar enkel oppervlakkig beroert, raakt ze, hoofdzakelijk via haar minnaars, betrokken bij de strijd tegen de sociale ongelijkheid, die in het Mexico van de jaren '30 door een sterke communistische beweging wordt gedragen. Wanneer ze om die reden wordt uitgewezen, laat ze zich pramen om naar Moskou te gaan waar ze eerst
| |
| |
hand- en spandiensten verricht voor de Partij, maar nadien als volwaardige geheimagent heel het kolkende Europa van die tijd doorkruist. Haar trouw aan de Partij voert haar uiteindelijk naar Spanje, waar ze de afgrijselijke burgeroorlog meemaakt van begin tot eind. Nadien komt het met haar nooit meer goed. Vooral deze Spaanse episode, die het grootste deel van de biografie in beslag neemt, geeft aanleiding tot hallucinante taferelen van menselijke tragiek.
Hoe bekwaam Tina zich ook profileert binnen de mannelijke context van oorlog en strijd, toch blijft haar benadering van de realiteiten die haar voor de voeten worden geworpen van eminent vrouwelijke aard, en precies dát genereert de levensintensiteit waarvan dit boek van a tot z blijk geeft; weze het waar de fotografie ter sprake komt, of de amoureuze relaties, of de oorlogstoestanden. Tina Modotti mag dan tijdens haar leven niet de erkenning hebben gekregen die zij voor haar humane inzet wel had verdiend, de gerenommeerde Mexicaanse auteur brengt haar met dit beklijvend levensrelaas een uitmuntend, hoewel laattijdig, eerbetoon.
[Hugo van Hoecke]
De Geus, 427 p., 940 F
ISBN 90-5226-701-4
| |
Edward Rutherfurd
Londen, roman van een stad
Historische Roman / Londen
Londen is een kanjer van een boek dat een dynamisch beeld schept van de evolutie van een wereldstad in al zijn facetten. Het is om te beginnen een historische roman die de kronieken ontrafelt van een aantal fictieve families tijdens een periode van 20 eeuwen. Verder is het een goed gedocumenteerd geschiedenisboek vertrekkende vanuit de stichting van Londen met oog voor de politieke, godsdienstige, sociale en culturele ontwikkelingen in heel Engeland. Ook is het een prima toeristische gids die een goed beeld geeft van alle bezienswaardigheden, gebouwen en musea die de stad te bieden heeft.
In 21 hoofdstukken - episodes die los van elkaar gelezen kunnen worden - belicht de auteur chronologisch een relevant fragmentje uit de Engelse geschiedenis met Londen als uitvalsbasis. Daarin staan steeds de afstammelingen centraal uit enkele families die a.h.w. Londen uit de grond gestampt hebben. Hun wegen doorkruisen elkaar voortdurend, soms terloops, soms zijn er vriendschappen (of zelfs huwelijken) en dan weer vetes. De schrijver heeft elke familie wel enigszins getypeerd, zodat het boek niet te verwarrend wordt ondanks het feit dat er meer dan 100 hoofdfiguren zijn. Telkens opnieuw komen de protagonisten in contact met de feitelijke hoofdrolspelers uit dat specifieke fragmentje geschiedenis. Koningen, politici, schrijvers, architecten, economen, bankiers, geestelijken... Allen passeren ze de revue, soms als buurman of als vriend, soms als werkgever of als opponent... In elk hoofdstuk volgen de gebeurtenissen elkaar op in kruissnelheid. Vlotte dialogen en een heldere schrijfstijl, doordeweekse verhalen doorspekt met faits divers en allerhande weetjes, met op de achtergrond de cruciale fasen uit de Engelse geschiedenis, zorgen ervoor dat dit boek bedrieglijk vlot leest.
Edward Rutherfurd heeft op magistrale wijze hoe de metamorfose van een nederzetting tot een wereldstad in al zijn gedaantes een moeizaam proces is met vele toevalligheden. Aangename lectuur.
[Marianne van den Brande]
Van Holkema & Warendorf, 864 p., 825 F
ISBN 90-269-7347-0
| |
Arno Schmidt
Brand's Heide
Na Uit het leven van een faun (Li 1997, p. 425) is nu het eerste deel van Arno Schmidts trilogie Nobodaddy's Kinder vertaald. Schmidt roept in dit deels autobiografische, deels fictieve boek het leven in Duitsland net na de oorlog op. Zijn alter ego keert terug uit Brits krijgsgevangenschap en vindt een onderkomen in een afgelegen dorp op de Lüneburger Heide. Hij moet zich behelpen met zelfgetimmerd meubilair, wat gestolen brandhout, een conservenblikje als drinkbeker en eikels om de maag te vullen. Wat hem mentaal overeind houdt, zijn de contacten met de buurvrouwen Grete en Lore, en het werk aan een biografie van de door hem zeer bewonderde maar vergeten romantische schrijver Fouqué. Het snuisteren in oude kronieken en registers zorgt voor parallelle verhalen over verdreven Hugenoten en geheimzinnige lichten in het bos van Brand's Heide. Tussen Schmidt en Lore groeit een liefdesrelatie, waar echter omwille van een verre Mexicaan een einde aan komt. Eenzaamheid en vlucht in de fantasie lijken Schmidts ware bestemming.
Niet wat er gebeurt, is in dit werk het belangrijkst, maar wel hoe een scherp bewustzijn ermee omgaat. ‘Waarom kun je andere mensen niet op je brein aansluiten, zodat ze dezelfde beelden, herinneringsbeelden zien als jezelf?’ Die verzuchting van de ikfiguur geeft precies aan wat de schrijver Schmidt nastreeft: innerlijke en uiterlijke ervaringen van een doorzeefd bestaan in tekstfragmenten onderbrengen, die zo weinig mogelijk toegevingen doen aan de schema's waarin we verondersteld worden onze gedachten en belevenissen (gedachteloos) te gieten. Het resultaat is een kralensnoer van waarnemingen, weetjes, gevoelens en associaties, die de beleefde realiteit telkens net van iets dichterbij weten te betrappen. Wat destijds het ontvangen van een care-pakket betekende, hoe het nazi-denken de geesten nog beheerste, wat een erotisch spannend geluksmoment het kan zijn als twee geliefden in het bos slakken namen geven - dat lees je hier zoals nergens anders.
Arno Schmidt lezen is geduldig kauwen, zinnen tot je nemen tot ze hun zin prijsgeven, geregeld afdwalen, dan weer onvermoede verbanden leggen, beseffen dat je weinig weet en dat er zoveel beduidends in het schijnbaar onbeduidende schuilt. Alleen al de eigenzinnige natuurbeschrijvingen maken van Brand's Heide een uitzonderlijk boek. ‘Een poos hing het Hippocratische gezicht van de maan scheef daarboven, in linnen doeken vol vlekken, zodat we aanvankelijk weifelden, schrokken: merkwaardig: dit vale licht en de wind: en mens te zijn op de koop toe!’ Dat Schmidt in het Nederlands zo genietbaar wordt, is de verdienste van de vertaler Jan Mysjkin. Hij heeft zelfs voor schlagercitaten en passages in 17de-eeuws Duits het passende equivalent gevonden en dialect in goed getroffen Vlaams idioom weergegeven.
[Erik de Smedt]
Perdu, 122 p., ill., 650 F
ISBN 90-5188-075-8
| |
| |
| |
Meir Shalev
De grote vrouw
De 52-jarige Refael Maier heeft een eenzame job als inspecteur van een waterbedrijf in de Negev-woestijn. Hij houdt van zijn tochten door de barre, desolate woestenij, die hij door en door kent, ‘die in zijn vlees getrokken’ is, zoals hij het noemt, en waar een zuchtje wind en een beetje schaduw volstaan om hem gelukkig te maken. Hij is een paar jaar getrouwd geweest met Rona, die hem nog af en toe ontmoet en die hij nooit meer uit zijn hoofd kan zetten. Dwingend-obsessief verhaalt Refael aan Rona en zijn zus het verhaal van zijn kinderjaren in Jeruzalem; zijn vader, grootvader en beide ooms zijn op jonge leeftijd al verongelukt (wanneer komt zijn beurt?) en hij groeide op bij wat hij ‘de grote vrouw’ noemt, een conglomeraat van zijn gierige grootmoeder, zijn boeken-verslindende moeder, zijn wispelturige, mannenverslindende zwarte tante, zijn rooie tante, weduwe van een Engelse functionaris uit de tijd van het Britse mandaat, die haar rouw koestert en een bittere liefde voor de steenhouwer Avraham onderhoudt, en zijn zuster. Een hele boom van levende vrouwen met dode mannen, die hem met hun tien armen, benen en borsten koesteren en ‘de beste opvoeding geven die een man kan hebben’. Een toevlucht vindt Refael bij de kinderloze steenhouwer Avraham, die de liefde van de rooie tante vanuit de verte beantwoordt.
Refael roept in kleine hoofdstukjes bij brokjes en beetjes de dingen op die zijn leven uitmaakten en het bepalen tot op vandaag: het zijn woorden, treffende uitspraken, kleine voorvallen, geuren, bewegingen en geluiden... Het hele boek is een itinerarium, een eindeloze reis naar huis. Voor de Israëlische literatuur is Shalev een godsgeschenk. Hij is geen, zoals Amos Oz bv., politiek schrijver. Wat zijn boeken, en ook De grote vrouw zo treffend maakt, is de volstrekt eigengeaarde poëzie, de incisieve beelden, de gedurfde synesthesieën, de talmoedische wijsheden, de manier waarop al de dingen op een verrassende manier connotaties met elkaar hebben. Shalev schept onvergetelijke karakters, roept een wereld op die achter de zichtbare wereld zit en de lezer verstild achterlaat.
[Jos van Damme]
Vassallucci, 420 p., 998 F
ISBN 90-5000-060-6
| |
Faye Sultan
Gestoord
Thriller
De forensisch psychologe dr. Portia McTeague is zelf in haar jeugd het slachtoffer geweest van seksueel geweld, waardoor ze nu de mannen in haar leven onheus behandelt en buitensluit. Wanneer de spiritiste en tv-genezeres Tamara Meredith op rituele wijze wordt vermoord, raakt Portia tegen wil en dank betrokken bij de zoektocht naar een bizarre seriemoordenaar, die uiteindelijk ook haar secretaresse vermoordt en telefonisch contact met haar zoekt via de hulplijn waar ze aan meewerkt. Uiteindelijk brengt de confrontatie tussen de moordenaar en Portia ook de demonen uit haar verleden weer tot leven. Een originele roman vol met bijzonderheden over de forensische psychologie en meer een whydunit, dan een whodunit. Alleen de stijl met de nogal opdringerige ‘innerlijke stemmetjes’ van McTeague, vormt een minpunt. Desalniettemin een thriller die een stapje verder gaat dan de oplossing van het raadsel en een gedreven blik werpt in het onderbewuste van gestoorde mensen.
[Bob van Laerhoven]
Bruna, 240 p., 655 F
ISBN 90-229-8412-5
| |
Wislawa Szymborska
Onverplichte lectuur
Essays
De Nobelprijswinnares 1996 begon in 1968 in het literaire tijdschrift waarvan ze redacteur was, boeken te recenseren die door niemand anders werden gerecenseerd: onverplichte lectuur dus. Ze schrijft die stukjes, waarvan hier een selectie verschijnt, trouwens nog altijd. Het zijn kleine stukjes van één, hooguit twee bladzijden, waarvoor ze de inspiratie haalde uit bv. een lexicon van voedingsproducten, boeken over dieren, doe-het-zelfhandleidingen, een boek over yoga, een sprookjesboek, zelfs een wandkalender. Maar ook over Charles Dickens. Thomas Mann. Karel Capek, Michel de Montaigne, Dostojevski...
Dit zijn eigenlijk geen recensies, maar eerder bedenkingen naar aanleiding ervan. Die reflecties zijn opvallend en prachtig. Schrijfster kijkt op zo'n verfrissend-originele. vaak leuke, mild-ironische. steeds verrassende manier tegen dingen, toestanden en personen aan dat je ervan opkijkt. Sluwe stukjes ook. want vaak verschenen in een tijd waarin de Poolse machthebbers niet zo vatbaar waren voor de humor van de situatie als de schrijfster zelf. Glashelder geschreven, hier gediend door een mooie vertaling, leveren de stukjes tevens een intrigerend zelfportret van Szymborska.
[Jos van Damme]
Meulenhoff, 142 p., 598 F
ISBN 90-290-5780-7
| |
Ahmad Tohari
De onheilskomeet
Indonesië; Politiek; 1945-
Srintil is ronggeng van het Javaanse Dukuh Paruk, dansmeisje, prostituee en trots van het dorp om haar schoonheid en macht over de mannen. Maar Srintil houdt zielsveel van haar jeugdvriend, Rasus, aan wie ze haar maagdelijkheid heeft geschonken. Wanneer Rasus uit Dakuh Paruk vertrekt in het besef dat hij Srintil nooit voor zich kan winnen, gaat ze hem achterna. Maar Rasus heeft dienst genomen in het leger en volgt een opleiding ver weg. Terug in het dorp groeit Srintils weerzin voor haar vroegere leven, ze wordt er zelfs ziek van. Alleen de baby van een dorpsgenote kan haar opvrolijken en ze hecht zich steeds meer aan het kind. De wensen van het hoofd van de naburige plantage, een machtig man, legt ze naast zich neer. Het dorp beseft dat hen dat duur te staan zal komen en dat hun vroegere ronggeng, eens bron van vreugde en betrekkelijke welvaart, stilaan een gevaar betekent. Srintil weet dat en ze beseft dat ze gedoemd is haar dienende taak als ronggeng naar behoren op zich te nemen. Maar dat geeft haar tegelijk kracht en een haast onaan- | |
| |
tastbare positie. De onheilskomeet (zie ill.) is het vervolg op Het dansmeisje uit mijn dorp. Het is een sociaal bewogen roman met moderne trekjes, maar elementen als zwarte magie of rituele inwijdingen krijgen eveneens hun plaats. Het verhaal ontwikkelt zich langzaam en wordt op een typisch Indonesische manier doorspekt met natuurbeschrijvingen of uitleg over instrumenten of feesten. De knappe sfeerzetting en het meeslepende verhaal tillen het boek op een behoorlijk hoog niveau.
[Dirk Magerman]
De Geus, 192 p., 698 F
ISBN 90-5226-587-9
| |
Gail Tsukiyama
Night of many dreams / Droomnachten
Zusters
Gail Tsukiyama maakt deel uit van een nieuwe generatie schrijfsters van Aziatische afkomst, die geboren of uitgeweken zijn naar het westen. Zij blijven verbonden met hun oosterse roots en identificeren zich cultureel met twee werelden: die van hun (voor)ouders en die van hun huidige thuisland. Inspiratie halen ze dan ook uit deze gemengde culturele achtergrond en niet zelden zijn de romans, helemaal of gedeeltelijk, autobiografisch. Tsukiyama werd geboren uit een Chinese moeder en een Japanse vader in San Francisco. Haar onverholen bewondering voor deze stad zit verwerkt in het boek, ook dat is iets dat het proza van de eerste, tweede, derde... generatie inwijkelingen kenmerkt: bewondering voor de maatschappij waarin zij zich een leven hebben kunnen opbouwen.
The original
Night of many dreams (vertaald als Droomnachten) is een poëtische familiekroniek, het verhaal van twee Chinese zussen in het Hong Kong van vlak vóór en vlak na de Tweede Wereldoorlog. Ze hebben een altijd afwezige vader-zakenman en een moeder die er trots op is dat ze zo hoog op de sociale ladder is geklommen. Haar grootste bekommernis is haar dochters aan een goede partij te helpen. Tijdens de oorlog verhuist het gezin naar buurstad Macao, waar ze amper iets van het strijdgewoel gewaarworden. De verschillen tussen Emma en Joan worden uitgesprokener naarmate ze ouder worden: Emma zat altijd al met haar hoofd in de boeken en gaat studeren in de Verenigde Staten, terwijl haar zus erin slaagt van haar passie, film, haar beroep te maken: geen van beiden bewandelt dus het pad dat hun moeder voor hen bereid had.
L'original
Ondanks oorlog, tegenvallende relaties, enkele ongevallen en wat familiegeheimen, is het een optimistisch boek, soms zeemzoet, met een groot geloof in de kracht van de vrouw. Vier vrouwen staan centraal: de verwende moeder van Joan en Emma, de twee zussen en tenslotte hun tante, die door ongehuwd te blijven en haar eigen bedrijf succesvol uit te bouwen als een van de sterkste karakters naar voren komt. Mooi geschreven, maar al bij al niet meer dan een echt meisjesboek.
[Martine Torfs]
Gail Tsukiyama: Droomnachten
Atlas, 287 p., 800 F. ISBN 90-450-0351-1 |
Gail Tsukiyama: Night of many dreams
St. Martin's Press, 275 p., 1044 F, ISBN 0-312-17194-3 |
Distributie voor België: AMP-PVD Buitenlandse Boekhandel
| |
Gail Tsukiyama
De 40-jarige Gail Tsukiyama werd in 1958 geboren uit een Chinese moeder en een veramerikaniseerde Japanse vader van Hawaïaanse afkomst. Hoewel ze opgroeide in San Francisco Bay Area, speelt de ervaring van deze dubbele etnische achtergrond - meer Chinees dan Japans - een bepalende rol in haar schrijverschap. Ze studeerde creative writing bij Frances Mayes (Under the Tuscan sun - Bibnet) aan de San Francisco State University. Daar doceert Tsukiyama sinds de succesvolle publicatie van haar eerste, nog steeds onvertaalde roman Women of the silk, een roman over de subcultuur van zijdemaaksters in Zuid-China die eigendom wenden van de zijdehandel in ruil voor geld voor het thuisfront. Haar tweede boek, The Samurai's garden (1994 - De tuin van de samoerai (Li 1996, p. 634)), is los gebaseerd op een familieverhaal over een favoriete oom uit Hongkong die om te recuperen van tuberculose naar het Japanse zomerhuis van de familie werd gestuurd. Dat gegeven transformeert Tsukiyama tot een verhaal over liefde en eer in een kleine Japanse badplaats vlak voor de Tweede Wereldoorlog. Het verwachtingsvol uitkijken naar haar laatste, hiernaast besproken, roman Night of many dreams (1998 - Droomnachten) maakt dat de vertaling nog dit jaar opgeleverd werd. In zowel haar eerste als laatste roman wegen haar vnl. Chinese invloeden door. ‘Mijn kindertijd werd zwaar beïnvloed door de Chinese cultuur. Ik kwam tot het besef dat mijn cultuur me van het prille begin tekende. Het was poëzie over mijn eigen culturele erfgoed en over opgroeien als Chinese en alle kleine spanningen en druk eigen aan de cultuur die op je kunnen uitgeoefend worden zonder dat je het beseft’.
[Kris van Zeghbroeck]
Gail Tsukiyama, The Samurai's garden, St. Martin's Griffin, 211 p., ISBN 0-312-14407-5
Distributie voor België AMP-PVD Buitenlandse Boekhandel
| |
Anne Wiazemsky
Une poignée de gens
Une poignée de gens vertelt de ondergang van een Russische aristocratische familie ten tijde van de bolsjewistische revolutie. Naar aanleiding van een brief van een gepensioneerde Russische historicus, die onderzoek verricht naar de Russische burgeroorlog, leert Marie Belgorodsky de tragische geschiedenis van haar voorouders kennen. Marie, die in het Frankrijk van de jaren '90 woont, reageert aanvankelijk onverschillig, maar raakt meer en meer gepassioneerd door het verleden. Aan de hand van een dagboek van haar grootoom prins Belgorodsky, ‘le Livre des destins’ en beschrijvingen die Nathalie, Maries groottante aan de historicus gaf, wordt zij a.h.w. getransporteerd naar het familiedomein te Baïgora in het jaar 1916, waar de hele tragedie zal plaatsvinden.
Op 18-jarige leeftijd trouwt Nathalie met de oudere Adichka, prins van Belgorodsky. In het idyllische en rustieke decor van het familiedomein met zijn schilderachtige meertjes, weides in bloei, hertjes en raspaarden brengt Nathalie haar tijd door met paardrijden, piano spelen en het lezen van Franse romans. Ondertussen beheert Adichka efficiënt het domein en is rechtvaardig en loyaal tegenover boeren, werklui en bedienden. Hij voert een onaflatende strijd tegen ongeletterdheid en alcoholisme en bouwt een school, ziekenhuis en kerk. Het verliefde paar geniet aanzien bij hun mensen en er heerst een harmonie op het domein.
De sporadische opstanden van de boerenbevolking in naburige provincies voorspellen op geen enkele manier de grote omwentelingen die er in Rusland zullen plaatsvinden. De onrust verwordt echter tot regelrechte afgunst en blinde haat. Ook in Baïgora manifesteren zich de eerste voortekenen van het drama dat zich daar zal afspelen. De tegemoetkomingen van Adichka worden niet meer erkend, de verdeling van de gronden wordt geëist. Alhoewel de verwarring
| |
| |
en haat toenemen, weigeren Adichka en Nathalie naar goede raad te luisteren en het familiedomein te verlaten, dat ondertussen militaire bewaking geniet. De moord op Adichka en de plundering en vernietiging van het domein zijn symbolische daden die het lot van talloze andere aristocratische families weerspiegelen.
Une poignée de gens geeft een dubbele kijk op de aristocratie. Enerzijds staart zij zich blind op futiliteiten en veroorlooft zich financiële uitspattingen, maar anderzijds worden er vaak ook rechtvaardige, rechtschapen beslissingen genomen om de armere bevolking te helpen. Toch mag men niet vergeten dat het wel gaat om een bevolking die in een onderdrukte positie wordt gehouden. Zo is Adichka wel voor de herverdeling van de gronden in theorie, maar denkt de situatie onder controle te hebben en zet die ideeën dan ook niet om in realiteit.
Naast de verwerking van thema's zoals de rechtvaardigheid, de familiezin, het verband tussen het verleden en het heden, is deze roman ook uiterst interessant door zijn opbouw zelf. De passages m.b.t. het verleden zijn ingekaderd door passages die zich in het heden afspelen. Twee verhalen zijn door elkaar geweven: dat van Marie in 1994 en dat van Nathalie en Adichka in 1916-1917. De roman is niet uniform qua stijl: hij omvat o.a. brieven, fragmenten uit een dagboek, persberichten en rapporten, waardoor je verschillende visies op bepaalde feiten krijgt. Deze verschillende tekstvormen zijn op een magistrale wijze gecombineerd tot een uiterst boeiende en ontroerende roman.
[Liesbeth Hendrix]
Gallimard, 242 p., 666 F
ISBN 2-07-074676-3
Te bestellen bij: Tropismes Libraires, Galerie des Princes 11, 1000 Brussel.
Tel.: 02/512.88.52.
Fax: 02/514.48.24
Dit boek werd onlangs bekroond met de Grand Prix du Roman van de Académie Française, waaraan een bedrag van 600.000 frank verbonden is. De 51-jarige, in Berlijn geboren Wiazemsky was theateractrice voor zij in 1988 debuteerde met Des filles bien élevées. Zelf is ze van Russische afkomst, maar ook de kleindochter van de grote Franse schrijver François Mauriac.
| |
The original
Robert McLiam Wilson
The original
De Noord-Ier Robert McLiam Wilson is geboren (1964) en getogen in Belfast. Naar verluidt ambieerde hij al op zevenjarige leeftijd het schrijverschap. Als spruit uit een achtkoppige katholieke arbeidersfamilie ontvreemdde hij boeken uit de stadsbibliotheek om zijn leeshonger te stillen. Zo verslond hij Dickens, TTiackery, Tolstoj, Dostojevski... terwijl hij van huis uit haat tegen de Engelsen ingelepeld kreeg. Als 15-jarige verliet hij het ouderlijke huis omdat zijn ouders zijn relatie met een protestants meisje niet zagen zitten. Hij ontpopte zich tot een Belfastse straatjongen - slaapt een half jaar op parkbanken, ervaart honger en koude - tot hij door katholieke geestelijken uit de goot gevist wordt. Om het sprookje volledig te maken, brak hij met religie en familie, en slaagde voor de toelatingsproef literatuur in Cambridge. Stof genoeg om een aantal romans te schrijven, moet hij gedacht hebben en brak zijn studies op de vooravond van zijn examens af om zelf een roman te schrijven. Zo vermengde hij naar beste Ierse traditie leven en fictie tot een onontwarbaar kluwen.
Zijn debuutroman Ripley Bogle (1989) was meteen raak. Het leverde hem de Rooney Prize, The Hughes Prize, The Betty Trask Prize, de David Higham Prize en vooral The Irish Book Award op. Over zijn tweede roman, Manfred's pain (1992), is Wilson zelf niet erg tevreden, aangezien hij weigert hem te laten vertalen. Na een boek over armoede met Donovan Wylie, The dispossessed, oogst hij lovende kritieken met Eureka Streel (1996 - genomineerd voor de Whitbread Award), zijn derde roman. Het is vrij uitzonderlijk dat zijn (eerste en derde) romans nog niet in het Nederlands vertaald zijn, terwijl ze reeds met succes aan het Franse en Duitse publiek werden voorgesteld.
Robert McLiam Wilsons alter ego, de 21-jarige Ripley Bogley, zoon van een foeilelijke Ierse ex-prostituee en een Welshe werkloze alcoholicus, dwaalt moeizaam als hongerige en onderkoelde zwerver doorheen Londen. Vier dagen lang trakteert hij je op een onstuitbare woordenvloed die vorm geeft aan zijn bewogen levensloop. Hoogbegaafd als hij is, reconstrueert hij minutieus zijn intrede in het aardse tranendal, onder luidruchtige begeleiding van zijn moeder. Ouders en slijmig biotoop ten spijt, ontpopte hij zich tot een abnormaal begaafde little shit dat met amper vijf jaar Dickens en Thackery al achter de kiezen had, op een drafje de 19de-eeuwse literaire output nuttigde, als zesjarige - enige depressieve bijwerkingen ten spijt - Orwell, Camus, Sartre, Mann en Eliot exploreerde, om als zevenjarige tot volle bloei te komen: ‘I laughed at Freud, giggled at Jung, sniggered at Lawrence, guffawed at Woolf, cackled at Barthes and gave Bertrand Russell a pretty hard time of it. Perhaps I was precocious’. Briljant en zelfvoldaan zeurt Ripley meer dan 300 bladzijden lang aan je hoofd met spitsvondige en uitgebalanceerde uitlatingen. Naar aloude Ierse traditie hanteert Bogle (alias Wilson) met nonchalent gemak overdrijvingen en verdraaiingen ten behoeve van de toehoorders. Grootmeester Flann O'Brien indachtig kiemt hier het zaad van een mythevorming zonder weerga. Meer voeling met de realiteit krijgen we voorgeschoteld in Eureka Street, waarin Wilson op satirische wijze Belfast en de vervlochten Noord-Ierse problematiek van de jaren '94 en '95 opvoert; de periode van de eerste wapenstilstand van de IRA, een belangrijke stap in het Noord-Ierse vredesproces. Jake en Chuckie, die als resp. katholiek en protestant tot dezelfde vriendenkliek van dromers en losers behoren, zijn de belangrijkste actoren in deze aaneenrijging van verhalen. Jake is een gewezen zware jongen die zich tot het pacifisme bekeerd heeft, met een heftige
afkeer van ideologieën, maar buiten zijn wil om in de politieke problematiek betrokken wordt. Zo geeft Jack er niet om als hij door een politieagent - aan wiens vriendin hij zich vergrepen heeft - in elkaar geslagen wordt. Maar wanneer zijn wildrepublikeinse vriendin Aorighe Amnesty International inschakelt, wordt een privaat gegeven tot een politieke daad van mensenrechtenschending opgeklopt. Zo illustreert Wilson hoe de politieke tegenstellingen onrechtmatig bezit-nemen van het private leven en doorprikt hij het zwart-wit denken rond het Noord-Ierse gekrakeel. Spitsbroeder Chuckie die doorheen het boek een foto van een groep Ieren met de paus in verschillende tussenstappen retoucheert tot een intiem drinktafereel met enkel nog hem en de whisky-schenkende Heilige Vader, weet zich tot welstellend zakenman te ontpoppen als verkoper van reuzendildo's zonder voorraad. Voor elke bestelling stuurt hij overeenstemmig wettelijke maatstaven een cheque terug naar elke ontevreden klant met als opschrift ‘Giant Dildo Refund’... Leugen en bedrog blijven belangrijke ingrediënten in deze liefdesverklaring aan en doorsnede van de stad Belfast en zijn inwoners, dromers en losers, gebukt onder het nooit te rechtvaardigen Noord-Ierse geweld.
De ontegensprekelijke literaire en satirische kwaliteiten die Robert McLiam Wilson in deze romans tentoonspreidt, maken hem tot verplichte lectuur binnen de moderne Anglo-Ierse literatuur. Met zijn eerstvolgende roman, Le citoyen gonflable, gaat Wilson zo te zien de Franse toer op.
[Kris van Zeghbroeck]
Robert McLiam Wilson: Ripley Bogle, Minerva, 325 p., 539 F, ISBN 0-7493-9465-X
Robert McLiam Wilson: Eureka Street, 395 p., 538 F, ISBN 0-7493-9672-5
Distributie voor België: AMP-PVD Buitenlandse Boekhandel
|
|