Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

God die HERE vertoont hem als een die met den Ioden ende heydenen te rechte sitten wil, haer aenclagen ende verantwoort hooren, ende hi verwijt daer mede den volcke Israhel sine weldaden ende hare ondancbaerheyt

Dat .xli. Capittel.

1

Ga naar margenoot+LAet die eylanden voor mi swijgen, ende die volcken voor mi stercken,

2

laetse herwaerts toe treden, ende spreken, laet ons met malcanderen rechten wie heeft den gerechten vanden opganck verwect? Wye riep hem dat hi ginc? wie gaf die heydenen ende coningen voor hem? dat hi haerder machtich wert? ende gafse sinen sweerde ghelijc als stof? ende sinen boge gelijc verstroyde stoppelen?

3

dat hi haer veruolchde, ende tooch door met vrede, ende hi en wert des weges niet moede.

4

Wie doet ende maect ende roept alle menscen deen voor dander nae, vanden beginne aen. Ic die HERE, ic bent die beyde deerste ende die laetste roept.

5

Doen dat die eylanden sagen, verscricten si, ende dye eynden der aerden waren verbaest.

6

Si genaecten, ende quamen bi, deene holp den anderen, ende sprack tot sinen naesten, sijt goets moets

7

Die timmerman nam den goutsmit tot hem, ende si maecten metten hamer dat blec glat opten aenbeelt, ende seiden, het is goet datmen het beelt aenhechte met nagelen, op dattet niet en waggele

8

Ende ghi Israhel mijn knecht, Iacob dien ic wtuercoren hebbe, o du saet Abrahams mijns beminden,

9

dyen ic gesterct hebbe vanden eynde der aerden, ende geroepen van dijnen gheweldighen, ende ic sprac tot v, ghi sult mijn knecht sijn, ic verkiese v, ende en verworpe v niet.

10

En sijt niet versaecht, ic ben met v, en wijct niet, want ick ben dijn God, ic stercke v. Ic helpe v oock, ic houde v ooc metter rechter hant mijnder gerechticheyt,

11

siet, si sullen tot eenen spot, ende tot schande worden, alle die gene die op v gram sijn, si sullen worden gelijck als niet, ende die lieden die met v twisten, die sullen vergaen

12

ia dat ghi ooc na hen sult vernemen, ende ghi en sultse niet vinden, die lieden die met v kijuen, die sullen worden als niet, ende die lieden die tegen v strijden, die sullen een eynde hebben.

13

Wandt ick ben die HERE dijn God, die dijne rechter hant sterct, ende tot v spreeckt En versaecht v niet, ic helpe v

14

Daeromme en veruaert v niet o ghy wormken Iacobs, o ghi arme hoopken Israhels, ic helpe v, spreeckt die HERE, ende dijn verlosser die heylighe in Israel,

15

siet, ic hebbe v tot eenen scharpen nieuwen dorschwagen gemaect, ende tot eenen getanden vleghel op dat ghi die bergen dorsscet ende vermaelt, ende dat ghy die houelen tot kaf maect,

16

ghi sultse verstroyen, ia datse die wint wech sal voeren, ende den draeiwindt verweysteren, Maer ghi sult vrolic sijn inden HERE, ende ghi sult v verbliden inden heyligen in Israhel.

17

Ga naar margenoot+Die allendige ende arme soecken water, ende daer en is geen, hare tonghe verdorret van dorste, maer ick die HERE wilse verhoren. Ic die Godt Israhels en wilse niet verlaten.

18

Mer ic wil wateruloeden op die hoochte openen, ende fonteynen midden opten velde, Ic wil die woestine tot een zee, ende dat dorre lant tot water aderen maken,

19

ic wil inder woestine setten Cederboomen ende Myrren, ic wil opten velde geuen, dennen, bueken, ende boschomen (oft palmboomen) met malcanderen,

20

op datmen sie, ende bekenne, ende mercke en versta, dat die hant des HEREN sulcx doet, ende dat die heylige in Israel sulcx hebbe gedaen.

21

Daeromme laet uwe sake voort comen, spreect die HERE, brengt hier voor handen waer op dat ghi staet spreect die coninc in Iacob,

22

laetse herwaerts treden, ende ons vercondigen, wat toecomende is, vercondicht ons wat gescieden sal, datment te voren prophetere, laet ons metter herten daer op acht hebben, ende mercken, hoe dattet namaels ghaen sal, oft laet ons doch horen, wat daer toecomende is,

23

verclaert ons wat hier na gescieden sal, so willen wi dan mercken dat ghi god sijt. Ic torte v, doet goet, of doet quaet, soo willen wi daer van spreken, ende met malcanderen bescouwen, s

24

siet ghi sijt niets niet, ende uwe doen en is ooc niet Ende uwe verkiesinge is eenen Ga naar margenoota grouwel

25

Mer ic verwecke eenen van noorden, ende coemt vanden opganc der sonnen, die sal in mijnen name prediken, ende hi sal ouer die machtige ghaen, ghelijck als ouer leem. Ende hi sal dat slijc treden, gelijc als die potbacker,

26

wie can yet van beginne voorseggen? so willen wijt bekennen oft vanden voorgaenden dingen?? so willen wi seggen, ghi spreect recht, mer daer en isser nyet een die wat vercondighe, noch yemant die wat siet noch ooc eenighe die van v lieden een woordt hooren mochte.

27

Ick ben deerste die tot Sion seydt, siet daer ist, ende ic gheue Hierusalem Euangelisten,

28

mer daer ic op sie, daer en isser ooc een nyet, ende ick sie onder haer, so en isser niet een die raet gheue, ende als ick haer vraghe, soo en antwoort daer nyemant

[pagina *]
[p. *]

29

siet, het en is anders niet, dan enckel moeyte, ende ghancsch niet met haren doen. Haer godekens (oft beelden) en sijn anders niet dan wint ende ydelheydt.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
C vers 17

margenoota
Grouwel, dat is die verlatinge der suuerder waerheyt ende scrift ende des warachtighen Goods, ende een toeulucht, totten valscen leeringen ende afgoden oft versierden Goode dienst prouer. xi.c. Sapi. x Da. vi


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken