Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ God voorseyt door den propheet die toecomst ons salichmakersr Door den welcken ooc die heydenen tot een volc Gods aengenomen sullen worden, Ende hier wt wijst hi dat hi alleen die warachtige God is. Hi vermaent daer ooc der voorledene weldaden, op dat si des te beter die toecomende beloftenissen souden gelouen

Dat .xliij. Capttel.

1

Ga naar margenoot+ENde nv spreect die HERE die v ghescapen heeft, o Iacob, ende v, o Israhel ghemaect heeft. En veruaert v nyet, want ic v verlost hebbe, ic heb dy met dijnen name gheroepen. Ga naar margenoot+ Ghy sijt mijn

2

want als ghi door dwater gaet, so wil ic bi v sijn, dat v die stroomen niedt en verslinden. Ende als ghy int vier gaet, so en sult ghi v niedt verbernen, ende die vlamme en sal v niet verstricken.

3

Want ic die HERE dijn God, die heylighe in Israhel, ben dijn verlosser Ic hebbe Egipten, Moorenlant, ende Sela in v plaetse tot een versoeninghe gegeuen,

4

want ghi so weert voor mijnen oogen gheacht warest, daeromme moetstu ooc heerlic sijn, ende ic hebbe v lief, daeromme gheue ic ooc menschen in dijn plaetse, ende volcken voor dijn siele (oft leuen)

5

Daeromme en verslaet v niedt, want ic ben bi dy, Ic wil vanden oosten uwe saet te samen brenghen, ende ick wil v vanden westen bi een versamen,

6

ende ic wil seggen tegent Noorden, geeft herwaerts. En tegent Suyden, En keeres niet, brengt mijne sonen van verre herwaerts. Ga naar margenoot+ Ende mijne dochteren vanden eynde der weerelt,

7

te weten alle die met mijnen name ghenoemt sijn, die ic ghescapen hebbe tot mijnder heerlicheyt, ende hebbe haer toe bereet ende gemaect.

8

Laet hier voor comen dat blinde volc, welcke nochtans ooghen hebben, Ga naar margenoot+ ende doouen, die nochtans ooren hebben.

9

Laet alle die heydenen tsamen comen te hoope, ende alle volcken verghadert worden, wie isser onder haer, dye sulcken dinc vercondigen mach. Ende dien ons te voren hooren late wat gescien sal? Laet haer hare getuyghen brengen ende bewijsen, so salment hooren, ende segghen, Het is die waerheyt.

10

Mer ghi sijt mijne getuyghe, spreect die HERE, ende mijn knecht dyen ic vercoren hebbe, op dat ghi weten sout, ende mi geloouen ende verstaen, dat ict ben. Voor mi en is gheen God gheweest, Ga naar margenoot+ so en salder oock nae mi gheen ander wesen

11

Ic, Ick ben die HERE, ende behaluen mi en isser geen salichmaker.

12

Ick hebt vercondicht, ende hebbe ooc gheholpen, ende ic hebt v doen seggen. Ende daer en is geene vreemde God onder v. Ghi sijt mijne getuygen, spreect die HERE, dat ick God ben

[pagina *]
[p. *]

13

Ic ben geweest, eer den dach gescapen was, Ende daer en is niemant, die yet wt mijnder hant getrecken can Ic doet. Wie wilt keeren.

14

Also spreect die HERE uwe verlosser, die heylighe in Israhel. Ga naar margenoot+ Om dijnen wille hebbe ic tot Babilonien gesonden Ende ic hebbe alle die vluchtige hier onder gestooten, ende die claghende Chaldeen in dye schepen geiaecht.

15

Ic ben die HERE uwe heylighe die v, o Israhel gescapen hebbe, Vwe coninc.

16

Alsoo spreect die HERE, die inder zee eenen wech ende in die starcke wateren eene bane maeckt.

17

Die daer wt brenget waghen, ende peert, ende heyr, ende macht, dat si op eenen hoope daer neder liggen, ende nyet weder op en staen, ende worden wtgebluscht, gelijck vlasch wtgebluscht wort

18

En hebt gheen acht op die oude dingen, ende en denct op die voorledene niet.

19

Want siet Ic wil een nieuwe dinc doen, Ende nv salt opghaen, dat ghi bekennen sult, dat ic passagien inder woestijnen make. Ende riuieren inder wildernissen.

20

Ia dat mi ooc die beesten opten velde sullen prijsen, die draecken ende struysen. Want ic wil wateren inder woestenie, ende waterstroomen int wilde wout geuen, op dat drincken mach mijn volck, Ga naar margenoot+ mijne wtuercorene

21

Dit volc hebbe ic mi toe bereet, dattet mijnen Ga naar margenoota lof soude vercondigen,

22

niet daeromme dat ghi Iacob mi geroepen hebt, ofte om dat ghi Israel om mi gearbeyt hebt.

23

Want voorwaer, ghi en hebt mi niet gebracht die scapen dijns brantoffers. Noch mi gheeert met dijnen offeren Dijnen dienst in spijsoffer en heeft my niet beuallen. Ende ick en hebbe ooc geenen lust gehadt aen dijnen arbeyt in wieroocken.

24

Ooc en hebt ghi my om gelt geenen Calmus gecoft, noch met dat vette dijnre offerhanden en hebt ghi mi niet ghecooct Ia mi hebt ghi in dijnen sonden arbeyt gemaect, ende in dijne misdaet moeyte.

25

Ic, Ic wisch wt dijne ouertredinge, om mijnen wille, noch en gedencke dijnre sonden niet.

26

Brenget toch in my inder memorien Laet ons met malcanderen te recht comen Segget op waer mede dat ghi meent gerecht te sijn?

27

Dijne eerste vader heeft gesondicht, ende dijne leeraers (oft ouerste) hebben tegen mi mishandelt.

28

Daeromme hebbe ick die ouerste vorsten des heilichdoms ontheylicht (of ontwijt) Ende ic hebbe Iacob gebannen ende Israel tot eenen spot gegheuen.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
deu. viij iiij reg. xvij

margenoot+
mat. xxi luc xxiiij.

margenoot+
B vers 8

margenoot+
Exo. x. Deu. iiij.

margenoot+
C vers 14

margenoot+
D vers 20

margenoota
Des heeren lof vercondigen is prediken dye vergiffenisse der sonden ende verlossinge van doot ende helle door Cristum psalmo xxi.e.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken