Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Die propheet bewijst sijn sendinge, in wat maniere dat die gheschiet is, Ende tot wien dat si ghesonden is

Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde hi sprack tot mi, Du menschen kint, stelt v op dine voeten, so wil ic met v spreken.

2

Ende doen hi met mi sprac, so wert ic weder vertroost, ende ic tradt op mijne voeten, ende hoorde na hem dye met mi sprack

3

Ende hi sprac tot mi, Du menscen sone, Ic seynde v totten kinderen Israels, tot den afualligen volcke die van mi ghetreden sijn, Si met haren vaderen, hebben tot op desen tegenwoordigen dach teghen mi ghedaen,

4

Maer die kinderen totten welcken ic v seynde, die hebben harde coppen, ende verstocte herten,

5

tot dien sult ghi seggen, Also spreect die HERE der heyrscharen, Si sijn ghehoorsaem, oft si latent, Het is certeyn een ongehoorsaem volck, nochtans sullen si weten, dat daer een Propheet onder haer is

6

Ende du menscen kint, ghi en sult v voor haer nyet vreesen, Ga naar margenoot+ Hoe dat si v veroordeelen. Het sijn voorwaer wederspannige ende steechachtige doornen teghen v, Ende ghi woont onder die scorpioenen, Mer ghi en sult niet vreesen, hoe datse v verordeelen, noch van hare dreigen v ontsetten, Ga naar margenoot+ hoe wel dattet een ongehoorsaem volc is

7

Maer ghi sult haer mijne woorden seggen, Si hooren oft si latent, Want het is een ongehoorsaem volc.

8

Mer du menscen sone, hoort wat ic v segghe, ende weest niet ongehoorsaem, gelijc dat ongehoorsaem volc is. Doet dijnen mont op, ende eet dat ick v gheuen sal,

9

Ende ic sach, ende siet, Doen was daer een handt teghen mi wtghestrect, die hadde eenen besloten brief, dien ontlooc si voor mi,

10

ende hi was bescreuen van buyten, en van binnen. Ende daer stont in gescreuen Claghe, Ach, ende Wee

11

Ende hi sprac tot mi, Du menschen sone, Eet dat voor v is, te weten, desen brief, ende gaet henen ende predict den huyse Israel,

12

Doen dede ic mijnen mont op, ende hy gaf mi den brief te eten,

13

Ende hi sprac tot mi, Du menschen kint, Ghi moet desen brief, dien ick v geue, in dijn lijf eten, ende dijnen buyck daer mede vullen, Doen adt ic hem, ende hi was in mijnen monde so soete als honich

14

Ende hi sprac tot mi, Du menscen kint. Gaet henen totten huyse Israels, ende predict haer mijne woorden,

15

Want ic seynde v niet tot eenen volcke, dat een vreemde reden, ende een onbekende sprake heeft, maer totten huyse Israels,

16

Ia vrylicken niet tot grote volcken, die een vreemde reden, ende een onbekende sprake hebben, der welcker woorden ghi niet verstaen en condt, Ende oft ick v al totten seluen seynde, soo souden si v doch gheerne hooren,

17

Mer dat huys Israels en wil v niet hooren, want si en willen mi selue niet hooren, Dat gansche huys Israels heeft harde voorhoofden, ende verstocte herten,

18

Maer nochtans hebbe ic dijne aensicht hart gemaect tegen haer aensicht, ende dijn voorhooft tegen haer voorhoofden,

19

Ia ic hebbe dijn Ga naar margenoota voorhooft so hart als eenen Diamant, ende harder dan een viersteen ghemaect, Daeromme en versaecht v niet, ende en vreest v niedt voor haer, om dat si een so onghehoorsamen volc sijn

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 6
margenoot+
Mat. x.

margenoota
Hart voorhooft gemaect dat is onuerwinlick ende volstandich ghemaeckt

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken