Letterkransje, gevlochten voor zoete kinderen, die gaarne leeren
(ca. 1840-1850)–Anoniem Letterkransje, gevlochten voor zoete kinderen, die gaarne leeren –
[pagina 2]
| |
[pagina 3]
| |
![]()
A Zijn twee appels,
Die smaken zeer goed;
![]()
B Is een bokje,
Dat loopt met veel spoed.
| |
[pagina 4]
| |
![]()
C Zijn citroenen,
Zeer frisch en gezond;
![]()
D Zijn twee duifjes,
Die loopen in 't rond.
| |
[pagina 5]
| |
![]()
E Zijn twee eenden,
Die zwemmen in 't water;
![]()
F Is een fonteintje,
Dat maakt veel geklater.
| |
[pagina 6]
| |
![]()
G Zijn twee glazen,
Voor wijn en voor bier;
![]()
H Is een haantje,
Die kraait niet een zier.
| |
[pagina 7]
| |
![]()
I Is een koker,
Voor inkt en voor zand;
![]()
J Is een jager,
Die jaagt op het land.
| |
[pagina 8]
| |
![]()
K Zijn kapellen,
Een rood en een blaauw;
![]()
L Is een lampje,
Dat brandt veel te flaauw.
| |
[pagina 9]
| |
![]()
M Is een molen,
Die graan maakt tot meel;
![]()
N Is een nestje
Met vogels. Hoe veel?
| |
[pagina 10]
| |
![]()
O Is een langbeen,
Die loopt in de plas;
![]()
P Is een paardje,
Dat draaft nog al ras.
| |
[pagina 11]
| |
![]()
R Is een roosje,
Geplukt van een boom;
![]()
S Is een scheepje,
Dat zeilt in den stroom.
| |
[pagina 12]
| |
![]()
T Is een krijgstrom,
Waar broertje meê speelt;
![]()
U Wijst de uren,
Dat nimmer verscheelt.
| |
[pagina 13]
| |
![]()
V Is een visscher,
Die vischt met een snoer;
![]()
W Is een wiegje,
Met moeder bij broêr.
| |
[pagina 14]
| |
![]()
Y Is een ijsslee,
Daar ga ik meê uit;
![]()
Z Zijn twee zwanen,
Dit dient tot besluit.
|
|