Tour d'horizon van een samenleving
‘Nooit mislukten zoveel huwelijken, nooit werden zoveel drugs verhandeld, nooit heerste zoveel vandalisme, nooit liepen er zoveel seksueel geobsedeerden rond, nooit pleegden zoveel jongeren zelfmoord. Het gevaar is reëel dat onze maatschappij straks geen samenleving meer is’. Een typerend citaat uit Over de drempel van de angst, het nieuwe boek van oud-hoofdredacteur van ‘De Standaard’, Manu Ruys.
Hoewel hij al een tijdje met pensioen is, blijft Ruys' mening zwaar op het politieke milieu wegen. Hij schrijft geregeld scherpe, meedogenloze columns in ‘De Standaard’ en zijn vorige, voor de politieke wereld pijnlijke boek Achter de maskerade (Li 1996, p. 738) werd een absolute bestseller. Kort voor de publicatie explodeerde de zaak-Dutroux, ‘die de ontluistering en de verrotting van een systeem blootlegde, ook in zijn verbijsterende vertakkingen’. Ruys kreeg grotendeels gelijk en trekt de lijn nu door in Over de drempel van de angst, een beknopte, gebalde, soms apocalyptische analyse van onze samenleving, scherper, harder en rijker dan ooit.
Niemand ontspringt de dans. De politieke wereld, die met ‘afschuw’ wordt bekeken, krijgt de hint alles op alles te zetten om het vertrouwen van de bevolking te herstellen. Er is nood aan een ander leiderschap, niet gericht op populariteit, maar op stevige argumenten en doordachte beslissingen. De monarchie zou zich beter koest houden en stoppen met haar sluikse beïnvloeding en haar afremming van de ontwikkeling van Vlaanderen. Regeren betekent niet meebesturen. De kerk dient afstand te nemen van staat en partijpolitiek, zichzelf uit te zuiveren en zich van dogmatische en celibataire dwang te bevrijden. Gezin en school moeten dringend hun opvoedende taak opnieuw ter harte nemen. Er moet een einde komen aan het onbegrensde gedoogbeleid en aan de toegeeflijkheid die naar lafheid neigt. De politieke partijen krijgen de raad op te houden zich in het centrum te vertrappelen en opnieuw enig visionair denken toe te laten. De pers, niet langer door de partijbesturen gemanipuleerd, maar getiranniseerd door de verkoopcijfers, moet zichzelf reinigen, opnieuw grenzen stellen en hoge kwaliteitsnormen hanteren.
Doorheen die maatschappelijke tour d'horizon komen twee krachtlijnen voortdurend terug. Ruys heeft een vreselijke hekel aan de alles overheersende marketingsideologie, de dwang van het utilitaire en de hebzucht binnen de samenleving. De jeugd wordt uitsluitend klaargestoomd om feilloos te presteren binnen een industriële, hoogtechnologische maatschappij. Economisch materialisme en carrièrisme domineren en er is nauwelijks plaats voor sociale kritiek, corrigerende zelfanalyse, bevrijdende kunst, cultuur en medemenselijkheid. Chargerend stelt hij:
‘De computerschermen verdringen de boeken en daarmee de leerrijke en onvervangbare beschaving van het humanisme’.
Een tweede krachtlijn - maar hier moet je meer van een obsessie praten - is Vlaanderen. Andermaal ontpopt Ruys zich tot de gewetensvolle voorvechter van Vlaanderen en benadrukt hij te pas en te onpas de loden Belgische last die op de Vlaamse natie-in-wording weegt. Wat er al jaren leek aan te komen, heeft zich nu voltrokken: voor het eerst laat Ruys duidelijk merken dat België niet eeuwig en ondeelbaar is en dat, wat hem betreft, over een confederatie en zelfs over separatisme kan worden gepraat. Hier laat Ruys zich van zijn ongenuanceerdste kant zien. Over België wordt steevast in termen van ‘uitgebeend’, ‘comateus’, ‘chronisch ziek’ gepraat. Wat Vlaanderen betreft, overheerst een goedkoop hoera-sfeertje: ‘Vlaanderen is een voortreffelijk gelegen, geïndustrialiseerd gebied met goed uitgeruste zeehavens, een geschoolde en nijvere bevolking, een gesofistikeerde stadscultuur, een no-nonsensementaliteit, intellectuele grondstoffen en hefbomen’. Niets over de dramatische mestoverschotten, over de urbanistische chaos, over het verlammende mobiliteitsprobleem. Het glas is halfvol of halfleeg. Bij Ruys is het voor Vlaanderen halfvol en voor België halfleeg.
Dit boek bewijst dat Ruys' netwerk van politieke en maatschappelijke contacten intact is gebleven en dat hij, meer dan wie ook, op de hoogte blijft van het politieke en maatschappelijke spel. Geen enkel politiek waarnemer haalt op dit ogenblik het niveau van Ruys, noch inhoudelijk, noch stilistisch. Hoewel zijn stellingnames voor heel wat kritiek vatbaar zijn (maar is dat niet net de bedoeling van een uitdagend en manipulatief polemist?), is het verhaal consistent en helder opgebouwd volgens een ijzeren logica. Zijn stijl is ronduit schitterend, meeslepend en brengt in vervoering. Als geen ander kan hij iemand in één zin vatten. Zo typeert hij Albert II op de volgende hilarische wijze: ‘De huidige koning, die al een 59-jarige opa was toen hij onverwachts de eed van staatshoofd diende af te leggen, kwijt zich van zijn taak met de nonchalante zwier die van actief gepensioneerden mag worden verwacht’. Als recensent heb je de voortdurende neiging Ruys eindeloos te citeren, omdat je paf staat van zijn sti-