Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Leesidee. Jaargang 7 (2001)

Informatie terzijde

Titelpagina van Leesidee. Jaargang 7
Afbeelding van Leesidee. Jaargang 7Toon afbeelding van titelpagina van Leesidee. Jaargang 7

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
recensie(s)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Leesidee. Jaargang 7

(2001)– [tijdschrift] Leesidee. Kritisch-bibliografisch tijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

Poëzie

Paul Rodenko
Keizer van de Vijftigerskritiek verkrijgt een leven



illustratie

‘Hij wilde dood en gaf zijn moeizame bestaan op’, schrijft Koen Hilberdink rustigjes aan het eind van zijn Rodenko-biografie Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart, en dat vrijwel onaangedaan loslaten van het leven klinkt daar volstrekt geloofwaardig. Ik teken dan ook verzet aan tegen het sensatiebeluste, zo voorspelbare ‘ontluisterend’ op de achterflap. Rodenko mag dan een opvallend geaccidenteerd parcours hebben afgelegd, hij lijkt ons vanuit Hilberdinks boek postuum te willen toefluisteren dat een Rus nu eenmaal in de wieg is gelegd om zulk een bankroetleven zonder morren te doorstaan.

Dat deze vnl. aan de Parijse Sorbonne tijdens de hoogdagen van het existentialisme gevormde kosmopoliet zich paradoxalerwijs in de eerste plaats de zoon van zijn vader voelde, m.a.w. op en top een Rus, blijkt uit elke bladzijde. Onontkoombaar moet het stempel geweest zijn dat de feestelijk-uitbundige tot coleriek-autoritaire pater familias met de, zo men wil, omineuze naam Iwan op zijn omgeving drukte. Hij was een onduidelijk zakenman die achter allerhande rookgordijnen (die klaarblijkelijk ook voor zijn naasten ondoorzichtig bleven) met wisselend tot bedroevend succes zijn boontjes dopte. Breed hadden ze het zo te zien niet, maar toch breed genoeg om de opgroeiende Paul gans andere avonden te bezorgen dan, zeg, Van het Reve: feestgedruis op zijn Slavisch, balalaikamuziek en gezang en... sloten sterke drank. Het zware drinken nam Paul, jong nog, als sprak het vanzelf over; een euvel dat zijn niet al te lang uitgevallen leven ongetwijfeld mede ingekort zal hebben. Waarvan akte.

Wandeling
 
De dag is groot en traag
 
en van een oud geslacht
 
maar ergens ligt de nacht
 
in hinderlaag
 
 
 
Verlaat en afgezakt
 
lijkt nu ons gaan door stille straten
 
de huizen staan verpakt
 
als koffers in dépôt
 
het groene van een kaktus is alleengelaten
 
 
 
Geen spiegels schragen onze gang
 
de ruiten zijn verdekt en blind
 
je hand ligt als een schaakstuk in mijn hand
 
ver drenst het huilen van een kind
 
je mond beweegt verschrikt
 
je woorden wapperen
 
als witte hemden in de wind
 
 
 
Hoe komt het kluwen van de zon ontward
 
wie heeft de tegels uitverteld
 
de angsten van het hart
 
zijn salamanders
 
 
 
Het uur blijft stom
 
waarom daarom
 
zijn alle dingen anders?

(uit Orensnijder tulpensnijder)

Rodenko's Russische kantjes bleven zeker niet beperkt tot deze pittoreskmorbide gewoontes. Hoewel hij nooit een voet op Sovjetbodem zette - de ‘zakenreizen’ van zijn vader tijdens zijn prille jeugd brachten hem niet verder dan Berlijn of het Letse Riga - hij zat wel degelijk op een veel wezenlijker plan ‘op z'n Russisch’ in elkaar. Van doorslaggevend belang voor deze reine papiervreter is natuurlijk de lectuur geweest waardoor het hem beliefde te worden beïnvloed. Tijdens zijn Parijse jaren raakte hij gefascineerd door sterk afwijkende, ‘wrede’, gedoemde figuren met ondermijningsbedoelingen zoals Artaud en Bataille, maar het echte substratum bij hem lijkt wel degelijk terug te voeren tot medecompatriotten: Dostojevski en zijn keldermens en, misschien wel de doorslaggevendste invloed, de ten onrechte minder bekende ‘hyperindividualistische irrationalist, de antitotalitaire Sjestov’, wiens centrale begrip ‘bodemloosheid’ volgens Hilberdink wel eens in relatie zou kunnen staan tot Rodenko's berucht geworden ‘poëzie van het echec’. De Slavische verankering van Rodenko's centrale denkbeelden blijkt trouwens ook uit zijn oorspronkelijke studiekeuze: hij zou in Leiden Slavistiek studeren, maar haakte af toen zijn leermeester en voorbeeld Van Wijk onverwacht doodging, een symbool haast voor het ongunstig gesternte dat Rodenko's opeenvolgende studiekeuzes zou blijven begeleiden. Tijdens de oorlogsjaren zou hij dan, te Utrecht, psychologie studeren: zijn tweede albepalend interessegebied. Maar dat was gerekend zonder de bezetter, die de studenten de zgn. loyaliteitsverklaring onder de neus duwde. Slechts 14 procent van de Nederlandse studentenbevolking ondertekende... waaronder Rodenko. Dit had bijzonder nare gevolgen kunnen hebben - zeker gezien de bezwarende omstandigheid dat Vadertje Iwan als volleerd opportunist tijdens diezelfde oorlogsjaren voor één keer bijzonder goed boerde... Aandoenlijk vind ik de manier waarop de biograaf op dat punt zijn onderwerp in bescherming probeert te nemen, en misschien niet onterecht, want al bij al maakte Rodenko in politicis niet bepaald een zeer uitgeslapen indruk: ‘door zijn emotionele problemen kon en durfde hij niet anders dan alles lijdzaam over zich heen te laten komen. Hij was angstig en zijn angst werd door dit soort kwesties

[pagina 34]
[p. 34]

alleen maar erger’. Lang na het Sorbonneavontuur, dat overigens meer weg had van een autodidactisch intermezzo, zou hij nog het plan opvatten in de tweede helft van de jaren '60 zijn studie psychologie af te maken: ‘zodat hij een praktijk als psychotherapeut zou kunnen beginnen’. Dat laatste, nooit uitgevoerde plan was niet zomaar een gril. Psychologie, psychiatrie, psychopathologie zijn een leven lang beslissende parameters geweest voor Rodenko, voor wie kunst wel degelijk een zaak was ‘van psychotici en neurotici’. Het is geen toeval dat hij zich later in zijn leven uitvoerig heeft verdiept in het werk van moordenaar-dichter Achterberg.

Maar voor het zover was, moest hij nog datgene volbrengen waar hij waarschijnlijk voor herinnerd zal worden: hij zou, daarbij geholpen door o.m. de Parijse contacten met Vinkenoog, de criticus bij uitstek, of eerder: de vaste commentator van de nieuwlichters van de beweging van Vijftig worden. Lucebert, Kouwenaar & co waren met hun poëtische inhaalbeweging gewoon gefundenes Fressen voor een literatuurkenner wiens werkwijze Hilberdink als volgt samenvat: ‘Hun [= van Dostojevski, Sjestov e.t.q.] denkbeelden werden motieven in zijn essays en kritieken, maar nooit nam hij hele denksystemen over. Ze waren bevestigingen of verduidelijkingen van eigen ervaringen en prikkels om verder te denken en andere verbanden te leggen. Al lezend maakte hij notities op systeemkaarten [...] en stopte die op trefwoorden in een harmonicamap en een kaartenbak. Ze laten zien dat zijn werk was verankerd in een traditie die in Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog niet of nauwelijks bestond’. Zoals de nooit gehoorde poëzie van toen ook best een professionele uitlegger of pleitbezorger kon gebruiken. Het valt overigens op hoe laat Rodenko-de-huiscriticus van Vijftig uit zijn schulp kruipt: het is pas vanaf 1963 (vier jaar dus na Cobra en de Experimentele Groep Holland!) dat Rodenko in het tijdschrift ‘Maatstaf’ zijn experimentele poulains ging begeleiden. Hij bleef dat overigens op afstand doen (‘tot vriendschappen kwam het niet’) en hoewel hij zelf ook mondjesmaat dichtte in de experimentele trant, hield hij uitdrukkelijk staande geen Vijftiger te zijn. M.i. een geval van voorbeeldige collegialiteitshygiëne.

Ik vraag mij af of het niet Rodenko's door Bert Bakker uitgegeven handzame bloemlezingen zijn geweest die een niet gering aantal aankomende jongeren wegwijs maakten in de doolhof van de nieuwe poëzie: zowel Nieuwe griffels, schone leien (1954) als Met twee maten (1956) boden overzichtelijke, theoretisch goed omkaderde staalkaarten, in zakformaat, aan een spotprijs. Schrijver dezes koestert nog steeds zijn beduimelde exemplaren en staat daarmee niet alleen. De oplagen liepen in de tienduizenden. Paul Rodenko werd er niet rijker van. Zo rond 1955 lijkt hij zijn plafond bereikt te hebben. Hij die zichzelf graag zag als baanbrekend denker kon niet anders dan vaststellen dat de voyoux van de poëzie binnen luttele jaren meer dan bon ton geworden waren en de titel van zijn essay pal midden de anthologie Met twee maten heette terecht ‘Experimentelen, wat nu?’ De magie was zoek, de tijden veranderden, het tij keerde. Aan de ene kant begon de inname van alcohol te wegen. W.F. Hermans de Verschrikkelijke, nochtans één van de enige compagnons de route van het eerste uur, plantte hem (sadisme oblige) een mes in de rug (volzinnen ‘zwaar als gesmolten olifantenvet of vertaald Duits’). Dat Rodenko niet inhaakte op het veranderde klimaat (eerst de giechelige relativisten van ‘Barbarber’, later de podiumclowns à la de Selfkicker; en wat de kritiek betreft de escamoteurs van de auteur bij ‘Merlyn’) siert hem eerder dan niet. Feit is dat pakweg het tweede deel van Hilberdinks biografie almaar oninteressanter materiaal te bieden heeft. Steeds vaker moest Rodenko - inmiddels vader - om den brode schrijven: vertalingen van (ondermaats?) toneel, mislukt toneel voor televisie, de welbekende veredelde ‘porno’ van de ‘1001 nachten’, vertalingen voor Van Oorschots ‘Russische bibliotheek’ (V.O. die erin slaagde de armlastige R. 600 gulden af te troggelen voor de correctie van drukproeven!), de zgn. ‘Quaxjes’ voor ‘NRC-Handelsblad’ en - o smet op het blazoen! - de tot tweemaal toe ondermaatse bloemlezing Dichters van deze tijd ('60 en '64). Hermans had de toon goed en wel gezet: ‘Rodenko, de Karel Appel van het essay: “Ik rotzooi maar wat an...”’.

Rodenko verhuisde of ‘vluchtte’ met zijn vrouw en twee kinderen van Den Haag naar Zutphen(-la-Morte a.h.w.), alwaar - het kon blijkbaar niet op - zijn woonst voor de tweede maal in zijn leven door brand werd geteisterd. De financiële nood werd alarmerend en, het mag dan zijn dat Rodenko in pecuniair opzicht door de uitgevers die zijn pad kruisten zelden of nooit in de watten werd gelegd, het dient gezegd dat de overheid en allerlei helpende officiële instanties hem allesbehalve in de kou lieten staan. Bovendien viel hem op de valreep hernieuwde belangstelling en een zekere herwaardering te beurt. Zag Rodenko er (mét baard na zijn vijftigste) verontrustend slecht uit? Of was er gewoon voldoende tijd voorbijgegaan om hem als een niet oninteressant relict weer even op te vissen? Hoe het ook zij, november '74 was hij van de partij tijdens een reünie met een aantal Vijftigers, ‘De Revisor’ interviewde hem en in respectievelijk '75 en '76 verschenen de verzamelde gedichten (Orensnijder tulpensnijder) en, bezorgd door zijn latere biograaf, de verzameling essays Op het twijgje der indigestie. SUN in Nijmegen bestelde Marxgetinte vertalingen en Rodenko zelf beloofde ‘De Gids’ een poëziekroniek. ‘Het was te veel’.

Is het mogelijk iets te orakelen rond Rodenko's mogelijke verdere evolutie mocht hij langer hebben geleefd? Aan Van Deel en Fokkema van ‘De Revisor’ signaleerde hij recent geconstateerde verwantschap met ‘de structuralisten, Barthes, Foucault, de mensen van “Tel Quel”’. Hij wist nog altijd uit welke hoek(en) de winden waaiende waren. Maar zijn op zich al niet lichtvoetige stijl in combinatie met ‘Tel Quel’... een mens mag er niet aan denken. Rodenko achtte het laat in zijn leven opportuun zich met Baader-Meinhof solidair te verklaren; hij zag, toen Vijftig vrijwel algeheel verteerd was, Hugues Pernath wel zitten.

Deze biografie werd als proefschrift voorgelegd en verdedigd aan de Universiteit Maastricht. Hilberdink was zich met zijn ‘introspectief-empathische’ benadering in zijn zoektocht naar frustraties bij zijn auteur goed bewust van het gevaar dat deze zijn ‘patiënt’ zou kunnen worden. Dat is niet gebeurd. Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart is een tactvol, ad rem geschreven boek, nuchter en nooit saai, met alles erop en eraan: bibliografie, register, een uiteindelijk wel erg aangekomen notenapparaat. Alleen het illustratiemateriaal is mager uitgevallen. Maar dat past dan weer perfect bij deze danig geëffaceerde man, wiens mysterieuze pit dit boek intact laat.

[Michel Bartosik]

Koen Hilberdink: Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart, Meulenhoff Amsterdam, 2000, 438 p., 995F 24,67 €, ISBN 90-290-6843-4

 

* 856.6 / rodenko, paul


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over 'Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart'. Een biografie van Paul Rodenko (1920-1976)


auteurs

  • Michel Bartosik

  • over Paul Rodenko