Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hoe Dauid voor hem nam den tempel te timmeren, Ende hoe hem dat van God den HERE verboden wert.

Dat .xviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+HEt gheuiel, doen Dauid in zijn huys woonde, sprack hi totten prophete Nathan, Siet, Ga naar margenoot+ ic woone in een cederen huis ende die Arcke des verbonts des HEEREN is onder die tapijten.

2

Nathan srpac tot Dauid. Al wat in uwer herten is dat doet, want God is met v.

3

Mer inder seluer nacht quam dat woordt Gods tot Nathan ende sprac. Ghaet henen, ende segt Dauid mijnen knecht.

4

Dus spreect die HERE, ghi en sult mi geen huys timmeren tot eender woninghen,

5

want ic en heb in gheenen huyse gewoont, van dyen dage aen doen ic die kinderen Israel wt voerde, tot op desen dach, mer ic ben geweest daer den tabernacule gheweest is, ende die wooninge,

6

waer ic gewandelt hebbe in gheheele Israel. Heb ic ooc tot eenigen vanden rechters in Israel oyt geseyt, dyen ic gebode te voeden mijne volc ende ghesproken, waerom en timmert ghy my niet een cederen huys?

7

Ga naar margenoot+Dus spreect nv aldus tot mijnen knechte Dauid. Dus seyt die HERE Zebaoth, Ic heb v genomen vander weyden achter die schapen, dat ghy een Vorste sout zijn ouer mijn volc Israel,

8

ende ben met v gheweest, werwaerts ghi henen gegaen zijt, ende heb uwe vyanden wtgeroyt voor v, ende hebbe v eenen name gemaect, als die groote opter aerden namen hebben.

9

Mer ic wil mijnen volc Israel een stede setten, ende wilt planten dattet aldaer woonen sal, ende niedt meer beweecht worden. Ende die kinderen der boosheit en sul-lent niet meer crencken als te voren,

10

ende inden tiden doe ic den rechteren geboot ouer mijne volc Israel, Ende ick wil alle uwe vyanden verootmoedigen, ende vercondigen v dat die HERE v een huys timmeren sal.

11

Ga naar margenoot+Mer als uwe dagen wt sijn, dat ghy wech gaet met uwen vaderen, so wil ic v zaet na v verwecken, dat uwer sonen een sal sijn, dyen wil ic een conincrijc bereyden,

12

dye sal my een huys timmeren, ende ic wil sinen stoele bereyden eewelic

13

Ic wil sijn vader sijn, ende hy sal mijn sone zijn, ende ic en wil mijn ontfermherticheyt nyet van hem keeren, gelijc icse van dyen gekeert hebbe, dye voor v was,

14

Mer ic wil hem setten in mijn huys, ende in mijn conincrijc eewelic, dat sinen stoele stantuastich si eewelic.

15

Ende doe Nathan nae alle dese worden ende ghesichte met Dauid sprac,

16

so quam die coninck Dauid, ende stelde hem voor den HERE ende sprac. Wye ben ic HERE God? ende wat is mijn huys, dat ghi mi tot hier toe gebracht hebt?

17

Ende dat heeft v noch te weynich ghedocht o God, maer hebt ouer dat huys ws knechts noch van verren toecomenden gesproken, ende hebt mi HERE God aengesien van bouen hier neder, gelijc deen mensche den anderen,

18

wat sal Dauid meer tot v segghen, dat ghi uwen knecht heerlic maket?

19

ghi kent uwen knecht HERE om ws knechts wille na uwer herten hebdi alsodanige grote dingen gedaen, dat ghy cont sout doen alle grootheden,

20

HERE ws gelijc en is niet, ende daer en is geen God dan ghi, van welcken wi met onsen ooren gehoort hebben,

21

Ga naar margenoot+Ende waer is een volc opter aerden gelijc v volc Israel, daer een God toegegaen is, om hem een volc te verlossen, ende hem seluen eenen name te maken van groten ende veruaerliken dingen, die heydenen voor uwe volc wt te stooten dat ghi wt Egipten verlost hebt,

22

ende hebt v, uwe volc Israel tot eenen volc ghemaect eewelic, ende ghy HERE sijt haer God gheworden.

23

Nv HERE dat woort dat ghi ghesproken hebt ouer uwen knechte, ende ouer sijn huys, worde warachtich eewelic, ende doet als ghi gesproken hebt,

24

ende uwen name worde warachtich ende groot eewelic, op datmen segge die HERE Zebaoth die God in Israhel, ende dat huys ws knechts Dauids si stantuastich voor v,

25

Want ghi HERE hebt dat oore ws knechts gheopent, dat ghi hem een huys timmeren wilt, Daeromme heeft v knecht geuonden, dat hy voor v soude bidden.

26

Nv HERE ghi zijt God, ende hebt sulc goet uwen knecht gesproken,

27

Nv begint te seggen dat dat huis ws knechts voor v eewelic si, Want wat ghy HERE segent, dat is eewelic gesegent.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
ij.re. vij.

margenoot+
B vers 7

margenoot+
C vers 11

margenoot+
D vers 21


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken