Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leesidee. Jaargang 5 (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leesidee. Jaargang 5
Afbeelding van Leesidee. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Leesidee. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leesidee. Jaargang 5

(1999)– [tijdschrift] Leesidee. Kritisch-bibliografisch tijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 759]
[p. 759]

Over Nederlands en gelabeld Nederlands

‘De informatie die wij bieden, kan dus door verschillende groepen van woordenboekgebruikers volgens hun eigen principes gehanteerd worden. Dat is heel normaal: een woordenboek als Van Dale moet niet één specifiek taalpolitiek standpunt innemen of ondersteunen, maar moet alle doelgroepen onder zijn gebruikers de informatie geven waaraan zij behoefte hebben om hun eigen taalkeuze te maken.’
Dirk Geeraerts

Al jaren schrap ik bij het redigeren van teksten nauwgezet elke ‘lezer die op zijn honger blijft’ en zoek een alternatief in de zin van: ‘de lezer krijgt niet wat hij kon verwachten’. Misschien tot ongenoegen van de recensent die vindt dat er ten onrechte aan zijn teksten werd gezeten. Want wat is er fout aan ‘op je honger blijven’? Je leest en hoort het overal en ik wil het ook zelf wel eens gebruiken op een onbewaakt moment. Dat het een gallicisme is, maak ik mezelf dan sterk en volgens Van Dale is een gallicisme nog steeds een ‘woord, uitdrukking of constructie gevormd naar het Frans of daar letterlijk uit vertaald, in strijd met het eigen taalgebruik’. Ik deed plichtsgetrouw hetzelfde met ‘begeestering’; het germanisme (idem gallicisme maar dan uit het Duits) moest en zou een algemeen Nederlands alternatief krijgen. Ik kan mij voortaan de moeite besparen. ‘Op zijn honger blijven’ wás een gallicisme, het heet in de 13de editie van Van Dale ‘leenvertaling uit het Frans’ en ‘begeestering’ is een onverdacht en onbesproken synoniem geworden voor ‘bezieling’. Taal leeft en evolueert, woordenboeken moeten daar gevoelig voor zijn. Natuurlijk, geen bezwaar.

Zuid-Nederlands, Belgisch Nederlands, Verkavelingsvlaams

Van Dale wil in deze nieuwe editie alleen maar beschrijven en de gebruiker niet meer voorschrijven welke woorden hij wel of niet mag gebruiken. De vermanende vinger van de Neerlandicus t.o.v. taal die afwijkt van degene die in de toonaangevende taalgemeenschap wordt gesproken, is met het verwijderen van labels als ‘germanisme’ of ‘gallicisme’ ook verdwenen. Waar je voorheen wist dat je fout zat tegenover het algemeen Nederlands als je de genoemde barbarismen gebruikte, mag je nu zelf beslissen of je fout bent of niet. Dirk Geeraerts, hoofdredacteur van de Elektronische Grote Van Dale vindt dat dat ‘afhangt van de normatieve houding die je zelf wilt aannemen’.

Je leest het wel eens in Vlaamse schrijfsels, zoiets als: ‘hij had goesting om hem eens goed zijn frak uit te kloppen’. Dr. C. Kruyskamp, hoofdredacteur van de Van Dale tot de 10de editie (1976) was daar zeer duidelijk over: ‘frak’ en ‘goesting’ zijn Zuidnederlandse woorden, opgenomen in Van Dale ‘In de eerste plaats [...] om de Noordnederlandse gebruikers van Van Dale van nut te zijn [...] In de tweede plaats [...] ten gerieve van de Zuidnederlanders zelf, die in deze aanduiding de waarschuwing vinden dat het daarmee gekenmerkte woord of woordgebruik niet algemeen Nederlands is’. ‘Frak’ is in de nieuwe Van Dale ‘gewestelijk’, ‘goesting’ is ‘Belgisch Nederlands, spreektaal’. C. Kruyskamp hanteerde een nogal onbehouwen taalpolitiek: het Nederlands uit België (Zuidnederlands) is fout. De huidige redactie doet er alles aan om dat soort bedilzucht weg te werken. Ze doet dat bv. door het classificatiesyssteem aan te scherpen, want Belgisch Standaardnederlands bestaat wel degelijk.

De redactie heeft vastgesteld dat de beschrijving van het Nederlands in België aandacht vraagt voor de verschillende taallagen. Je hebt enerzijds de woorden met een ondubbelzinnig standaardtalig karakter (de kwaliteitskranten waren daarvoor een belangrijke bron) die in Nederland mogelijk wel begrepen (hoewel) maar niet gebruikt worden: watergladheid, blokrijden, fruitsap, wafelijzerpolitiek, onthaalmoeder... Wordt bij het samenstellen van het corpus vastgesteld dat de relatieve frequentie van zo'n woord groter is dan de Nederlandse variant, dan wordt ervan uitgegaan dat het tot het verzorgde Standaardnederlands in België behoort. En dat wordt simpelweg als een nationale variant van het Nederlands beschouwd, zoals je bv. ook Brits en Amerikaans Engels hebt.

De sterke positie van de dialecten zorgt er in Vlaanderen echter voor dat de afstand tussen Standaardnederlands (Belgisch of niet) en het actieve taalgebruik opvallend groot is. De doorsnee Vlaming bedient zich - zeker in informele situaties, maar ook daarbuiten - veelvuldig van wat Geert van Istendael ‘Verkavelingsvlaams’ noemde (waarmee hij overigens deze 13de editie haalde), dat wijd verspreide tussentaaltje dat gesproken wordt om de plaatselijke dialecten te overstijgen. Het is een taalvorm die Nederland niet kent. Van Dale heeft dat, zoals zijn opdracht het wil, onbevooroordeeld geregistreerd. Op basis van het label ‘Belgisch Nederlands, spreektaal’ kan je als gebruiker dus uitmaken dat woorden als ‘kieken’, ‘goesting’, ‘pateeke’ in een bepaald taalregister thuishoren, zonder dat er een normatieve uitspraak wordt over gedaan. Maar het punt is hier dat, hoewel de afstand tussen standaardtaal en effectief taalgebruik groot is, de Vlaming zich in zijn taalattitude bijzonder normgevoelig toont. We hebben jaren aan een stuk, terwijl we enerzijds lustig ons eigen taaltje brouwden, in kranten en op televisie taaltuiniers van allerlei slag bezigheid verschaft, omdat we toch ook graag willen weten hoe het nu eigenlijk hoort. De taaltuinen hebben nu dan wel hun beste tijd gehad, maar nog steeds wordt vanuit een grotere (historisch gegroeide) taalonzekerheid naar Nederland gekeken. Omgekeerd is dat niet het geval. Maar dat zijn allemaal bedenkingen waar de lexicograaf niet over gaat. Hij registreert. Feit is natuurlijk, dat de Van Dale, tegen de bedoelingen van de lexicografen in, algemeen als de norm wordt beschouwd. Voor scrabbelaars - en niet alleen voor hen - bestaat een woord pas als het in Van Dale staat. Door een woord op te nemen,

[pagina 760]
[p. 760]

geef je het dus een bepaalde status mee. En voorts kan de redactie het wel willen, niet aan taalpolitiek doen, maar door woorden die in Nederland niet courant zijn, te labelen met bv. ‘Belgisch Nederlands’ (zoals dat overigens ook gebeurt met Surinaams Nederlands), doet ze dat natuurlijk wel. De evolutie van het Nederlands in België is een gebeuren in de marge van de taalontwikkeling in Nederland. Lexicografen registreren dat dus ook, zij het niet meer op de wijze van de schoolmeester.

 

Guido Geerts, Ton den Boon (red.): Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal, Van Dale Lexicografie, 1999, 3dl., 6500 F

ISBN 90-6648-421-7

 

*831 nederlandse taal; woordenboeken

Koenen

Het internet, de euro en de snuffmovie hebben ook Koenen woordenboek Nederlands tot een nieuwe druk genoopt. Een paar duizend woorden zijn er bijgekomen, er zijn ook nieuwe betekenissen toegevoegd aan bestaande termen: een ‘gabber’ is niet meer alleen een maatje en de betekenis van ‘prijsvechter’ moet je nu ook in de economische sfeer gaan zoeken. Maar Koenen wil handzaam blijven en heeft dus ook flink wat lemma's geschrapt. Wat het Belgisch Nederlands betreft bv., kan deze redactie bovenstaand principe van Dirk Geeraerts alleen al om zuiver praktische redenen niet handhaven. Ze hebben dus de schaar gezet in wat ‘in Nederlandstalig België algemeen gangbaar [is] en als Standaardnederlands aangevoeld’ wordt, ten voordele van ‘institutionele’ woorden, die ‘een instelling of andersoortig maatschappelijk fenomeen beschrijven’. Geen fruitsap, denkpiste of blokrijden, wel: witte beweging, VRT, interpolitiezone, MAP, kga, Bestendige Deputatie...

 

W.Th. de Boer (red.): Koenen woordenboek Nederlands, Koenen woordenboeken 1999, 1375 p. 950 F

ISBN 90-6648-618-X

 

De belangrijkste functie van Van Dale kan je omschrijven als het verschaffen van informatie over woordenschat voor de moderne taalgebruiker. Dat betreft dus hedendaags, courant geschreven en gesproken taalgebruik, maar ook woorden die je in oudere geschriften tegenkomt. De redactie beschrijft nl. de taal van de laatste 150 jaar, want we willen wel Hildebrand en Multatuli en Gezelle blijven lezen en verstaan.

De gebruiksfrequentie is het belangrijkste criterium geweest voor het behoud van woorden of voor de introductie van nieuwe lemma's. Grote kranten en tijdschriften worden gescand, om opgenomen te worden, moeten woorden toch zo'n drie jaar regelmatig blijven voorkomen. Het zijn er nogal wat: 8778. Je hebt uiteraard een hele hoop termen die met recente ontwikkelingen in de wetenschappen en politiek te maken hebben (en waarvan je om andere dan taalkundige redenen zou willen dat sommige de frequentienorm niet hadden gehaald): het internet, de euro, ecotaks en biodiesel, beursfraude, zeepbeleconomie, wafelijzerpolitiek... Maar meer dan aan het opnemen van nieuwe lemma's is er gewerkt aan de consistentie. Waar bij vorige edities nog volgens het alfabet moest worden gewerkt (twee hoofdredacteuren beheerden elk de helft van het alfabet), was er nu een cd-rom voorhanden waardoor kriskras doorheen het corpus kon worden gezocht, kruisverwijzingen worden gecheckt, lemma's per onderwerp worden opgezocht etc. Op die manier werden overlappingen, afwijkende beschrijvingen van eenzelfde woord, betekenisnuances etc. opgespoord en gecorrigeerd. De cd-rom waarvan sprake zal overigens volgend jaar in september in de handel worden gebracht. Er is een basisversie en een uitgebreidere versie voor de professionele gebruiker.

Voor 346 woorden wijkt de spelling in de nieuwe Van Dale af van die in het Groene Boekje. Hoofdredacteur Guido Geerts: ‘Wij hebben gelijk. Het zijn van die gevallen waarin de Woordenlijst de eigen principes niet toepast’.

Woordenboek van Neologismen



illustratie

Het gaat de gebruiker van een verklarend woordenboek uiteraard niet om de nieuwe woorden alleen. Trouwens, het nieuwe is er meestal al wel wat af voor het in Van Dale komt, en woorden met een te beperkt gebruik komen er toch niet in. Wie wel in de eerste plaats in nieuwigheden geïnteresseerd is, is Marc de Coster. Zijn Woordenboek van neologismen verzamelt ca. 2000 woorden en uitdrukkingen, die sinds 1975 voor het eerst zijn opgedoken. Ook hier is ‘nieuw’ dus relatief (hij wordt door Van Dale 13 trouwens volop bijgebeend), temeer hij ook informeel of regionaal taalgebruik opneemt, omdat het wordt verwaarloosd in andere woordenboeken. Maar meer dan in de selectie van nieuwe termen en uitdrukkingen (ze moesten meer dan een keer voorkomen en minimaal twee jaar in gebruik blijven), zit het surplus van dit neologismenwoordenboek in de uitgebreide beschrijving en illustratie die de termen krijgen. Neem bv. de eerste: ‘aaibaarheidsfactor’. Van Dale besteedt 10 regeltjes aan een adequate beschrijving, uitleg, oorsprong en citaten. De Coster besteedt ruim een kolom, gaat in op anekdotische informatie rond de oorsprong en citeert dan uitgebreid uit acht (degelijke) bronnen. De context en de betekenissfeer komen op die manier doorgaans uitstekend uit de verf. En dan heb je natuurlijk nog die woorden die wellicht de Van Dale nooit zullen halen: asielshoppen (aanvragen van asiel door vluchtelingen die elders al werden uitgewezen), hangjeugd ((kansarme) jongeren die maar wat rondhangen), schriklokken (dreadlocks), wegfietsen (zappen)...

 

Marc de Coster: Woordenboek van neologismen, Contact 1999, 726 p., 1900 F, 90-254-2270-5


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken