Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

¶ Een ander openbaringe die den Propheet Daniel gesciet is

Dat .x. Capittel.

1

Ga naar margenoot+INden derden iare des Conincx Cores wt Persen wert den Daniel (dyemen Beltsazer hiet) wat geopenbaert, dat warachtich is, ende van groote saken Ende hi mercte daer op, ende verstont dat ghesichte wel.

2

Ter seluer tijdt was ick Daniel be-

[pagina *]
[p. *]

droeft, wel drie weken lanc,

3

Also dat ic geen lieflicke noch lustige spise en adt, ende daer en quam tot minen monde niet in, noch vleesch, noch wijn, Ic en salfde my ooc niet, tot dat die drie weken gansch om waren.

4

Opten vierentwintichsten dach der eersten maent was ic bi dat groot water Tygris, dat is Hydekel,

5

Ende ic hief mijn ooghen op, ende sach, ende siet, Daer stont een man in witter siden ghecleet. Ende hi hadde eenen gulden gordele omme:

6

Sijn lichaem was gelijc een Hiacinth Sijn aensicht sach gelijc een blixem Sine oogen als een vier vlamme, Sijne armen ende voeten gelijc als een ghebruyneert metael, Ende sijn stemme oft sprake, was ghelijc een groot gheruysch,

7

Ende ick Daniel sach sulcken visioen alleen. Ende die mannen die bi mi waren, en saghens niet, Nochtans soo viel een groote veruaernisse op haer, also dat si vloden, ende borgen haer

8

Ende ic bleef alleen, ende sach dit grote ghesicht, ick verloos alle mijn cracht, ende ic wert zeer ongestelt ende en hadde gheen macht meer,

9

Ic hoorde nochtans zijn stemme, ende als ickse hoorde soe sanck ick neder op mijn aensicht ter aerden.

10

Ende siedt een handt ruerde my, ende holp my op dye knyen ende op dye handen, Ga naar margenoot+ ende sprac tot mi

11

Lieue Daniel merct op die woorden, dye ic met v spreke, Ende heft v op, Want ic ben nv tot v gesonden, Ende doen hy sulcx tot my sprac, soo rechte ic my op ende beefde,

12

ende hy sprac tot my, Daniel en zijt nyedt verbaest, wandt vanden eersten dach aen, dat ghy v herte daer toe gekeert hadt, dat ghijt verstaen mochte, ende dat ghi v castijde voor dijnen HEERE, soo sijn dijne woorden verhoordt, ende ic ben comen om dijnen wille,

13

Maer dye prince ouer dat Conincrijck des landts van Persen dye heeft my eenentwintich daghen wederstaen, Ende siedt Michael een van die principaelste Princen quam my te hulpen, Doen behielt ick dye victorie by den Coninck in Persen,

14

mer nv come ick, om v te onderwijsen, hoe dattet dijnen volcke hier namaels ghaen sal in dye laetste daghen. Want dat ghesicht sal hem noch tot eender langher tijt verstrecken.

15

Ga naar margenoot+Ende als hy sulcx met my sprac, soo sloech ick mijn aensicht neder ter aerden, ende sweech stille,

16

ende siedt een ghelijc een mensche die ruerde mijn lippen, Doen dede ic mijnen mont op, ende sprac tot den ghenen dye voor my stondt, O mijn HERE, mijn lendematen oft leden beuen my inden ghesichte, dat ick gheen cracht meer en hebbe,

17

Hoe soude dan dye knecht mijns Heeren met mijnen Heere moghen spreken? Aenghesien dat daer gheen cracht meer in my en is, ende en hebbe oock gheenen adem meer?

18

Doen ruerde my noch eens een, ghelijc een mensche ghestelt, ende stercte my ende sprac,

19

en vreest niet, O du lieue man, weest te vreden, ende zijt ghetroost. Ende als hy met my sprac, soo vermande ick my ende sprac, wel aen, mijn HEERE spreect, Want ghi hebt mi ghesterct.

20

Ende hy sprac, Weet ghi oock waeromme dat ic tot v ghecomen ben? Nv wil ic weder wech, met den Princen in Persen lant strijden, Maer als ic wech trecke, Siet, soo sal dye Prince wt Griecken landt comen,

21

Nochtans wil ick v verthoonen, wat daer gheschreuen is, ende dat ooc sekerlijck gheschieden sal, Ende daer en is niemandt dye my helpt teghen hem, dan uwe Prince Michael,

22

want ic stont hem ooc bi inden eersten iare Darios des Mediers, dat ick hem holp ende stercte, Ende nv wil ick v verthoonen, wat noch gheschieden sal.

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 10

margenoot+
C vers 15


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken