Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die HERE verwijt Israhel ende Iuda haren afual, ontrouwe tot ouerspel ende afgoderie.

Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde die HEERE sprac tot mi in die tijt des conincx Iosie, Hebt ghi ooc gesien wat Israel die afuallighe gedaen heuet? Si is op alle hooge bergen gegaen ende onder alle groene boomen, ende bedreef daer hoererie.

2

Ende ic seyde doen si sulcx alle ghedaen hadde. Bekeert v tot mi, maer si en bekeerde haer niet.

3

Ende hoe wel dat die verharda Iuda, haer suster gesien heeft, hoe dat ic die afuallige Israhel om haer ouerspel gestraft hebbe, ende haer verlaten, ende haer eenen scheytbrief gegeuen hebbe. Nochtans en veruaert haer die verstocte Iuda haer suster niet, mer si gaet, ende bedrijft ooc hoererie,

4

Ende vanden gecrijsch haerder hoererije, so is dat lant veronreynicht, Ga naar margenoot+ Want si doet ouerspel met steen ende hout.

5

Ende in desen allen en bekeert haer die verharde Iuda haer suster niedt tot mi wt gansscher herten, mer si weyffelt also seyt die HEERE

6

Ende die HERE sprac tot mi die afuallige Israel is vromer (ende oprechter) dan die trouweloose Iuda

7

Gaet henen, ende predict tegen den noorden, ende segt, keert doch weder O afuallige Israel, spreect die HERE so en sal ic mijn aensicht van v niet wenden,

8

want ic ben bermhertich, spreect die HERE, ende ic en wil nyet eewelic gram sijn, Maer niedt meer dan slechts en belijdt v misdaet, dat ghi tegen den HEERE ghesondicht hebt, ende dat ghi hier ende daer geloopen hebt

[pagina *]
[p. *]

tot vreemden afgoden, onder alle groene boomen, ende ghi en hebt mijn stemme niet gehoort, spreect die HERE

9

O ghi afuallige kinderen bekeert v seyt die HERE, want ic wil v trouwen, ende wil v halen, also datter eene een geheele stadt, Ga naar margenoot+ ende twee een gansch lant leyden sullen, ende ic wil v brengen tot Zion

10

Ende ic wil v herders geuen, na mijnder herten, die v weyden sullen met leere ende wijsheyt.

11

Ende het sal gescieden, als ghi ghewassen ende datter uwer veel geworden is inden lande, so salmen seyt die HERE ter seluer tijt niet meer spreken vander Arcken des verbonts des HEREN. Noch ter seluer tijt niet meer gedencken, noch daer van beroemen noch die besoecken, noch aldaer meer offeren,

12

Maer men sal ter seluer tijt Hierusalem heeten des HEEREN throon (oft stoel) Ende alle heydenen sullen derwaerts versaemt worden, om des HEREN naems wille tot Hierusalem. Ende si en sullen niet meer wandelen, na die gedachten haerder booser herten

13

Ter seluer tijt sal dat huys Iuda gaen totten huyse Israels, ende si sullen tsamen comen vanden noorden, int lant dat ic uwen vooruaders tot een erffenisse gegeuen hebbe,

14

Ende ic segt v toe, So wil ic v so veel kinderen geuen, ende dat lieflic lant (die schoone erffenisse) te weten die keerne der heydenen. Ende ic gelooft v dat ghi mi als dan heeten sult, O lieue vader, ende sult van mi niet wijcken

15

Ga naar margenoot+¶ Mer dat huys Israels en acht mi niet gelijc als een wijf haren boel niet meer en acht, spreect die HERE.

16

Daerom salmen een claghelick huylen, ende weenen der kinderen Israel hooren, op de hoochten, om dat si quaet gedaen hebben, ende hebben des HEREN haers Gods vergeten,

17

daeromme keert v weder, O ghi afuallige kinderen, so sal ick v ghesont maken van uwer ongehoorsaemheyt

Siet wi comen tot v, wandt du bist die HERE onse God.

18

Warachtelick het is enckel bedroch metten hueuelen ende met allen bergen

19

voorwaer Israel en heeft geen hulpe, dan aenden HERE onsen God. Ende onser vooruaders stichtingen (oft arbeyt) die wy van ioncx op gehouden hebben, die moeten met schande vergaen, tsamen met haren scapen, runderen, sonen, ende dochteren.

20

Want daer wi ons op verlieten, dat is ons nv enckel schande, Ende daer wi op betrouden, dyes moeten wi ons nv scamen, want wi daer mede tegen den HERE onsen God sondichden, beyde wy ende onse vooruaders van ioncx op, Iae ooc tot op desen dach van heden toe, Ende en sijn niet gehoorsaem gheweest der stemmen des HEREN ons Gods.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 4

margenoot+
C vers 9

margenoot+
D vers 15


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken