Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542) (2010)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.50 MB)

tekstbestand






Editeur

Hans Beelen



Genre

non-fictie

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den Bybel met groter neersticheyt ghecorrigeert (Liesveltbijbel 1542)

(2010)–Anoniem Liesveltbijbel–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van die grouwelijcke duysternisse in Egypten, ende die blintheyt der godlosen.

Dat .xvij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+O HERE uwe oordelen zijn groot ende uwe woorden sijn onuertellijc, Ga naar margenoot+ ende uwe raden sijn onbegrijpelijc, om dies wille doolden die menscen die hen van uwer wijsheyt niet en lieten onderwijsen.

2

Want als die ongerechte wanen, dat si uwe heylige natie moegen verheeren, geboeyt zijnde met den banden der duysternissen, ende der langer nacht, besloten onder den dagen, vluchtich der eewiger vooesienicheyt

3

Ende als si wanen te schuylen inden duysternissen haerder sonden, so sijn si midts den duysteren bedecsele der vergetenheit verstroyt, veruaerlijck scroemende, ende verstoort met te veel grote verwonderinge.

4

Want noch die speluncke diese onthielt, en bewaerdese niet sonder vreese, want dat nedercomende geluyt verstoordese, ende vele veruaerlike ende vreemde versciningen, verscrictense zeer.

5

Ga naar margenoot+Ende geen cracht des viers, en mocht hen lichte gheuen, noch die blinckende vlammen der sterren en mochten dyen eyselijken nacht niet verlichten.

6

Maer hen openbaerde een onuerhoets vier vol vreesen, ende sloech met vreesen dyes aensichts, dat niet gesien en wert, achtende si arger te wezen die dingen diemen sach

7

ende die bespottingen der swerter const waren daer toe ghesedt, ende die stoute wijsheidt is haer tot berispinge ende smaet gheweest.

8

Want die ghene die beloofden vreesen, ende verstooringen vander quelender sielen te verdriuen dese queelden selue, vol vreesen met bespottinge.

9

Want hoe wel si hen niet van seltsamen dingen en verstoorde, si werden nochtans beweecht ende beuende verghingen si, midts den doorganck der dyeren,

10

ende blasinge der serpenten, ende si loochenden dat si die lucht sagen, dye nyemant met eenige redene ontulien en mach.

11

Want die alder quaetste dingen voorcomen dicwils midts wroeginge der conscientien. Ga naar margenoot+ Want om dat die scalcheyt vreesachtich is, so geeft si getuych der verdoemenissen. Want een verstoorde conscientie, neemt altoos wreede dingen voor.

12

Vreese en is anders niet, dan een bewisinghe datmen hulp soect, ende bescerminge hem te verantwoorden.

13

Ende hoe die hope van binnen mindere is, hoe si meer die onsekerheyt der saken, daer si pijne om lijdet, verworpt.

14

Mer die in die vermogende nacht quamen, ende vanden nedersten, ende vanden hoochsten ouercomende, sliepen si den seluen slaep,

15

somtijden werden si midts vreese der seltsamer dingen gequelt, altemet ontbraken die sielen midts aenbrenginge.

16

Hen ouerquam een onuersieninge ende ongehoopte vreese.

17

Daer na wast, als dat yemant van hen daer neder was geuallen, die wert in die geuanckenisse bewaert nochtans sonder yseren besloten.

18

Want was yemant een doorpman, of een herder, Ga naar margenoot+ of een ackerman dyen dat gebuerde, so gedoochde hi eenen onuerdrijflijcken noot. Want si waren alte samen met eender ketenen der duysternissen tsamen ghebonden.

Weder dat het eenen blasenden gheest was, of tusschen dicke tacken der boomen, het soete geluyt der voghelen, of cracht des waters, dat seer neder liep, of groot geluyt van afgeworpenen steenen of hateliken lope der spelender dieren, oft een stercke stemme der

[pagina *]
[p. *]

loeyender beesten, oft den wederluydende galm vanden alderhochsten bergen dedese ontbreken van vreesen

19

Want alle dat aertrijc wert verlicht met blinckenden lichte ende wert met onbeletten wercken onthouden.

20

Maer ouer die alle was eenen swaren nacht gheset een beeldt der duysternissen, die ouer hen comen soude. Aldus waren si hen seluen die swaerste duysternissen.

margenoot+
A vers 1
margenoot+
Ro. ix psal. xl.

margenoot+
B vers 5

margenoot+
C vers 11

margenoot+
D vers 18


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken