Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina *]
[p. *]

¶ Vanden steden ende voorsteden der Leuiten.

Dat .xxi. Capittel

1

Ga naar margenoot+DOen ghingen toe die ouerste vaders onder den Leuiten, totten priester Eleazar, ende Iosua den sone Nun, Ga naar margenoot+ ende totten ouersten vaderen, onder den stammen der kinderen Israel,

2

ende spraken met hen tot Silo, inden lande Canaan, ende seyden, Die HERE heeft gheboden door Mose, datmen ons steden gheuen soude te woonen, ende der seluer voorsteden tot onsen beesten.

3

Doen gauen die kinderen Israel den Leuiten van haren erfdeele, na den beuele des HEEREN, dese steden, ende hare voorsteden.

4

Ende dat lodt viel op dat geslachte der Kahathiten, ende quamen den kinderen Aaron des priesters wt den Leuiten, door tlot derthien steden vanden stam Iuda, vanden stam Simeon ende vanden stam BenIamin,

5

Mer den anderen kinderen Kahath des seluen geslachts quamen door tlodt thien steden, vanden stamme Ephraim vanden stamme Dan, ende vanden haluen stamme Manasse.

6

Maer den kinderen Gerson des seluen geslachte quamen door tlot derthien steden, Ga naar margenoot+ vanden stamme Isaschar, vanden stamme Asser, ende vanden stam Naphthali, ende vanden haluen stam Manasse tot Basan,

7

Den kinderen Merari, haers geslachts worden twaelf steden, vanden stamme Ruben, vanden stamme Gad, ende vanden stamme Sebulon.

8

Also gauen die kinderen Israel den Leuiten door tlot, dese steden, ende haer voorsteden, so die HERE door Mose gheboden hadde.

9

Vanden stamme der kinderen Iuda, ende vanden stamme der kinderen Simeon gauen si dese steden die si met haren name noemden,

10

den kinderen Aarons des geslachts der Kahathiten, Ga naar margenoot+ wt den kinderen Leui, want dat eerste lot was haer,

11

dus gauen si hen dan KiriathArba, dye des vaders Enak was, dat is Hebron opt geberchte Iuda, ende haer voorsteden rontomme haer,

12

Mer den acker der stadt, ende haer dorpen gauen si Caleb, den soon Iephunne tot zijnder besittinghe.

13

Also gauen si den kinderen Aaron des priesters, die vrijstadt der dootslaghers, Hebron ende haer voorsteden, Libna ende hare voorsteden, Iathir ende hare voorsteden,

14

Esthmua ende hare voorsteden,

15

Holon ende hare voorsteden, Debir ende hare voorsteden,

16

Ain ende hare voorsteden, Iuta ende hare voorsteden, BethSemes ende hare voorsteden, Neghen steden van desen twee stammen,

17

Maer vanden stam BenIamin, gauen si vier steden, Gibeon ende haer voorsteden, Baba ende haer voorsteden,

18

Anathot ende haer voorsteden, Almon ende haer voorsteden,

19

also dat alle steden der kinderen Aaron des priesters, derthien waren, met haren voorsteden.

20

Den gheslachten der andere kinderen Kahath, den Leuiten quamen door haer lot, vier steden, vanden stam Ephraim,

21

Ga naar margenoot+ende gauen hen die vrystadt, der dootslagers, Sechem ende hare voorsteden, op dat gheberchte Ephraim, Geser ende haer voorsteden,

22

Libsim ende hare voorsteden, BethHoron ende hare voorsteden,

23

Vanden stamme Dan, vier steden, Eltheke ende hare voorsteden, Gibton ende hare voorsteden,

24

Aialon ende hare voorsteden, GadRimon ende hare voorsteden, Vanden haluen stam Manasse, twee steden

25

Thaerach ende hare voorsteden,

26

GadRimon ende hare voorsteden, Also dat alle die steden der kinderen des geslachts Kahath, thien waren met haer steden.

27

Maer die kinderen Gerson, wt den gheslachten der Leuiten worden ghegeuen, Vanden haluen stamme Manasse, twee steden,

28

die vrije stadt, voor die dootslagers, Golan in Basan, ende haer voorsteden, Beasthra ende hare voorsteden,

29

Ende vanden stamme Isaschar, ooc vier steden, Kiseon, ende haer voorsteden, Dabrath ende hare voorsteden, Iarmuth ende hare voorsteden. Ende Bannim ende hare voorsteden,

30

Vanden stam Asser, vier steden

31

Miseal, Abdon, Helkath, Rehob, met haren voorsteden.

32

Vanden stamme Naphthali, drye steden, Die vrije stadt Kedes, voor die dootslagers in Galilea, Hamoth, Dor, Karthan, met haren voorsteden,

33

also dat alle die steden, des gheslachts der Gersoniten, warender thien, met haren voorsteden.

34

Den gheslachten der kinderen Merari, den anderen Leuiten worden ghegeuen, Vanden stamme Sebulon, vier steden

35

Iakneam, Kortha, Dimna, Nahalal, met haren voorsteden,

36

Vanden stam Ruben, vier steden,

37

Beser, Iahza, Kedemoth, Mephaat, met haren voorsteden,

38

Vanden stam Gad vier steden, Die vrystadt voor die dootslaghers

39

Ramoth in Gilead, Mahanim, Hesson, Iaeser, met haren voorsteden,

40

Also dat alle die steden der kinderen Merari, onder haren gheslachten der andere Leuiten, waren twaelf

41

Alle die steden der Leuiten, onder die besittinghe der kinderen Israel, waren achtenveertich met haren voorsteden.

42

Ende dese steden waren also ghedaen, dat elcke haer voorstadt, om haer had, deen als die andere

43

Also gaf die HERE den kinderen Israel allet lant, dat hi ghesworen hadde haren vaderen te gheuen, ende si nament in, ende woonden daer in.

44

Ende die HERE lietse rusten van allen rontsomme, soo hi haren vaderen ghesworen hadde, ende haerder vyanden en stont gheene teghen hen. Mer hi gaf alle haer vianden in haren handen.

45

Ende het en faelgeerde niet aen allen den goeden dat die HERE den huyse Israel ghesproken hadde, Het quam al.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
nu. xxv a

margenoot+
i.para. viij.c

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 21


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken