Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Men sal dye wijshtyt vander ioncheyt aen lief hebben, ende met haer omme gaen, wye hem met haer versellet, die sal god ende die menschen lief hebben.

Dat .viij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ALdus reyct die wijsheyt sterckelick vanden eenen eynde totten anderen, ende si bescict alle dinghen soetelick

2

Dese heb ick gemint, ende wt gesocht van mijnder iuecht, ende ick sochtese mi tot eender bruyt te nemen, ende ick wert een liefhebbere haerder scoonheit,

3

ende die God kent die looft haer heerlicheyt ende die HERE alre dingen heeftse selue lief gehadt

4

want si is een leerersse der onderwisingen Gods, ende een wtuerkiester sijnre wercken. Ende ist dat die rijcdommen inden leuen begheerdt worden, wat mach rijcker gezijn dan die wijsheyt, die alle dingen werct

5

Ga naar margenoot+Ende ist dat ghi segt, dat verstant werct,

6

wat isser onder alle dingen dat meer wercket dan die wijsheyt Ende ist dat yemant die gherechticheyt liefheeft, die arbeyt om wijsheyt, ende si geeft groote duechden.

7

Want si leert soberheyt, ende voorsienicheit ende gerechticheyt, ende duecht, ende niet en is den menscen orbaerlijcker int leuen.

8

Ende ist dat yemant veelheyt van consten begeert so weet si die voorledene dinghen, ende si schattet van die toecomende, si weet die loosheit der redenen, ende die ontbindinghe der argumenten, si weet teekenen ende monstren, Ga naar margenoot+ eer si geschieden, ende dye gheschiedenisse der tijden ende der werelden.

9

Hierom nam ic voor mi, dese tot mi te brengen om daer mede te leuen, wetende, dat si met mi deelen sal vanden goeden, ende si sal mi vriendelic toe spreken, in mijnder sorgen ende verdriet.

10

Ic sal om haren twille eere inder gemeynten, ende byden raetsheren behalen. Hoe wel ic ionc ben,

11

nochtans sal ic verstandich sijn, ende ic sal wonderlijc sijn inder machtiger aenscouwen, ende der princen aensichten sullen van mi verwonderen.

12

Si sullen mi swijgende ontbeyden, ende si sullen mi sprekende aenscouwen, ende als ic vele redenen sal spreken, so sullen si swigen.

13

Hier en bouen, sal ic door haer onsterffelicheit vercrigen, ende ic sal een eewige gedachtenisse achter laten, bi den genen die na my comen sullen.

14

Ic sal die volcken bescicken, ende die natien sullen mi onderdanich sijn.

15

Wreede tyrannen sullen vreesen als si mi hooren, ende in die menichte sal ick gheacht worden ende sterc inden strijde.

16

Ingaende in mijn huys, sal ick met haer rusten, want haer bi wesen en heeft geen bitterheyt, noch met haer te leuen, en heeft geen verdriet, mer blijschap ende vruechde is met haer.

17

Dese dinghen bi mi seluen peysende, ende haerder gedachtich wesende in mijnre herten. Dat so wie hem metter wijsheyt vereenicht, die vint onsterflicheyt

18

ende haer vrientschap is eenen eerlijken lust, ende inden wercken haerder handen is oneyndelijcke rijcdom ende wie met haer gemeynscap heeft, die wort wijs, ende die met haer te rade gaet, die wort heerlic. Hierom ghinc ic al om soeckende, dat ic mi die tot mi soude nemen.

19

Ic was een kint vol natuerlicx begrijps, ende ic had een goet verstant.

20

Ende als ick cloecker was, quam ick tot eenen onbesmetten lichame.

21

Ende doen ick wiste, dat ic mi nyet anders suuer en mochte onthouden, ten ware dat mi

[pagina *]
[p. *]

God gaue, ende dat selue was die hoochste wijsheydt te weten, wiens ghaue dese was, so ghinc ic totten Here, ende ic badt hem, ende ic sprac wt alle mijnder herten

margenoot+
A vers 1

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 8


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken