Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een ghedenckliedeken, maect Moses hier den kinderen Israels, Hi climt opten berch, ende besiet dat beloofde Lant inden welcken hi niet en comt

Dot .xxxij. Capittel

1

Ga naar margenoot+MErct ghi hemel ic sal spreken, ende die aerde hoore die reden mijns monts

2

Mijn leere druppe als den reghen, ende mijn redene vloeye als den dauwe, ende als den regen op dat gras, ende ghelijck die druppelen op dat cruyt

3

Want ic sal den naem des HEREN aenroepen laet onsen God die heerlicheyt.

4

Volmaect sijn die wercken des Steens, want alle sijn wegen sijn gerechticheden,

5

Trou is God, ende geen quaet en is in hem, Gerecht ende redelijck is hi.

Die verkeerde ende quaden aert heuet met hem al verdoruen, ende het en sijn sijn kinderen niet, om haer misdaets wille

6

Dancte ghi also den HERE uwen God, Ghi sotte ende onwijse volc? Is hi niet uwe vader, ende uwe HERE, en heuet hi v niet gemaect ende bereyt?

7

Gedenct der voorleden dagen, mercket op die iaren der voorledenen geslachten, Vraecht uwen vadere die salt v vercondigen, Vwe Ouders die sullent v seggen

[pagina *]
[p. *]

8

Ga naar margenoot+Doen die alder hoochste dat volck wtdeylde, ende verstroyde der menscen kinderen, Doen sette hi die palen des volcx, na dat getal der kinderen van Israhel

9

Want des HEREN deel is sijn volck, Iacob is dat Ga naar margenoota snoer sijnder eruen.

10

Hi vant hem in die woestijne, in die dorre vereenlijcke plaetse daert huylt, hi leyde hem om, ende hi gaf hem verstant, ende beschudde hem ghelijc sinen oochappele.

11

Gelijc eenen arent sinen nest op wecket, ende ouer zijn iongen sweeft oft vlieghet, hi breyde sijn vederen wt, ende hi nam hem ende droech hem op sijn vloghelen

12

Die HERE alleene leyde hem, ende daer en was gheen vreemde God met hem

13

Hi liet hem hooch varen opter aerden, ende hi voede hem metten vruchten des ackers, ende hi liet hem hoonich suyghen wten steenen, ende olie wten herden steenen.

14

Boter vanden koeyen, ende melc vanden scapen, metten vette vanden lammeren, ende vette rammen, ende bocken met vette nieren, Ga naar margenoot+ ende tarwe, ende gaf hem te drincken suyuer druyuen bloet.

15

Ende doen hi vet ende sadt wert, so wert hi kril, Ghy sijt vet dic ende breet gheworden, Ende hi heeft God laten varen, die hem gemaect heeft,

16

Hi heeft den steen zijns salicheyts cleyn gheacht

Ende hi heuet hem tot zeloersheyt verwect door vreemde goden, Door die grouwelicheden heeft hi hem vertorent.

17

Si hebben den veltduyuelen geoffert, ende haren Gode niet. Den goden die si niet en kenden, den nieuwen die nyeuwelijc ghecomen sijn, die uwe vaderen niet gheert en hebben.

18

Vwen steen die v gewonnen heeft hebdi veracht Ende ghi hebt den God vergeten, die v gemaect heeft

19

Ende doen dat die HERE sach, wert hi beruert met toorne, op sijn sonen ende sine dochteren.

20

Ende hi sprac, ic sal mijn aensicht van hen verborgen, ic wil sien waert ten lesten met hen henen wil, want het is eenen verkeerden aert, het sijn kinderen daer gheen gelooue in en is

21

Si hebben mi verwect in dat ghene dat God niet en is, Ga naar margenoot+ met haerder ydelheyt hebben si mi vertorent, ende ic salse weder verwecken in dat ghene, dat geen volc en is, aen een sot volc sal icse vertoornen

22

Want dat vier is ontsteken, door mijnen thoren ende het sal bernen tot in die onderste Ga naar margenootb helle, ende tsal verteeren dat lant met sinen groeysel, ende tsal ontsteken die fundamenten der berghen

23

Ic sal ongeluc op hen hoopen, ic sal alle mijn pijlen aen hen verschieten.

24

Van honger sullen si versmachten, ende verslint worden van die cortse, ende van bitter siecten, ic sal der dieren tanden onder hen seynden ende woedende slanghen.

25

Van buyten salse dat sweert beroouen, ende in die cameren ancxt, beyde iongelinc ende maechden die suyghelingben metten grijsen mannen.

26

Ic sal seggen waer sijn si? Ic sal haer ghedachtenis doen ophouden van onder die menschen

27

Ende waert dat ic niet en schoude der vianden toren dat hare vianden niedt stout en souden worden, ende mochten seggen onse hant is hooge, ende die HERE en heeft dat niet alle gedaen

28

Want het is een volc sonder raet, ende in hen en is gheen verstant.

29

Oft si wijs waren ende verstonden dat, dat si dat wisten, wat hen hier na comen sal

30

Hoe gaet dat toe, dat haerder een salder duysent van hen lieden iagen, ende twee sullen twee duysent vluchtich maken Ist niet also? om dat haren steen haer vercocht heeft? Ga naar margenoot+ Ende die HERE heeftse ouergegheuen. Ga naar margenoot+

31

Want onsen steen en is niet als haren steen, daer af sijn onse vianden selue rechters

32

Want haren wijnstoc is vanden wijnstoc tot Sodoma ende vanden acker Gomorra, haer besie is een galle besie, si hebben bittere druyuen Ga naar margenoot+

33

Haren wijn is der draken fenijn, ende verwoedere aderen galle

34

Is dit bi mi verborgen? ende verseghelt in mijnen schatten.

35

Die wrake hoort mi toe, ick salt betalen, tot sijnder tijt sal haren voet slipperen, want die tijt van haren omuallen is bi, ende haer toecoemst haestet

36

Want die HERE sal sijn volc rechten, ende ouer sine knechten sal hi ontfermenisse hebben, Want hi sal aensien dat hare cracht wech is, Ende dat metten ghenen die besloten waren, ende die ouerbleuen waren al ghedaen is.

37

Ga naar margenoot+Ende men sal segghen waer sijn hare goden, Ga naar margenoot+ Haren steen daer si op betrouden.

38

Van wiens offer si dat vet aten, Ende droncken vanden wijn van haren drancoffer, laetse opstaen ende v helpen ende beschudden.

39

Siedi nv, dat ict ben, ende dat daer gheen God en is sonder mi, ic can dooden, ende leuende maken, dat ic geslegen heb, dat can ick heelen, ende daer en is nyemant diet wt mijnder hant trect.

40

Want ic sal mijn hant inden hemel heffen, ende ic sal seggen, Ic leue eewelijc.

41

Als ic dat blinckende van mijnen sweerde wetten sal, ende als mijn hant dat rechte aengrijpen sal, soo sal ic mi weder wreken aen mijn vianden, ende den genen die mi haten, loonen.

42

Ic sal mijn pijlen met bloede droncken maken, ende mijn sweert sal vleesch eten, vanden bloede der verslagenen, ende vanden bloede der geuanghenen, ende dat des viants hooft, ontdect sal sijn

43

Iuychet ghi heydenen met sinen volcke, want hi sal dat bloet sijnder knechten wreken, ende hi sal hem wreken aen sijn vianden, ende hi sal hem laten versoenen vanden lande sijns volcx

44

Ga naar margenoot+Ende Moses quam ende sprac alle die woorden dees liets, voor den ooren des volcx, hi ende Iosua Nuns soon.

45

Doen Moses dit al wtgesproken hadde tot alle Israel, so sprac hi tot hen,

46

Neemt ter herten alle die woorden die ic v heden Ga naar margenootc betuyge, dat ghi uwen kinderen beueelt, dat si houden ende doen, alle die woorden van deser wet,

47

Want het en is niet een woort tot v te vergheefs geseyt, maer het is v leuen, ende alsulcken woort sal v leuen verlengen, inden lande daer ghi henen gaet ouer den Iordaen om te besitten

48

Ende die HERE sprac met Mose effen inden seluen dage seggende.

49

Gaet op dat geberchte van Abarim, opten berch Nebo, die daer leyt inder Moabiten lant, tegen Iericho ouer, ende besiet dat landt Canaan, dat welc ic den kinderen van Israel tot een eygendom geuen sal,

50

Ende sterft opten berch, als ghi daer op gecomen sijt, ende vergadert v tot uwen volcke, gelijck als uwe broeder Aaron sterf opten berch Hor, ende hi vergaderde hem aldaer tot sinen volcke.

51

Om dat ghi v vergrepen hebt aen mi, onder die kinderen van Israel bi dat Kijfwater, tot Kades in die woestijne Zin, om dat ghi mi niet en heylichdet onder die kinderen van Israel.

52

Hier suldy dat lant te-

[pagina *]
[p. *]

ghen v sien, dat welc ic den kinderen van Israel gheue, mer ghi en sult daer niet in comen

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 8

margenoota
Snoer dat is die deylinge ende metinge der erfenisse der kinderen van. Israhel psalmo lxxvij.

margenoot+
C vers 14

margenoot+
Ro. x.b. Ie. xv.c

margenootb
Helle in die heilighe scrift beteekent zomtijden een graf Esaie xxxviij d somtijden dien diepte der aerden Esa. xiiij d somtijden een lant dat vergeten ende ghelaten is psalmo lxxxvij somtijden heele verlatentheyt als Ionas int tweede b

margenoot+
E vers 30
margenoot+
int tweede b

margenoot+
ex. xiij a Ro. xij d

margenoot+
F vers 37
margenoot+
Ioan. xv

margenoot+
G vers 44

margenootc
Betuyghe, dat is vercondighe. Psalmo c.xviij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken