Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Hy beclaecht haer hertneckigheyt, datse haer nyedt en willen bekeeren, Ende daeromme vercondicht hy haer straffinghe, so verde si haer niet en beteren.

Dat .viij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAeromme segt tot haer. Also seydt dye HERE. Waer isser doch yemandt als hi valt, dye nyedt gheerne weder op en stont? Waer is doch yemant als hy verdoolt is, die nyedt gheerne weder op den rechten wech en quame?

2

Nochtans so wil dit volck verdoolt ghaen te Ierusalem, altijdt voort, ende voort, Sy houden haer soo vast aenden valschen Goods dienst, dat si haer niedt en willen laten af keeren,

3

Ick sie ende hoore, dat si nyedt rechts en leeren. Daer en isser nyedt een, die zijn boosheyt leedt ware, die sprake. Waeromme heb ick dat ghedaen? Ga naar margenoot+ Sy loopen alle haren loop, ghelijck eenen rasenden hengst in eenen strijde.

4

Eenen oyuaert onder den hemel weedt sinen tijdt. Een tortelduyue, crane ende swaluwe mercken op haren tijt, wanneer si wedercomen sullen, Mer mijn volck en wil dat recht des HEEREN nyet bekennen.

5

Hoe condt ghy doch ghesegghen? Wi weten wat recht is, ende hebben die heylige schrift voor ons? Het is doch enckel loghen, so wat dye scriftgheleerden insetten.

6

Ga naar margenoot+Daeromme moeten sulcke leeraers te schanden verschrickt ende gheuanghen worden, Wandt wat connen si goets gheleeren, aenghesien dat si des HEREN woort verworpen.

7

Daeromme wil ick hare wijuen den vreemden gheuen, ende haer ackers, den ghenen dye haer veriaghen sullen, Wandt si alle gader ghierich zijn, beyde cleen ende groot, Priesters, ende Propheten leeren eenen valschen Gods dyenst,

8

Ende si troosten mijn volck in haer ongheluck, op dat zijt cleen achten souden, Ga naar margenoot+ ende segghen Tis al goet, Tis al goet, alst daer nochtans niedt wel en gaet.

9

Daeromme sullen si beschaemt blijuen, want si sulcken grouwel bedrijuen. Hoe wel si nochtans onghescheynt willen zijn, ende si en willen haer niedt schamen, Daeromme moeten si vallen ouer eenen hoope. Ende als ickse versoecken sal, so sullen si vallen seyt die HERE.

10

Ick wilse alsoo aflesen seydt dye HERE datter niedt een druyue aenden wijnstock, Ga naar margenoot+ noch niet een vijghe aenden vigheboom bliuen en sal, Iae dat die bladeren oock afuallen sullen. Ende so wat ic haer ghegeuen hebbe, dat sal haer ghenomen worden,

11

Waer sullen wi dan wonen? Ia versaemt v dan, ende laedt ons in die vaste steden trecken, ende aldaer hulpe verwachten. Want die HERE onse God sal ons helpen met eenen bitteren dronck, om dat wi so ghesondicht hebben tegen den HERE,

12

Ia verlaedt v daer op, Ten sal gheen noot zijn, hoe wel datter nochtans niet goets voor handen en is, Ende dat ghi sult ghesont worden, Hoe wel datter nyet dan enckel schade aenstaende en is.

13

Dan salmen hooren dat haer peerden bereyt snuyuen tot Dan waerts, Ende hare hencxten briesschen, Ia dattet ganssche lant daer af beuen sal. Ende si ruysschen daer genen, ende sullen dat lant op eten, met al

[pagina *]
[p. *]

tgeen datter in is, die stadt met allen den genen dye daer in woonen,

14

Siet bouen dien wil ic onder v lieden slangen ende baselisken seynden, die haer niet en laten besweren, die sullen v steken (oft bijten) seyt die HERE,

15

Daer wil ick mi in mijnder moeyte ende mijns iammers vertroosten.

16

Siet dye dochter mijns volcx sal screyen, wt verren lande herwaerts. Ga naar margenoot+ En wil die HERE niet meer een God sijn tot Zion? Oft en sal hi gheenen coninck meer hebben? Ia waerom hebben si my also vertoornt door hare beelden, ende vreemden onnutten Gods dienst?

17

den oogste is geleden, den somer heeft een eynde, ende wy en hebben geen hulpe vercregen.

18

Mi iammert hertelijcken, dat mijn volc also verderft is,

19

Ic vercricke my, Ick ben verbaest. En isser dan geen salue meer in Gilead? Oft en isser geen medecijn (oft cierurgijn meer) Waerom en is die dochter mijns volcx dan niet gheheelt?

margenoot+
A vers 1

margenoot+
Eze. xx Luc. xv

margenoot+
B vers 6

margenoot+
Deu. iiij Psal. I.

margenoot+
C vers 10

margenoot+
D vers 16


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken