Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die straffinghe, die hi inden .xl. capittel, begonnen heeft, die besluyt hi hier als inder summa. Hi verwijt haer hare ouertredinghen ende ontrouwe

Dat .xlviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+HOoret dit ghy vanden huyse Iacobs, ghi die metten name Israels genoemt wort, ende wt den water (oft oorspronc) Iuda gheuloten sijt, Ga naar margenoot+ ghy die byden name des HEEREN sweert, ende gedenckeste des Gods in Israel, Mer nochtans niet inder waerheyt noch gherechticheyt.

2

Want si noemen haer wt der heyliger stadt, ende verlaten haer opten God Israels, die daer heet dye HEERE Sebaoth.

3

Ic hebbe te voren vercondicht dit toecomende, het is wt mijnen monde gecomen, Ende ic hebt doen seggen. Ic doet ooc bottelijcken dattet coemt,

4

want ic weet, dat ghi hart sijt, ende dijnen neck heeft een yseren ader, ende dijn voorhooft is metalen.

5

Ic hebt v te voren gheseyt, ende ic hebt v doen seggen, eer dant geschiet is, op dat ghi niet seggen en soudet. Mijn godeken heuet gedaen, ende mijn beelt, ende mijn goyken heuet geboden

6

Ga naar margenoot+Sulcx al hoorstu, ende sietstu, ende en hebbet nochtans niet voorseyt. Maer ick hebbe v te voren dit nyeuwe ende verborgen doen seggen, Het welcke ghi niet en wistet,

7

ende nv ist gheschiet, ende niet doen altemael, ende ghi en hebt daer niet eenen dach te voren af ghehoort, op dat ghi niet geseggen en cont,

8

Siet dat wist ic wel, Want du en haddest niet ghehoort, ende ghi en wistet oock niet, ende dijn oore en was noch doen altemael niet gheopent, Maer ic wistet wel, dat ghijt verachten sout, ende daeromme van dijns moeders lichaem aen, sijt ghy een ouertreder genoemt.

9

Daeromme ben ick om mijns naems wille lancmoedich, ende om mijnre eeren wille, wil ick my om dijn profijt bedwingen, dat ghi nyet wtgeroeyt en wort.

10

Siet, ic wil v reynigen, maer niet als siluer Maer ic wil v wtuercoren maken inden ouen der allenden, ende dat om mijnen wille,

11

Ia om mijnen wille, so wil ict doen, op dat ic niedt veracht en worde, want ic en wil mijn eere gheenen anderen gheuen

12

O Iacob, hoort na mi, ende Israel, dien ic geroepen hebbe, Ick kent, Ic ben die eerste, daer toe ooc die laetste.

13

Mijn hant heeft dat aertrijc gefundeert Ende mijn rechter hant heeft den hemel omspannen Wat ic roepe, dat is terstont daer Vergadert v alle ende hoort.

14

Wie isser onder dese, die sulcx vercondigen can? Die HERE bemint hem. Daeromme sal hi sinen wil aen Babel, ende sinen arm aen die Chaldeen bewijsen.

15

Ic, Ia ic hebt geseyt, Ic hebbe hem geroepen, ic wil hem ooc laten comen, ende sijn reyse sal hem ooc ghelucken.

16

Tredet herwaerts tot mi, ende hoort dit. Ic en hebt niet int heymelijcke voorseyt Het is ter tijt geschiet, doen ic daer was. Maer nv

[pagina *]
[p. *]

seynt die HERE Zebaoth mi ende sinen geest.

17

Also spreect die HERE dijn verlosser, die heylige in Israel. Ic ben die HEERE v God, dye v leert so wat profitelic is, ende leyde v op den wech daer ghi op gaet.

18

Och oft ghi op mijn geboden mercte, so soude dijnen vrede sijn, gelijc eenen waterstroom, ende dijn gerechticheyt, ghelijc als die goluen vander zee,

19

ende dijn saet soude sijn, ghelijc als sandt. Ende dye vruchte dijns lichaems, gelijc als sandt koornkens, welcx name niet en soude wtgeroeyt worden, noch vernielt voor mi.

20

Gaet wt van Babel, ende vliet van Chaldeen, met eenen vrolijcken roep. Vercondicht, ende latet hooren, Verbreydet tot aen der werelt eynden toe. Segt, Die HERE heeft sinen dienaer Iacob verlost, Ga naar margenoot+

21

Ende si en hebben gheenen dorst gheleden, doen hise inder woestijne leyde, Hi dede haer dat water wter steenrootse vloeden, Hi schoorde die steenrootse, ende dat water ran daer wt, Mer die godloosen (spreect die HERE) en hebben gheenen vrede.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
Hier. iiij

margenoot+
B vers 6

margenoot+
Nu. xx. Gene. xi


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken